ECLI:NL:GHDHA:2022:268
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afstand van rechtsmiddel en ontvankelijkheid in hoger beroep na rechtsgeldige afstand
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 9 januari 2020 was gewezen. De verdachte had in eerste aanleg afstand gedaan van het recht om hoger beroep in te stellen, wat in de aantekeningen van het mondeling vonnis was vastgelegd. Ondanks deze afstand heeft de verdachte later hoger beroep ingesteld, wat leidde tot de vraag of deze afstand rechtsgeldig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg duidelijk en ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht om hoger beroep in te stellen. Dit werd bevestigd door een e-mail van de politierechter en een zittingslijst waarop de afstand was genoteerd. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in de aantekening van het mondeling vonnis en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de regel af te wijken. De verdachte werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.