ECLI:NL:GHDHA:2022:3006

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2024
Zaaknummer
22-000262-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met braak uit een winkel, inclusief camerabeelden en herkenning door verbalisanten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de vonnissen van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van diefstal met braak van een kassalade uit een winkel. De tenlastelegging betreft twee zaken, waarbij de verdachte op 16 februari 2019 en 28 mei 2020 in 's-Gravenhage geldbedragen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot gevangenisstraffen van vier maanden, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat de vonnissen worden vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten centraal stond. Het hof heeft geoordeeld dat de beelden van voldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning mogelijk te maken.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de gevangenisstraf gematigd tot dertig weken, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het hof heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen en de verbeurdverklaring daarvan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000262-20 en 22-002227-20 (gevoegd ter terechtzitting in hoger beroep)
Parketnummers: 09-817016-20, 05-008564-13 (TUL) en
09-142152-20
Datum uitspraak: 9 mei 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen de vonnissen van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 januari 2020 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en van 25 augustus 2020 in de strafzaken tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1979,
adres: [woonadres]te [woonplaats],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
Ter zake van het onder parketnummer 09-817016-20 tenlastegelegde is de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest en is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Ter zake van het onder parketnummer 09-142152-20 tenlastegelegde is de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard en zijn er beslissingen genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
Namens de verdachte is tegen de vonnissen hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-817016-20:
hij op of omstreeks 16 februari 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pand gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een geldlade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldlade onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming te weten door een raam van voornoemde pand in te gooien en/of vervolgens door dit verbroken raam het pand binnen te gaan;
Zaak met parketnummer 09-142152-20:
hij op of omstreeks 28 mei 2020 te 's-Gravenhage een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] en/of aan de kapsalon gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De vonnissen waarvan beroep
De vonnissen waarvan beroep kunnen niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 0981701620
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd conform de door haar overgelegde pleitnotities dat – kort en zakelijk weergegeven – de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat op grond van de zich in het dossier bevindende beelden redelijkerwijs geen herkenning van de verdachte had kunnen plaatsvinden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer indien deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij een ten laste gelegd feit kunnen aantonen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden en/of afbeeldingen is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de beelden en van de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die beelden. Daarnaast is ook van belang met welke frequentie en onder welke omstandigheden de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.
Het hof constateert dat de zich in het dossier bevindende beelden van voldoende kwaliteit zijn om een herkenning op te baseren. Op de beelden van [gebied 1] is de verdachte langere tijd bewegend in beeld, waarbij zijn gezicht, zijn houding en zijn kleding, waaronder zijn broek en jas, goed te zien zijn. Het hof merkt hierbij op dat bewegende beelden doorgaans meer geschikt zijn om een herkenning mogelijk te maken, omdat daarop ook de wijze van bewegen waar te nemen is. Hoewel de beelden van [gebied 2] van mindere kwaliteit zijn en de personen daarop minder goed zichtbaar zijn, zijn wel hun manier van bewegen en hun kleding duidelijk en langere tijd in beeld, hetgeen de grondslag heeft gevormd voor de herkenning van de verdachte op die beelden door de verbalisanten.
Drie verbalisanten hebben blijkens hun processen-verbaal van bevindingen de verdachte op de beelden van [gebied 1] herkend aan zijn gelaat en haardracht.
Bovendien kennen de verbalisanten de verdachte en hebben zij eerder contact met hem gehad.
Het hof acht de herkenningen van de verdachte op de beelden op [gebied 1] derhalve betrouwbaar.
In een aanvullend proces-verbaal heeft verbalisant [verbalisant 1] de verdachte voorts herkend op de beelden van [gebied 2].[Verbalisant 1] beschrijft dat hij de personen op deze beelden heeft herkend als de personen die hij voorheen op de beelden van [gebied 1] zag. Ook meent [verbalisant 1] de verdachte te herkennen aan zijn spijkerbroek met opvallende witte/gebleekte vlakken, jas, schoenen en de manier van lopen.
Het hof heeft – gelet op het voorgaande – derhalve geen aanleiding te twijfelen aan de herkenningen van de verbalisanten en is derhalve van oordeel dat het de verdachte is die op de camerabeelden van [gebied 2] met de kassalade achterop de fiets springt bij de medeverdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817016-20 en in de zaak met parketnummer 09-142152-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-817016-20:
hij
op ofomstreeks 16 februari 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeninguit een pand gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een geldlade,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de [bedrijf],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen geldlade onder zijn/hun bereik te hebben gebrachtdoor middel van braak en
/of verbreking en/ofinklimming te weten door een raam van voornoemde pand in te gooien en
/ofvervolgens door dit verbroken raam het pand binnen te gaan.
Zaak met parketnummer 09-142152-20 (gevoegd):
hij op
of omstreeks28 mei 2020 te 's-Gravenhage een geldbedrag
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een anderdattoebehoorde
, te wetenaan [benadeelde partij]
en/of aan de kapsalon gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-817016-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het in de zaak met parketnummer 09-142152-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Hij heeft met zijn handelen financiële schade veroorzaakt.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer dergelijke feiten te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 21 juli 2020. Het rapport beschrijft dat bij de verdachte sprake is van een delictpatroon van vermogensdelicten, veelal gepleegd onder invloed van alcohol.
Overschrijding van de redelijke termijn
Tot slot constateert het hof dat de redelijke termijn voor de berechting van strafzaken in hoger beroep is geschonden in de zaak met parketnummer 09-817016-20. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld. In onderhavige zaak is namens de verdachte op 22 januari 2020 hoger beroep gesteld. Het hof wijst arrest op 9 mei 2022. De redelijke termijn is derhalve met ruim 3 maanden overschreden.
Het hof is van oordeel, gelet op genoemd procesverloop, dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat dit matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
In beginsel wordt in gevallen waarin de redelijke termijn met minder dan zes maanden is overschreden een strafkorting toegepast van vijf procent. Het hof acht in beginsel een straf voor beide feiten van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 32 weken passend. Het hof ziet in de overschrijding van de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 0981701620 evenwel aanleiding om de straf te matigen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 weken op te leggen.
Conclusie
Het hof is – alles afwegende - van oordeel dat enkel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Onder de verdachte zijn in de zaak met parketnummer 09142152-20 voorwerpen in beslag genomen.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder de nummers 2, 3 en 4 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Het voorwerp vermeld onder nummer 2 is een voorwerp met behulp waarvan het in de zaak met parketnummer 09-142152-20 bewezenverklaarde is begaan. De voorwerpen vermeld onder de nummers 3 en 4 betreffen voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde zijn verkregen.
Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld onder nummer 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld onder nummer 5 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten aan
[benadeelde partij].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces met parketnummer 09-142152-20 gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering is niet voldoende onderbouwd en de benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen om de vordering nader te onderbouwen. De benadeelde partij daartoe alsnog de gelegenheid te bieden zou leiden tot aanhouding van de zaak, hetgeen belastend is voor het strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09-817016-20
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer 05-008564-13), nu de volledige tenuitvoerlegging van deze straf al bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Den Haag van 17 juli 2019 is gelast. Dit vonnis is op 17 juli 2019 onherroepelijk geworden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817016-20 en in de zaak met parketnummer 09-142152-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-817016-20 en in de zaak met parketnummer 09-142152-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • Schroevendraaier, op de beslaglijst genummerd als 2.
  • 3 glasscherven, op de beslaglijst genummerd als 3 en 4.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Jas, op de beslaglijst genummerd als 1.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde partij] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 52,91 (IBN 28-05-2020), op de beslaglijst genummerd als 5.
Verklaart de
benadeelde partij[benadeelde partij]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart het
openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 05-00856413.
Dit arrest is gewezen door mr. C.H.M. Royakkers, mr. H.M.D. de Jong en mr. E. Mak, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 mei 2022.
Mr. E. Mak en mr. P.M. Smit zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.