ECLI:NL:GHDHA:2022:268

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
2200012820
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstand van rechtsmiddel en ontvankelijkheid in hoger beroep na rechtsgeldige afstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 9 januari 2020 was gewezen. De verdachte had in eerste aanleg afstand gedaan van het recht om hoger beroep in te stellen, wat in de aantekeningen van het mondeling vonnis was vastgelegd. Ondanks deze afstand heeft de verdachte later hoger beroep ingesteld, wat leidde tot de vraag of deze afstand rechtsgeldig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg duidelijk en ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht om hoger beroep in te stellen. Dit werd bevestigd door een e-mail van de politierechter en een zittingslijst waarop de afstand was genoteerd. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in de aantekening van het mondeling vonnis en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de regel af te wijken. De verdachte werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000128-20
Parketnummer: 10-160492-19
Datum uitspraak: 7 februari 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 9 januari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Marokko) op [datum] 1971,
adres: [adres].
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2022 gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van de verdachte
Ingevolge artikel 381, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kunnen zowel de officier van justitie als de verdachte, na de mededeling betreffende het rechtsmiddel dat tegen het vonnis openstaat, ter terechtzitting afstand doen van de bevoegdheid om dat rechtsmiddel aan te wenden. In beginsel kan niet worden teruggekomen op een rechtsgeldig gedane afstand. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel geschiedt in voorkomende gevallen de vermelding dat afstand is gedaan van rechtsmiddelen in de aantekening mondeling vonnis. Gaat de verdachte ondanks een gedane afstand toch in hoger beroep, dan is deze niet-ontvankelijk, tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het oordeel dat de afstand niet kan gelden als rechtsgeldig.
Het hof overweegt als volgt.
In de aantekening van het mondeling uitgesproken vonnis van de politierechter in eerste aanleg van 9 januari 2020
staat genoteerd dat de verdachte en de officier van justitie ter terechtzitting afstand hebben gedaan van rechtsmiddelen. Blijkens de akte instellen hoger beroep heeft de verdachte diezelfde dag verklaard hoger beroep in te stellen tegen voornoemd vonnis. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2020 verklaard dat hij, anders dan in de aantekening mondeling vonnis staat vermeld, geen afstand heeft gedaan van zijn recht om hoger beroep in te stellen.
Hierop heeft het hof besloten dat nader onderzoek moest worden gedaan bij de politierechter of de verdachte daadwerkelijk ter terechtzitting in eerste aanleg afstand heeft gedaan van rechtsmiddelen, of dat mogelijk sprake is van een kennelijke misslag in de aantekening.
Blijkens een e-mailbericht van 30 november 2020 van de politierechter heeft de politierechter in zijn aantekeningen van de betreffende zitting in eerste aanleg opgenomen dat de verdachte ter terechtzitting letterlijk heeft gezegd: ‘Ik ga niet in hoger beroep’. Voorts is van de zijde van de officier van justitie een kopie van de zittingslijst verstrekt, waarop is aangetekend ‘2x afstand HB’.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van een kennelijke misslag in de aantekening mondeling vonnis en dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg duidelijk en ondubbelzinnig een ook overigens rechtsgeldig afstand heeft gedaan van de bevoegdheid een rechtsmiddel aan te wenden tegen het vonnis, waardoor op dat moment het vonnis van de politierechter onherroepelijk is geworden. Naar het oordeel van het hof zijn er geen bijzondere omstandigheden aanwezig die maken dat van die regel moet worden afgeweken. De verdachte dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, mr. M.C. Bruining en mr. G.M.G. Hink, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2022.
Mr. B.P. de Boer en mr. G.M.G. Hink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.