ECLI:NL:GHDHA:2022:2003

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
2200001421
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan liquidatie en verstrekken van cruciale informatie voor de voorbereiding en afwikkeling van de moord

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die medeplichtig werd geacht aan de liquidatie van een persoon. De verdachte was eerder vrijgesproken door de rechtbank Rotterdam, maar het openbaar ministerie stelde hoger beroep in. De verdachte werd beschuldigd van het verstrekken van cruciale informatie aan de schutter, die leidde tot de moord op het slachtoffer op 25 oktober 2018. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk middelen en inlichtingen had verschaft die de schutter in staat stelden het slachtoffer te identificeren en te doden. Het hof baseerde zijn oordeel op de inhoud van een notitie op de iPhone van de verdachte, die informatie bevatte over het slachtoffer, en op de omstandigheden rondom de ontmoeting tussen de verdachte en de schutter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar en een geldboete van €15.000,-. Daarnaast werden er vorderingen tot schadevergoeding van verschillende benadeelde partijen toegewezen, die voortvloeiden uit de moord. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, en concludeerde dat de verdachte een belangrijke rol had gespeeld in de voorbereiding van de liquidatie.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000014-21
Parketnummer: 10-660407-18
Datum uitspraak: 11 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 december 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[medeverdachte 2],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent de in beslag genomen voorwerpen en de vorderingen van de benadeelde partijen beslist als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgeschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (op 25 oktober 2018) is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgeschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (op 25 oktober 2018) is overleden,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 12 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door
-die [medeverdachte 1] een telefoon met daarin drie foto's, te weten een foto van de achterkant van een grijze auto met in de kofferbak een kentekenplaat met het [kentekennummer] en/of een foto met het adres [adres slachtoffer] en/of een foto van een identiteitsbewijs, zijnde de auto en/of het adres en/of het identiteisbewijs van het slachtoffer [slachtoffer], te overhandigen/geven, althans (door middel van anderen) ervoor te zorgen dat die [medeverdachte 1] in het bezit is gekomen van die telefoon;
-de pincode van voornoemde telefoon aan die [medeverdachte 1] te geven, althans (door middel van anderen) er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] in het bezit is gekomen van de pincode van die telefoon, en/of
-die [medeverdachte 1] een (groot) geldbedrag te geven/in het vooruitzicht te stellen, althans (door middel van anderen) er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] een (groot) geldbedrag is gegeven/in het vooruitzicht is gesteld;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgeschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (op 25 oktober 2018) is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 12 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
-die [medeverdachte 1] een telefoon met daarin drie foto's, te weten een foto van de achterkant van een grijze auto met in de kofferbak een kentekenplaat met het [kentekennummer] en/of een foto met het adres [adres slachtoffer] en/of een foto van een identiteitsbewijs, zijnde de auto en/of het adres en/of het identiteisbewijs van het slachtoffer [slachtoffer], te overhandigen/geven, althans (door middel van anderen) er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] in het bezit is gekomen van die telefoon, en/of -de pincode van voornoemde telefoon aan die [medeverdachte 1] te geven, althans (door middel van anderen) er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] in het bezit is gekomen van de pincode van die telefoon
-die [medeverdachte 1] een (groot) geldbedrag te geven/in het vooruitzicht te stellen, althans (door middel van anderen) er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] een (groot) geldbedrag is gegeven/in het vooruitzicht is gesteld;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord/doodslag in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 289/287 jo 47 oplevert, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
-een telefoon met daarin een notitie met foto's relaterend aan het slachtoffer, en/of
-de pincode van voornoemde telefoon, en/of
-een (groot) geldbedrag (als beloning voor de uitgevoerde moord/doodslag voor de schutter);
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2019, te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
a. a) van (een) voorwerp(en), te weten 60.960 euro, althans een groot geldbedrag en/of een Rolex horloge,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, danwel verborgen heeft gehouden of verhuld wie de rechthebbende op dit/die voorwerp(en) is en/of dit/die voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, danwel
b) (een) voorwerp(en), te weten 60.960 euro, althans een groot geldbedrag en/of een Rolex horloge, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019, te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
(een) voorwerp(en), te weten 60.960 euro, althans enig geldbedrag en/of een Rolex horloge, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte wist dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en subsidiair zal worden vrijgesproken, en dat de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof, met het openbaar ministerie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging feit 1
1.
Inleiding: het schietincident
Op 17 oktober 2018 reed [slachtoffer] (hierna ook: “[slachtoffer]” en “het slachtoffer”) omstreeks 10:55 uur in zijn Volkswagen Polo, kenteken [kentekennummer] in de richting van de kruising van de Oudedijk en de Willem Ruyslaan te Rotterdam. Op de kruising blokkeerde een man op een zwarte scooter zonder kenteken de rijbaan. De man pakte een vuurwapen uit zijn tas en vuurde meerdere kogels af in de richting van de auto met daarin [slachtoffer]. De man (hierna: de schutter) schoot direct op de ruit van de bestuurdersdeur van de auto. Het slachtoffer werd door een kogel – onder meer - in zijn hoofd geraakt. Als gevolg hiervan overleed hij op 25 oktober 2018.
De schutter ging er vandoor op zijn scooter. Op zijn vlucht verloor hij zijn helm. Verderop tijdens zijn vlucht kwam de schutter in botsing met een auto. De schutter kwam hierbij ten val, vluchtte vervolgens te voet verder en liet de beschadigde scooter achter op de plek van de aanrijding.
Op enkele meters afstand van de scooter werd door de politie een iPhone SE (hierna: de iPhone) aangetroffen. Op deze iPhone stond in de applicatie “Notities” een notitie met de naam “Bewaarde foto” open (hierna ook: de notitie). De notitie was twee uur vóór het schietincident voor het laatst geopend. In de notitie waren een foto van de identiteitskaart van het slachtoffer, een foto van de kentekenplaat [kentekennummer] en de auto van het slachtoffer en een foto van zijn adres te zien.
2.
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat – kort en zakelijk weergegeven – de verdachte medeplichtig is aan de moord op [slachtoffer]. De verdachte is betrokken geweest bij het aanmaken en verstrekken van de notitie op de telefoon die kort na het schietincident tijdens de vlucht is verloren door de schutter. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het uiteindelijk gepleegde feit, de schimmige wereld waarin het slachtoffer en de verdachte zich begaven, de grote geldbedragen die hierin omgaan en het gegeven dat het in dit milieu nogal eens leidt tot liquidaties, kan gesteld worden dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte gericht moet zijn geweest op de dood van [slachtoffer].
3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de medeplichtigheid aan de moord. Kort en zakelijk weergegeven is daartoe aangevoerd dat het juist is dat de iPhone op enig moment aan de verdachte heeft toebehoord, maar dat de verdachte nooit een ‘moordplan’ heeft gehad. Niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de samenwerking alsmede op het gronddelict. Het zwijgen van de verdachte mag hem daarbij niet worden aangerekend.
4.
Nadere bewijsoverweging
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte medeplichtig is aan de moord op [slachtoffer] en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de inhoud van het dossier en het hiernavolgende stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) de schutter is geweest.
4.1 12
12 Oktober 2018 ’s avonds – [medeverdachte 2] in het NH hotel
De verdachte heeft verklaard dat hij op 12 oktober 2018 ’s ochtends is aangekomen op Schiphol. Omstreeks 19:33 uur arriveert hij samen met zijn zwager [zwager medeverdachte 2] bij het NH Hotel Capelle, gevestigd aan de Barbizonlaan te Capelle aan den IJssel (hierna: het NH-hotel). Uit de camerabeelden van het NH-hotel blijkt dat de auto direct bij de ingang van het NH-hotel geparkeerd staat. Voorts is te zien dat eerst [zwager medeverdachte 2] met een koffer het NH-hotel binnenkomt, direct gevolgd door de verdachte. Het is [zwager medeverdachte 2] die zich bij de receptie meldt en communiceert met de medewerkster van het NH-hotel, terwijl de verdachte zich niet met het inchecken bemoeit en zijn aandacht op het scherm van een telefoon gericht heeft. Het is vervolgens de verdachte die een aantal bankbiljetten aan de medewerkster aanbiedt. [zwager medeverdachte 2] verlaat vervolgens vrijwel direct na het inchecken weer het hotel en de koffer die hij bij zich heeft wordt meegenomen door de verdachte. [zwager medeverdachte 2] rijdt weg in de auto van de verdachte.
De verdachte heeft over de reden dat door [zwager medeverdachte 2] is ingecheckt verklaard dat hij zijn paspoort in de auto had laten liggen. Het hof acht dat volstrekt onaannemelijk. De verdachte was immers in zijn eigen auto bij het hotel gearriveerd, welke direct bij de ingang van het NH-hotel stond geparkeerd. Hij was aldus in de gelegenheid om, direct bij het bemerken dat zijn paspoort nog in zijn auto lag, deze alsnog te pakken. Evenmin verklaart dit waarom [zwager medeverdachte 2] bij binnenkomst direct naar de receptie loopt en incheckt, terwijl de verdachte eerst na hem het NH-hotel binnen gaat en zich vervolgens afzijdig houdt.
Waarom [zwager medeverdachte 2] samen met de verdachte het NH-hotel binnen is gegaan, is geheel niet duidelijk. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat op voorhand vaststond dat de verdachte zich niet onder zijn eigen naam wilde inschrijven bij het NH-hotel en aldus om ‘onzichtbaar/niet traceerbaar’ te zijn.
Uit de locatiegegevens van de iPhone blijkt dat het toestel van 12 oktober 2018 te 19:39:37 uur tot 13 oktober 2018 te 02:03:29 uur het NH-hotel als locatie aangeeft. Dit is de laatst bekende locatie van het telefoontoestel tot het schietincident.
4.2
Nacht van 12 op 13 oktober 2018 – Marconiplein gevolgd door twee trajecten
In de nacht van 12 oktober 2018 naar de vroege ochtend van 13 oktober 2018, hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] vanaf 21:43 uur telefonisch contact met elkaar. Daaropvolgend zijn in een tijdspanne van slechts 13 minuten (tussen 23:58 uur en 00:11 uur) de auto’s in gebruik bij [betrokkene 1], [medeverdachte 3] en [betrokkene 2], welke elk vanuit een afzonderlijke richting kwamen, door dezelfde ARS-camera geregistreerd nabij het Marconiplein te Rotterdam. Enkele minuten later wordt door het telefoonnummer in gebruik bij [betrokkene 2] naar het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 3] gebeld. Op dat moment zijn zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 1] in de omgeving van het Marconiplein. [medeverdachte 1] zit bij [medeverdachte 3] in de auto, zo valt af te leiden uit de telefoongegevens van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbewegingen van de Volkswagen Golf, in gebruik bij [medeverdachte 3].
Vlak daarna, om 00:36 uur, wordt zowel de auto in gebruik bij [betrokkene 1] als die in gebruik bij [medeverdachte 3] met 3 seconden na elkaar en komende vanuit dezelfde richting door de ARS-camera aan het Marconiplein geregistreerd.
Het hof gaat er van uit dat aldaar een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [betrokkene 1] en [betrokkene 2], gelet op de auto- en telefoonregistraties en de omstandigheid dat zij drie seconden na elkaar vertrekken. Dat daar een ontmoeting is geweest leidt het hof ook af uit het hierna te bespreken verloop van de feiten die uiteindelijk uitmonden in het neerschieten van [slachtoffer].
Na het vertrek van beide auto’s ontstaan er twee trajecten.
Traject 1: [betrokkene 1] en [betrokkene 2] – de iPhone met notitie
Nadat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 13 oktober 2018 omstreeks 00:36 uur zijn weggereden vanuit de richting Marconiplein, gaan zij direct naar het NH-hotel. Omstreeks 01:18 uur laat de verdachte de twee mannen binnen in het NH-hotel. Zij zijn bekenden van de verdachte.
Op 13 oktober 2018 om 02:00:59 uur wordt op de iPhone – die tot dat moment nog in gebruik is bij de verdachte – de notitie aangemaakt. De laatste modificatie van de notitie is om 02:02:08 uur. Op vijf momenten tussen 02:00:35 uur en 02:06:19 uur is de applicatie notitie in beeld(focus) op de iPhone te zien. Om 02:05:23 is de simkaart met het telefoonnummer van de verdachte uit de iPhone gehaald. Hierna is er, in tegenstelling tot het gebruik daarvóór, met de iPhone geen verbinding meer tot stand gekomen met het wifi-netwerk van het NH-hotel. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] verlaten omstreeks 02:08 uur het NH-hotel.
Voorts is uit onderzoek gebleken dat de verdachte gebruik maakte van Touch ID om de iPhone te ontgrendelen en dat op 11 oktober 2018 17 keren en op 12 oktober 2018 23 keren gebruik is gemaakt van Touch ID om de iPhone te ontgrendelen. Vervolgens is er op 13 oktober 2018 nog maar één keer een succesvolle Touch ID geweest. Vanaf 02:00 uur, het moment waarop de notitie is aangemaakt, is de telefoon alleen nog maar ontgrendeld door het intoetsen van de toegangscode [code]. Uit onderzoek naar de gebruikersdata van de iPhone is gebleken dat deze code ook voorkwam bij inloggegevens terzake van Vodafone, Eneco en Parkmobile welke aan de verdachte als gebruiker zijn toe te schrijven. Vanaf 15 tot en met 17 oktober 2018 is meerdere keren een foutieve toegangscode ingetoetst terwijl dat eerder niet of nauwelijks het geval is geweest en is in die periode 43 keer succesvol ingelogd met de toegangscode.
Het hof gaat er op grond van voorgaande feiten en omstandigheden vanuit dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in de nacht van 13 oktober 2018 de iPhone hebben meegenomen na de ontmoeting met de verdachte in het NH-hotel, terwijl op die iPhone kort voor de afgifte een notitie is aangemaakt met daarop cruciale informatie omtrent de identiteit van het slachtoffer alsmede zijn adres, vervoermiddel en kenteken.
Het hof gaat er voorts vanuit dat deze notitie is aangemaakt door de verdachte. De voor de notitie gebruikte foto’s bevonden zich immers op diverse locaties in de iPhone (waarvan de verdachte ook uitdrukkelijk heeft erkend dat dit zíjn iPhone was) en zijn ‘in’ die iPhone in één notitie bij elkaar gezet. Vaststaat bovendien dat de iPhone daarbij steeds werd ontgrendeld met de Touch-ID van de verdachte. Eerst daarna is de simkaart uit de iPhone gehaald en enkel nog met de toegangscode [code] geopend. Ook volgt uit de technische gegevens dat de notitie tot het moment dat [slachtoffer] wordt neergeschoten, op diverse momenten wordt geopend zonder dat er ook op andere wijze van de iPhone gebruik wordt gemaakt. Dit alles wijst op bewuste afgifte van de iPhone als opslagmedium, onmiskenbaar ten behoeve van een derde. Voorts blijkt uit het dossier dat de verdachte de beschikking bleef houden over de simkaart, hetgeen diefstal of verlies feitelijk uitsluit.
De notitie is naar het oordeel van het hof doorslaggevend geweest bij de voorbereiding en afwikkeling van het vooropgezette plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. De notitie bevat informatie die rechtstreeks naar het slachtoffer heeft geleid, hetgeen tevens bevestiging vindt in het gegeven dat de iPhone in het bezit is geweest van de schutter ten tijde van het schietincident. De notitie is daarmee zwaarwegend redengevend voor de tenlastegelegde moord op [slachtoffer].
De verdachte heeft niet willen antwoorden op vragen over de precieze toedracht bij de totstandkoming en het doel van de notitie, noch over de afgifte van de notitie in de van de simkaart ontdane iPhone. Bij gebrek van een, deze redengevende omstandigheid ontzenuwende verklaring door de verdachte, gaat het hof dan ook uit van het voorgaande.
Traject 2: [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] – zoeken scooters
Uit onderzoek volgt dat de Volkswagen Golf met daarin [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op 13 oktober 2018 rond 01:21 uur aankomt op [adres 1] te [plaatsnaam], nabij het woonadres van [medeverdachte 1]. Kort daarna, om 01:35 uur wordt op de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen Asus laptop een eerste zoekopdracht uitgevoerd op de verkoopsite www.marktplaats.nl (hierna: Marktplaats) met de term “skipper 125cc”. Direct daarna volgen de termen “Gilera 180CC” en “scooters piaggo”. Te zien is dat er op Marktplaats specifiek wordt gekeken naar zoektermen als “150-125 CC motorscooter”, “125CC watergekoeld” en “180CC Runner”. In de periode vanaf 8 januari 2018 tot het moment waarop voornoemde zoekopdrachten zijn verricht is niet eerder gezocht naar (motor)scooter, skipper of hieraan gerelateerde zaken. Op de Asus laptop staan diverse documenten opgeslagen die onder meer te herleiden zijn naar [medeverdachte 1] als gebruiker.
Bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 3] wordt op het nachtkastje in de slaapkamer een tablet van het merk Lenovo aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat op 13 oktober 2018 tussen 02:24 uur en 02:37 uur met het account onder de inlognaam “[inlognaam]” ([e-mailadres bijnaam medeverdachte 1]) op Marktplaats wordt gezocht naar “Skipper 125cc”, “Piaggio skipper 125cc”, “Gilera runner”, “Piaggio Beverly”, “Honda Dylan”, “125cc” en “Skr 125cc”. Vervolgens wordt later die dag nog op dezelfde website gezocht op “Zip 125cc” en “Gilera Runner 180cc”. De Google ID, die moest worden aangemaakt voor het eerste gebruik van deze tablet, is [e-mailadres 2]. [zus medeverdachte 1] is de naam van de zus van [medeverdachte 1] en de vriendin van [medeverdachte 3]. Zij wordt ook wel “[bijnaam zus medeverdachte 1]” genoemd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij “[bijnaam medeverdachte 1]” wordt genoemd.
Uit onderzoek blijkt dat deze tablet door zowel [medeverdachte 1] als zijn zus werd gebruikt.
4.3
Middag 13 oktober 2018 – Zuidplein
Om 13:09 uur rijdt [medeverdachte 3] met zijn Volkswagen Golf richting [adres 1]. [betrokkene 1] belt rond dat tijdstip naar [medeverdachte 3] en wordt doorgeschakeld naar de voicemail. [medeverdachte 3] keert om richting Zuidplein.
Uit de ARS-gegevens van de Volkswagen Golf en de Audi in combinatie met de telefoongegevens van [betrokkene 1] leidt het hof af dat [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] elkaar op 13 oktober 2018 hebben ontmoet tussen 13:35 uur en 13:50 uur, ergens in de buurt van de woning van [betrokkene 4].
In die tijdspanne (13:35 uur – 13:50 uur), om 13:41 uur, is de iPhone aangezet en tussen 13:43 uur en 13:44 uur is de notitie op de iPhone bekeken.
Om 13:50 uur rijdt de Volkswagen Golf van [medeverdachte 3] in de richting van [adres 1].
Om 14:17 uur wordt de iPhone weer aangezet en wordt wederom gekeken naar de notitie. Op datzelfde tijdstip neemt [medeverdachte 1] het nummer [telefoonnummer] (hierna: [telefoonnummer]) in gebruik. Gebleken is dat dit nummer alleen is gebruikt tussen 13 oktober 2018 vanaf 14:27 uur en 17 oktober 2018 om 12:22 uur en vrijwel alleen voor zaken die, naar hierna verder uiteen zal worden gezet, direct verband houden met het schietincident.
4.4
Middag 13 oktober 2018 – bezichtigen scooter Rijswijk
Om 15:56 uur belde [medeverdachte 1] met een aanbieder van een scooter in Rijswijk. Samen met [medeverdachte 3] gaat hij naar Rijswijk om de scooter te bezichtigen. De beoogde koop in Rijswijk gaat echter niet door.
4.5 14
14 Oktober – aankoop scooter
Uit de verklaring van [betrokkene 3] volgt dat hij in de middag van 14 oktober 2018 samen met een Chinese man – volgens [betrokkene 3] de vriend van “[bijnaam zus medeverdachte 1]” en naar het hof begrijpt: [medeverdachte 3] - en [medeverdachte 1] een helm van [medeverdachte 1] heeft opgehaald. Vervolgens zijn [betrokkene 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gezamenlijk weggereden en vindt een ontmoeting plaats met [verkoper scooter]. Dit is de verkoper van de scooter die, zoals hierna nog zal blijken, door de schutter is gebruikt. [medeverdachte 1] maakt een proefrit op de scooter. Vervolgens wordt de scooter op verzoek van [medeverdachte 1] op naam van [betrokkene 3] gesteld en neemt [medeverdachte 1] de scooter mee.
4.6 15
15 Oktober 2018 – zoekslagen
In de ochtend van 15 oktober 2018 wordt op de Lenovo tablet weer op verschillende tijdstippen op Marktplaats gezocht naar (onder meer) “Gilera runner kappenset” en “wrap folie”. Omstreeks 22:08 uur in de avond wordt er weer op Marktplaats gezocht, ditmaal (onder meer) naar “gilera runners en kappensets”.
Vervolgens wordt om 22:40 uur op de Lenovo tablet via Google gezocht naar “[straatnaam slachtoffer] [woonplaats slachtoffer]”. De woning van [slachtoffer] is gelegen aan de [adres slachtoffer] te [woonplaats slachtoffer]. Er worden 225 beelden opgeslagen van onder meer de straat en de woning van [slachtoffer].
Voorts is op 15 oktober 2018 tussen 21:59 uur en 23:21 uur op de iPhone de applicatie Notitie bekeken en om 21:59 uur en 22:01 uur is de notitie in ieder geval in beeld.
4.7 16
16 Oktober – verkenning
In de vroege ochtend van 16 oktober 2018 is de notitie op verschillende momenten tussen 06:58 uur en 07:34 uur bekeken. Getuigen hebben op die dag en rond die tijd in de directe omgeving van de [straatnaam slachtoffer] (o.a. [straatnaam]) een donker geklede man op een zwarte scooter gezien, waarbij hen opviel dat deze scooter geen kenteken had en dat de voorkap van deze scooter ontbrak. Volgens de getuigen leek het alsof de man rondjes aan het rijden was. Door één van de getuigen wordt benoemd dat de man op enig moment op zijn telefoon aan het kijken was en duidelijk schrok toen die getuige naar hem toekwam om hem aan te spreken. De man reed toen meteen weg. De man droeg een zwarte ‘halve’ helm, dat wil zeggen een helm die niet het hele gezicht bedekt. Deze helm had een glazen bril die je omhoog kon schuiven.
Op veiliggestelde beelden van camera’s in de omgeving van [straatnaam slachtoffer] is in de hiervoor genoemde tijdspanne een donker geklede persoon met een capuchon en een rugtas te zien, die op een gegeven moment op een scooter stapt en rondjes gaat rijden. De persoon draagt dan een helm. Op een camerabeeld welke zicht geeft op de centrale toegangshal van het complex waarin de galerijwoning van de verdachte zich bevindt, gelegen aan de woning van [medeverdachte 1] aan [adres 1], is vervolgens te zien dat rond 08:04 uur een man de hal binnenkomt. De man is geheel in het donker gekleed, heeft een zwarte rugtas bij zich en een helm op zijn hoofd. De helm is soortgelijk aan de helm die na het schietincident is aangetroffen. Ook droeg de schutter een zwarte rugtas. Voorts belt [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer] een paar keer die dag naar [medeverdachte 3].
4.8 17
17 Oktober – het schietincident
Om 06:04 uur straalt het telefoonnummer [telefoonnummer] de zendmast in de omgeving van [adres 1] aan. Tussen 07:47:32 uur tot en met 08:47:26 uur wordt de notitie op de iPhone weer bekeken. Op camerabeelden is te zien dat rond 09:00 uur op [straatnaam] iemand rijdt op een scooter zonder kentekenplaat.
Omstreeks 10:50 uur vindt het schietincident plaats. Zoals hiervoor overwogen gaat de schutter er direct na het schieten vandoor en verliest hij tijdens zijn vlucht zijn helm. Iets verderop wordt de scooter achtergelaten nadat een aanrijding met een auto heeft plaatsgevonden.
Op enkele meters afstand van de scooter treft de politie de iPhone aan.
Van de scooter die door de schutter is achtergelaten, ontbreekt de kentekenplaat. Opgemerkt wordt dat de scooter zeer waarschijnlijk is overgespoten. De binnenzijde van de carrosserie is rood van kleur en dit betreft zeer waarschijnlijk de originele kleur. De buitenzijde van de carrosserie is mat zwart van kleur. Op enkele plekken, voornamelijk waar het kunststof is afgebroken door de aanrijding, is de zwart matte lak afgebrokkeld en hieronder is de "originele" rode onderlaag zichtbaar. Voorts ontbreekt aan de voorzijde van de scooter een complete kunststof kap. Deze kap lijkt niet te zijn afgebroken en is ook niet op de plek van de aanrijding teruggevonden. Het voertuigidentificatienummer betreft [identificatienummer].
Dit voertuigidentificatienummer blijkt oorspronkelijk te zijn voorzien van het kenteken [kentekennummer 3]. Dit kenteken behoort bij een motorscooter van het merk Piaggio L3 type M07. Een dergelijke motorscooter wordt ook vaak aangeduid als Piaggio Gilera Runner M07.
De scooter blijkt dezelfde scooter te zijn als die op 14 oktober 2018 via Marktplaats is verkocht door [verkoper scooter]. Ten tijde van de verkoop was de scooter rood van kleur.
Voorts is de binnenzijde (voorhoofd en oorgedeelte) van de helm DNA aangetroffen. Hierbij is een overeenstemming gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte 1]. Geconcludeerd wordt dat een relatief groot deel van het DNA in deze bemonstering afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1]. De kans dat dit DNA-hoofdprofiel afkomstig is van een willekeurig ander persoon, is kleiner dan één op één miljard. Op de bevestigingsriem van de helm is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Dit DNA kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1] en minimaal één onbekende persoon, waarschijnlijk een vrouw.
Op de contactsleutel die in de scooter is achtergebleven, is een DNA-mengprofiel aangetroffen van [medeverdachte 1] en minimaal 1 ander persoon. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (de bemonstering bevat DNA van [medeverdachte 1] en één willekeurig onbekend persoon) waar is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen) waar is.
Op de tankdop van de scooter is een onvolledig DNA-profiel van een man aangetroffen. Het verkregen DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (de bemonstering bevat DNA van [medeverdachte 1] ) waar is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering bevat DNA van een willekeurige onbekende persoon) waar is.
Rond 11:22:55 uur wordt het telefoonnummer [telefoonnummer] weer actief. [medeverdachte 1] stuurt een sms naar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] bellen daarna een aantal keren met elkaar tussen 11:37 uur en 12:22 uur. Hierna is het telefoonnummer [telefoonnummer] helemaal niet meer gebruikt. Op camerabeelden die zicht geven op de voor- en achterzijde van de centrale toegangshal van het complex waarin de galerijwoning van [medeverdachte 1] zich bevindt, gelegen aan [adres 1] is te zien dat een man die grote gelijkenis met [medeverdachte 1] vertoont, rond 11:32 uur die dag in het complex aankomt en rond 11:58 uur het pand weer verlaat.
Op 17 oktober 2018 belt [medeverdachte 1] naar [betrokkene 3]. [medeverdachte 1] zegt dat de scooter gestolen is en dat [betrokkene 3] aangifte moet doen. Om 11:37 uur belt [betrokkene 3] naar de politie om aangifte te doen van de diefstal van de scooter. [medeverdachte 3] brengt [medeverdachte 1] op diens verzoek naar Tilburg. Later die dag ontmoet [betrokkene 3] [medeverdachte 1] in Tilburg. [medeverdachte 1] geeft instructies wat hij moet vertellen over de scooter: hij moet liegen en mag de naam van [medeverdachte 1] niet noemen bij de politie. Hiervoor krijgt [betrokkene 3] € 150 van [medeverdachte 1]. Volgens [betrokkene 3] beschikt [medeverdachte 1] over veel (bank)biljetten. [medeverdachte 1] koopt kleding en parfum en voor [betrokkene 3] een Nike-shirt. Voorts koopt [medeverdachte 1] een nieuwe telefoon.
4.9 18
18 Oktober 2018 – aankoop zonnebrillen
Op 18 oktober 2018 koopt [medeverdachte 1] 2 namaakzonnebrillen van [getuige 1] en [getuige 2]. Het valt [getuige 1] op dat [medeverdachte 1] letsel heeft. Zijn handen zijn een beetje gekneusd/opgezet en hij loopt een beetje scheef/mank. Desgevraagd vertelt [medeverdachte 1] onder andere aan de verkopers dat hij de dag ervoor een klapper had gemaakt op een 180’er en dat hij werkt met Chinezen. Hij geeft daarbij aan dat het gevaarlijk werk is. De brillen worden contant afgerekend waarbij door [getuige 1] bij [medeverdachte 1] een dikke stapel vijftigjes wordt gezien.
5.
Tussenconclusie
Retrospectief gaat het hof op grond van het voorgaande ervan uit dat het [medeverdachte 1] is geweest die de scooter op 14 oktober 2018 van [verkoper scooter] heeft verkregen, dat hij, gelet op de zoekslagen op de Lenovo tablet op 15 oktober 2018, in ieder geval op die datum in het bezit moet zijn geweest van de iPhone met de notitie, deze heeft bekeken en op het internet met de Lenovo tablet (en op 16 oktober 2018 ook met de scooter) de (woon)omgeving van het slachtoffer heeft verkend en de scooter zelf of door een ander van een andere laklaag heeft (laten) voorzien. Voorts gaat het hof er van uit dat [medeverdachte 1] de notitie in aanloop naar het neerschieten van het slachtoffer op meerdere momenten heeft bekeken, en dat hij het is geweest die het slachtoffer heeft neergeschoten.
De uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van [medeverdachte 1] getuigt van een weloverwogen beslissing om het slachtoffer te doden. [medeverdachte 1] handelde kalm en rustig, zocht het slachtoffer op, en handelde met het schieten zeer direct in de richting van het slachtoffer. Ook de handelingen van [medeverdachte 1] in aanloop naar het feit zoals hiervoor aangehaald onderstrepen de gerichtheid en het planmatige handelen van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft aldus uitvoering gegeven aan een eerder door hem genomen besluit om het slachtoffer van het leven te beroven. Gelet op het tijdpad, zoals hiervoor uitvoerig uiteengezet, stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Er is naar oordeel van het hof geen enkel aanknopingspunt dat [medeverdachte 1] zou hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Hij heeft het slachtoffer dus opzettelijk en met voorbedachte raad gedood. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat hierbij sprake is geweest van (een variant van) medeplegen.
6.
Opzet van de verdachte
Het hof stelt voorop, dat uit het dossier genoegzaam blijkt dat de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van de drugswereld en -handel. De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer “iets deed wat te maken had met de Opiumwet” en dat de verdachte een werkrelatie met hem had. Zo hielp de verdachte het slachtoffer door boodschappen “te vertolken” en hij tolkte bij – naar eigen zeggen - “schimmige zaken”. Ook leverde de verdachte in opdracht van het slachtoffer berichten af aan mensen. Het ging dan om deals. De verdachte heeft verklaard dat hij daar genoeg geld voor kreeg. Bij de verdachte werd in zijn woning een grote som geld gevonden alsmede zeer veel luxe/kostbare lifestyle artikelen. Van enige connectie tussen [medeverdachte 1], de schutter, en het slachtoffer tot het moment dat [medeverdachte 1] het slachtoffer heeft neergeschoten, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat [medeverdachte 1] en het slachtoffer eerder contact met elkaar hebben gehad, direct danwel indirect. Wel is door verschillende personen op de dag van het schietincident en de dag erna waargenomen dat [medeverdachte 1] in het bezit was van veel bankbiljetten respectievelijk een dikke stapel vijftigjes. Het heeft er, gelet op alle feiten en omstandigheden, dan ook alle schijn van dat er sprake is geweest van een liquidatie binnen het drugsmilieu. In dit milieu is geld de spil waar het om draait. Waar in het drugsmilieu in de regel (zeer) grote financiële belangen op het spel staan, worden liquidaties zorgvuldig voorbereid en de keten van ‘actoren’ zo veel mogelijk opgeknipt. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat bij zo’n complex proces van het optuigen en uitvoeren van een liquidatie meerdere personen betrokken zijn. Dergelijke zaken, waaronder ook de onderhavige, laten zich voorts kenmerken door met name technisch bewijs.
6.1
Opzet op de medeplichtigheid
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de notitie met cruciale informatie met betrekking tot het slachtoffer heeft aangemaakt in zijn iPhone en dat hij deze iPhone met bijbehorende toegangscode vervolgens opzettelijk heeft meegegeven aan een ander of anderen, onmiskenbaar ten behoeve van een derde. Deze notitie is uiteindelijk terecht gekomen bij de schutter en in de aanloop naar de moord en kort daarvoor (veelvuldig) bekeken waarna het slachtoffer uiteindelijk is neergeschoten, tengevolge waarvan het slachtoffer is overleden. Daarmee is naar het oordeel van het hof bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het verschaffen van middelen en inlichtingen als bedoeld in artikel 48 aanhef en onder 2 Wetboek van Strafrecht en daarmee is aan het eerste opzetvereiste voor medeplichtigheid voldaan.
6.2
Opzet op het gronddelict
Met betrekking tot het opzet op het gronddelict ontbreekt het in deze zaak aan een verklaring van de verdachte danwel een ander, waaruit het opzet van de verdachte rechtstreeks kan worden gedestilleerd. Het hof neemt bij de beantwoording van de vraag of de verdachte opzet heeft gehad op het (grond)delict, het volgende in overweging.
Wat betreft de aard van het gronddelict en de aard van de gedraging van de verdachte verwijst het hof naar hetgeen het reeds hiervoor heeft overwogen. Er is sprake van een op planmatige wijze uitgevoerde liquidatie – naar het zich laat aanzien binnen het drugsmilieu – waarbij de verdachte opzettelijk cruciale gegevens heeft verschaft omtrent de identiteit van het slachtoffer alsmede zijn adres, vervoermiddel en kenteken, immers is deze notitie diverse keren geraadpleegd in aanloop naar (de verkenning) en kort voor de moord (in de vroege ochtend van 17 oktober 2018).
Wat betreft de omstandigheden waaronder dit is geschied, stelt het hof vast dat de verdachte zelf werkzaam was in het drugsmilieu, onder een andere naam in een hotel verbleef zonder aannemelijke verklaring hiervoor en tijdens een korte nachtelijke ontmoeting aldaar de iPhone met daarop de notitie met daarop cruciale gegevens heeft afgegeven aan personen, die in ieder geval eerder die avond in contact zijn geweest met de schutter. Niet is gebleken van enig ander eerder verband tussen de schutter en het slachtoffer voordat de schutter in het bezit van de iPhone met notitie is gekomen, en het is juist de verdachte die als enige een directe link naar het slachtoffer heeft.
Gelet op deze omstandigheden en op het korte tijdsverloop tussen het aanmaken van de notitie door of met behulp van de verdachte en de moord, is het hof van oordeel dat, naar uiterlijke verschijningsvorm, het ervoor moet worden gehouden dat de verdachte het opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Daarbij betrekt het hof voorts de omstandigheid dat de verdachte geen de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven over (het doel van en de reden voor het afgeven van) de notitie, alsmede dat niet is gebleken van contra-indicaties met betrekking tot het misdrijf en de rol en de wetenschap van de verdachte daaromtrent.
Voorwaardelijke verzoeken ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het voorwaardelijke verzoek gedaan om [betrokkene 2] en [betrokkene 1] als getuige te horen indien het hof hun rol gebruikt in de redenering ten aanzien van de bewezenverklaring van medeplichtigheid tot moord of een ander verband houdende kwalificatie, omdat het hof ook ten aanzien van hen dient vast te stellen met welke opdracht en bedoelingen zij de telefoon hebben overgedragen aan [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1].
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Deze twee getuigen zijn door de politie en de rechter-commissaris gehoord en hebben zich grotendeels op hun zwijgrecht beroepen. Tijdens deze verhoren zijn de onderwerpen waarover de verdediging deze getuigen wenst te horen, reeds aan de orde gesteld. Deze personen hebben dus geheel niet verklaard over de verdachte en het tenlastegelegde.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal kenbaar gemaakt dat (nog) geen uitsluitsel kan worden gegeven of deze getuigen nog als verdachte worden aangemerkt en evenmin of het openbaar ministerie nog voornemens is deze personen te vervolgen.
Bovendien is de vaststelling door het hof dat deze twee personen betrokken zijn geweest bij het vooropgezette plan van de moord op het slachtoffer gebaseerd uitsluitend op technisch bewijs, namelijk de registratiegegevens van de auto en de telefoons en de camerabeelden van het NH-Hotel. Het betreft derhalve technisch bewijsmateriaal dat onafhankelijk van de wil van de betrokkenen bestaat.
Gelet op hetgeen het hof onder 4.2 en 6.2 heeft overwogen over de zwaarwegende redengevendheid van (het doel van en de reden voor het afgeven van) de notitie bij de bewezenverklaring, en het ontbreken van een die redengevenheid ontzenuwende verklaring van de verdachte, ziet het hof geen noodzaak om [betrokkene 2] en [betrokkene 1] dienaangaande als getuige te horen.
De voorwaardelijke verzoeken worden afgewezen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Grotendeels overeenkomstig de rechtbank overweegt het hof ten aanzien van feit 2 als volgt.
In de woning van de verdachte is een contant geldbedrag van (in totaal) € 61.000,- aangetroffen. Dit bedrag bestond onder meer uit coupures van € 500,-. Daarnaast is in de woning een Rolex horloge met een getaxeerde waarde van € 8.350,- aangetroffen. De verdachte was, zoals door hem verklaard en hiervoor al is overwogen, werkzaam in het drugsmilieu. Dit alles rechtvaardigt zonder meer een vermoeden van witwassen. De verdachte heeft geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven, waaruit blijkt dat het geldbedrag en het horloge niet van misdrijf afkomstig zijn. Nader onderzoek naar de herkomst is dan ook niet noodzakelijk. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld en het horloge onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte 1] op
of omstreeks17 oktober 2018 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk een persoon genaamd[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbendie [medeverdachte 1]
en/of (een of meer van) zijn mededader(s)opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijkmet een vuurwapen
eenof meerkogel
safgeschoten op het hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (op 25 oktober 2018) is overleden,
tot
en/of bijhet plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeksde periode van 12 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Rotterdam,
althans in Nederland,opzettelijk
gelegenheid,middelen en
/ofinlichtingen heeft verschaft door
-
door middel van anderen er voor te zorgen datdie [medeverdachte 1]
in het bezit is gekomen vaneen telefoon met daarin drie foto's, te weten een foto van de achterkant van een grijze auto met in de kofferbak een kentekenplaat met het kenteken [kentekennummer] en
/ofeen foto met het adres [adres slachtoffer] en
/ofeen foto van een identiteitsbewijs, zijnde de auto en
/ofhet adres en
/ofhet identitei
tsbewijs van het slachtoffer [slachtoffer],
te overhandigen/geven, althans (door middel van anderen) er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] in het bezit is gekomen van die telefoon,en
/of
-
de pincode van voornoemde telefoon aan die [medeverdachte 1] te geven, althans (door middel van anderen
)er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] in het bezit is gekomen van de pincode van die telefoon
-
die [medeverdachte 1] een (groot) geldbedrag te geven/in het vooruitzicht te stellen, althans (door middel van anderen) er voor te zorgen dat die [medeverdachte 1] een (groot) geldbedrag is gegeven/in het vooruitzicht is gesteld;
2.
hij op
of omstreeks19 februari 2019, te Capelle aan den IJssel,
althans in Nederland,
a.
a) van (een) voorwerp(en), te weten 60.960 euro, althans een groot geldbedrag en/of een Rolex horloge,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, danwel verborgen heeft gehouden of verhuld wie de rechthebbende op dit/die voorwerp(en) is en/of dit/die voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, danwel
b) (een)voorwerp
(en
), te weten
60.960 euro, althanseen groot geldbedrag en
/ofeen Rolex horloge,
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat
dat/die voorwerp
(en
)geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waswarenuit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:

medeplichtigheid aan moord.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de moord op zijn oom. Op een druk kruispunt in een woonwijk heeft de schutter op klaarlichte dag meer dan tien kogels afgevuurd op de auto waarin het slachtoffer zich op dat moment bevond. Hij werd in de hals en het hoofd getroffen en is zwaar gewond naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar hij een week later ten gevolge van zijn verwondingen is overleden.
Deze moord heeft vermoedelijk plaatsgevonden in het drugsmilieu waarin zowel de verdachte als zijn oom werkzaam waren en kan worden geduid als een liquidatie. In deze wereld van zware criminaliteit wordt het leven, te beschouwen als het hoogste goed van een persoon, kennelijk ondergeschikt geacht aan andere (financiële) belangen.
De verdachte, die naar eigen zeggen binnen het drugsmilieu werkte als tolk voor zijn oom, heeft een iPhone met daarin een notitie met cruciale informatie over de identiteit, het adres en het vervoermiddel van zijn oom aan anderen verstrekt. Deze notitie is uiteindelijk bij de schutter terechtgekomen. Met behulp van deze notitie heeft de schutter de oom van de verdachte kunnen identificeren en opsporen, waarna zijn oom op straat is geliquideerd.
Uit de slachtofferverklaringen alsmede de toelichtingen op de vorderingen van de benadeelde partijen volgt dat aan de nabestaanden veel leed is toegebracht. Zij zullen verder moeten leven met de kennis dat hun echtgenoot of vader is vermoord en het gemis van hun dierbare is niet in woorden uit te drukken. Zij zullen dit hun verdere leven met zich moeten meedragen.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 21 jaren een passend uitgangspunt is voor deze aparte categorie van moord, te weten een liquidatie.
Nu de verdachte als medeplichtige wordt veroordeeld zal het hof een derde in mindering brengen op voornoemd uitgangspunt. Het hof ziet bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf geen aanleiding om rekening te houden met de inmiddels in werking getreden Wet straffen en beschermen zoals door de verdediging is verzocht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 61.000,- en een Rolex horloge. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Gelet op de vermogensrechtelijke aard van dit delict en de achtergrond van het milieu waarin de verdachte verkeerde en het feit zich heeft voltrokken, acht het hof een forse geldboete passend en geboden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
In beslag genomen voorwerpen
Ten aanzien van het horloge (Rolex Submariner) en de geldbedragen die in beslag zijn genomen en nog niet zijn teruggegeven, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 2 primair bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het in beslag genomen replica horloge (Rolex Explorer II) moet worden teruggegeven aan de verdachte. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de artikelen 36c en 36d Wetboek van Strafrecht (Sr) geen grondslag bieden voor onttrekking aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit van één replica Rolex horloge – gelet op het bepaalde in artikel 337 lid 2 Sr – niet in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Vorderingen tot schadevergoeding
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 1]
De rechtbank heeft de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Nu de vordering in hoger beroep niet wordt gehandhaafd, is deze niet meer aan de orde in hoger beroep.
Overige vorderingen tot schadevergoeding
Voorafgaand aan de beoordeling van de vorderingen van de benadeelde partijen overweegt het hof als volgt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer]. De nabestaanden van [slachtoffer] (weduwe en kinderen) hebben zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend. De gestelde geleden schade is mede het gevolg van de gedragingen van de verdachte. Voor zover het hof de vorderingen voor toewijzing vatbaar acht, zal het hof uitgaan van hoofdelijke aansprakelijkheid.
i.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, tot primair een bedrag van € 32.999,95 (bestaande uit € 2.999,95 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade) en subsidiair tot een bedrag van € 16.499,95 (bestaande uit € 1.499,95 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op de vordering dient te worden beslist conform de wijze waarop de rechtbank dat heeft gedaan.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.477,54 aan materiële schade is geleden. Dit bedrag omvat de kosten voor levensonderhoud ad € 500,-, de kosten voor lijkbezorging ad € 932,04 en de reiskosten naar het ziekenhuis ad € 45,50 (175 km x € 0,26). Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vordering is ingediend) tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding in verband met gestelde immateriële schade overweegt het hof dat niet in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat ten aanzien van de benadeelde partij reeds door het overlijden van haar vader, sprake is van aantasting in de persoon. Dit dient concreet te worden onderbouwd en per geval dient te worden beoordeeld of hiervan sprake is. Naar het oordeel van het hof is dat door en namens de benadeelde partij in het onderhavige geval onvoldoende gebeurd.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 19.207,97 in verband met de lijkbezorging.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op de vordering dient te worden beslist conform de wijze waarop de rechtbank dat heeft gedaan.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vordering is ingediend) tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 2.014,43 in verband met de lijkbezorging.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op de vordering dient te worden beslist conform de wijze waarop de rechtbank dat heeft gedaan.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vordering is ingediend) tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 5]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 5] – in rechte vertegenwoordigd door de wettelijke vertegenwoordiger [benadeelde partij 8] - zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, tot een bedrag van primair € 34.032,04 (bestaande uit € 4.032,04 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade) en subsidiair tot een bedrag van € 16.707,04 (bestaande uit € 1.707,04 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op de vordering dient te worden beslist conform de wijze waarop de rechtbank dat heeft gedaan.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.707,04 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vordering is ingediend) tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding in verband met gestelde immateriële schade verwijst het hof naar de overwegingen zoals hiervoor opgenomen ten aanzien van de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en zal het hof overeenkomstig beslissen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 6]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 6.446,61.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op de vordering dient te worden beslist conform de wijze waarop de rechtbank dat heeft gedaan.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 6.242,72 aan materiële schade is geleden. Dit bedrag omvat de gevorderde kosten voor uitvaartkosten in Nederland en overbrenging Hong Kong, de kosten voor het vliegticket en de reiskosten naar het ziekenhuis, het uitvaartcentrum en het vliegveld (558 km x € 0,26 = € 145,08). Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vordering is ingediend) tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 7]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 7] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, primair tot een bedrag van primair € 49.700,00 (bestaande uit € 19.700,00 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade) en subsidiair tot een bedrag van € 19.925,00 (bestaande uit € 4.925,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op de vordering dient te worden beslist conform de wijze waarop de rechtbank dat heeft gedaan.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 19.700,00 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vordering is ingediend) tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding in verband met gestelde immateriële schade verwijst het hof naar de overwegingen zoals hiervoor is opgenomen ten aanzien van de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en zal het hof overeenkomstig beslissen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 8]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 8] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 26.673,02. Daarnaast is een bedrag van € 48,26 gevorderd in verband met reiskosten.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 26.718,78 aan materiële schade is geleden. Dit bedrag omvat de gevorderde kosten voor lijkbezorging en de reiskosten in verband met de bezoeken aan het ziekenhuis en naar het vliegveld (176 km x € 0,26 = € 45,76). De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk ten laste van de verdachte worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vordering is ingediend) tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade(n) die door het onder 1 bewezenverklaarde is/zijn toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen deze toe te wijzen bedragen (telkens te vermeerderen met de wettelijke rente) aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8].
Kostenveroordeling
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen voor een groot deel worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering gevangenneming
Het hof ziet geen aanleiding om in het onderhavige geval de gevangenneming te bevelen en wijst derhalve de vordering van de advocaat-generaal daartoe af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a, 36f, 48, 57, 289 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van

€ 15.000,00 (vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 Rolex Submariner (518396);
- geldbedragen van € 40,- niet vals (518415), € 54.980,- (518415), € 5.800,- (518436), € 180,- (518439).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Horloge Kl: Zilver, ROLEX Explorer II, zilveren band, zwarte kast, (518428).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.477,54 (duizend vierhonderdzevenenzeventig euro en vierenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.477,54 (duizend vierhonderdzevenenzeventig euro en vierenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 19.207,97 (negentienduizend tweehonderdzeven euro en zevenennegentig cent) ter zake van materiële schade,
waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 19.207,97 (negentienduizend tweehonderdzeven euro en zevenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzeling op ten hoogste 90 (negentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.014,43 (tweeduizend veertien euro en drieënveertig cent) ter zake van materiële schade,
waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.014,43 (tweeduizend veertien euro en drieënveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.707,04 (duizend zevenhonderdzeven euro en vier cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.707,04 (duizend zevenhonderdzeven euro en vier cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.242,72 (zesduizend tweehonderdtweeënveertig euro en tweeënzeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.242,72 (zesduizend tweehonderdtweeënveertig euro en tweeënzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzeling op ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 19.700,00 (negentienduizend zevenhonderd euro) ter zake van materiële schade,
waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 19.700,00 (negentienduizend zevenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzeling op ten hoogste 93 (drieënnegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 26.718,78 (zesentwintigduizend zevenhonderdachttien euro en achtenzeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 8], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 26.718,78 (zesentwintigduizend zevenhonderdachttien euro en achtenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzeling op ten hoogste 125 (honderdvijfentwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. J.A. van Dorp en mr. M.C. Bruining, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 oktober 2022.