In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 17 april 2020 in 's-Gravenhage een motorrijtuig bestuurde terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de eerste rechter zou worden bevestigd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld, maar heeft het vonnis vernietigd voor wat betreft de opgelegde straf en de motivering daarvan. Het hof heeft de straf opnieuw vastgesteld op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat in zijn nadeel heeft meegewogen. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van eerdere straffen gelast, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de niet-tenuitgevoerd gebleven straffen gegrond verklaard en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in een andere vordering tot tenuitvoerlegging. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.