In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie en de draagkracht van de man. De man, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn vermogen en de inkomsten die hij aan zijn BV kan onttrekken. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 1.880,- per maand aan partneralimentatie moest betalen, maar dit werd later gewijzigd naar € 161,- per maand. De vrouw, die in de procedure als verweerster optreedt, heeft gesteld dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien door een medische situatie die haar belemmert om fulltime te werken. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij geen draagkracht heeft om in de behoefte van de vrouw te voorzien. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de griffier aanwezig was.