ECLI:NL:GHDHA:2022:269

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
2200268020
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak in hotel met bewijsvoering op basis van camerabeelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor inbraak in een hotel in Leiden op 13 en 14 december 2019. De verdachte heeft samen met anderen diverse goederen ter waarde van ongeveer 38.290 euro weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De herkenning van de verdachte door twee politieagenten op camerabeelden was een cruciaal bewijsstuk in deze zaak. Het hof heeft uitvoerig stilgestaan bij de betrouwbaarheid van deze herkenningen en concludeert dat de kwaliteit van de beelden en de omstandigheden waaronder de herkenning plaatsvond voldoende zijn om de verdachte te identificeren. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De strafmotivering is gebaseerd op de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gezien de eerdere veroordelingen en het gebrek aan coöperatie van de verdachte met hulpverlening.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002680-20
Parketnummer: 09-177260-20
Datum uitspraak: 21 februari 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 oktober 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1992,
BRP-adres: [adres], thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks (de periode van) 13 december 2019 (tot en met 14 december 2019) te Leiden (althans in Nederland) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse goederen (pagina 9 van het dossier):
- twee koffietzetapparaten (Schaerer, fg12) en/of
- een koffiezetapparaat (Franke A400) en/of
- twee snijmachines (Deko 834s) en/of
- een Big green egg X en/of
- een tosti-ijzer
in elk geval (enig) goed(eren) (met een totale waarde van -ongeveer- 38.290 euro), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [hotel] (Leiden), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op of omstreeks (inde periode van
)13 december 2019
(tot en met 14 december 2019
)te Leiden
(althans in Nederland)tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
diverse goederen
, te weten(pagina 9 van het dossier):
- twee koffie
tzetapparaten (Schaerer, fg12) en
/of
- een koffiezetapparaat (Franke A400) en
/of
- twee snijmachines (Deko 834s) en
/of
- een Big Green Egg XL en
/of
- een tosti-ijzer
in elk geval (enig) goed(eren) (met een totale waarde van -ongeveer- 38.290 euro), dat/die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde
n, te weten aan [hotel]
(Leiden
), heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
/verbreking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman conform zijn pleitnota betoogd dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] op de camerabeelden onvoldoende betrouwbaar zijn om te kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat inderdaad behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer indien deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij een ten laste gelegd feit kunnen aantonen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden en/of afbeeldingen is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de beelden en van de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die beelden. Daarnaast is ook van belang met welke frequentie en onder welke omstandigheden de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.
Naar het oordeel van het hof is de kwaliteit van de zich in het dossier bevindende camerabeelden en afdrukken daarvan op zichzelf voldoende om daar een herkenning van de verdachte op te kunnen baseren. Het hof stelt vast dat de persoon die door de verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] als de verdachte wordt herkend, op de door beide verbalisanten gebruikte beelden langere tijd bewegend in beeld is, het gezicht van deze persoon op enig moment nagenoeg volledig zichtbaar is en dat duidelijke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Verbalisant [verbalisant1] heeft de verdachte herkend aan het totaalbeeld van zijn kenmerken, te weten het postuur, het gelaat en de haardracht. Specifiek droeg aan de herkenning het gekrulde haar van de verdachte bij. Verbalisant [verbalisant2] heeft de verdachte herkend aan zijn postuur, houding en gezicht. Het hof overweegt hierbij, dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Het hof stelt in dat kader vast dat beide verbalisanten niet alleen de afdrukken van de camerabeelden hebben gezien, maar ook de bewegende beelden. De persoon die door de verbalisanten als de verdachte is herkend, is zoals gezegd op de camerabeelden langere tijd bewegend in beeld en het gezicht van deze persoon is nagenoeg volledig zichtbaar.
Voorts merkt het hof op dat bewegende beelden doorgaans meer geschikt zijn om een herkenning mogelijk te maken, omdat daarop ook de wijze van bewegen waar te nemen is. In dat kader hebben de verbalisanten de verdachte niet alleen herkend aan zijn gezicht dan wel gelaat, maar ook aan zijn postuur. Verbalisant [verbalisant2] heeft de verdachte voorts aan zijn houding herkend. Bovendien hebben zij allebei verklaard dat zij in het verleden ambtshalve meermalen de verdachte gezien en gesproken hebben: verbalisant [verbalisant1] in het kader van zijn functie als wijkagent waarbij hij de verdachte ook een keer heeft aangehouden en verbalisant [verbalisant2] tijdens een incident en bij een aanhouding van de verdachte.
Bij de raadsheer-commissaris zijn beide verbalisanten voorts uitgebreid bevraagd over hoe de herkenning tot stand is gekomen. Beide verbalisanten hebben verklaard dat ze onafhankelijk van elkaar de beelden hebben bekeken en tot hun herkenning zijn gekomen, hetgeen de bewijskracht van de herkenningen gezamenlijk versterkt. Niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van enige ongewenste beïnvloeding van de verbalisanten en de door hen gedane herkenningen.
Gelet op het voorgaande heeft het hof geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door de verbalisanten, die de verdachte stellig en zonder enig voorbehoud hebben herkend. Het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer wordt verworpen en het hof zal beide herkenningen dan ook bezigen voor het bewijs.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met een ander schuldig gemaakt aan een brutale diefstal door middel van braak uit een hotel. De verdachte heeft daarmee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft financiële schade veroorzaakt. De waarde van de weggenomen goederen was aanzienlijk.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer een dergelijk feit te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland betreffende de verdachte van 4 november 2021 ten behoeve van de voorgeleiding in een andere strafzaak. Blijkens dat rapport zijn er zorgen op diverse leefgebieden, zoals verslavings- en psychosociale problematiek. Jarenlange verplichte interventies hebben bij de verdachte geen gedragsverandering teweeg gebracht. Ten tijde van het opstellen van het rapport geeft de verdachte aan te willen werken aan zijn problematiek, maar in hoeverre deze motivatie intrinsiek is, is moeilijk te beoordelen, aldus de reclassering. In een aanvulling op dit advies heeft de reclassering in een advies van 18 november 2021 de kans op recidive, alsmede de kans op onttrekking aan eventuele voorwaarden, als hoog ingeschat. De verdachte werkte de afgelopen tien jaar vrijwel nooit (volledig) mee met de reclassering en de reclassering zag toen geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico's te beperken. Dat laatste wordt bevestigd in een advies tot beëindiging van reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, eveneens gedateerd 18 november 2021.
Door de raadsman is ter terechtzitting aangevoerd dat bij de verdachte sprake is van problematiek sinds zijn vroege jeugd, hetgeen onder meer heeft geleid tot verslavingsproblematiek. In het verleden heeft de verdachte zich ten opzichte van de hulpverlening niet coöperatief opgesteld, echter sinds december 2020 is een omslagpunt zichtbaar. Zo is hij bereid om mee te werken aan hulpverlening en behandeling teneinde de negatieve spiraal te doorbreken.
Het hof ziet op basis van het strafblad van de verdachte en de bovengenoemde rapporten momenteel geen aanleiding om in de onderhavige zaak een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, mede omdat van een concrete omslag in de pro-criminele houding van de verdachte vooralsnog onvoldoende is gebleken en hij in het verleden behandelafspraken en voorwaarden niet is nagekomen. Het hof is van oordeel dat gezien de ernst van het feit en de mate van recidive enkel kan worden gereageerd met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, mr. M.C. Bruining en mr. G.M.G. Hink, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 februari 2022.
Mr. B.P. de Boer en mr. G.M.G. Hink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.