ECLI:NL:GHDHA:2022:3011

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
22-000224-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake mishandeling en overtreding huisverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal vorderde dat het vonnis zou worden bevestigd, behoudens de strafoplegging. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar in hoger beroep werd hij niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel en het overtreden van een huisverbod. De verdachte heeft in juli 2019 zijn toenmalige vriendin mishandeld en heeft dit huisverbod enkele dagen later overtreden. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 46 dagen passend is. Het hof heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de berechting in hoger beroep is overschreden, maar heeft dit niet verder bestraft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000224-20
Parketnummers: 10-178506-19, 10-173934-19 en
10-306296-19
Datum uitspraak: 13 juli 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 januari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
BRP-adres: [woonadres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
29 juni 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het met parketnummer 10-178506-19 onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het met parketnummer
10-178506-19 onder 1 en 3 tenlastegelegde, ter zake van het onder parketnummer 10-306296-19 tenlastegelegde en ter zake van het onder parketnummer 10-173934-19 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan een CoVa-training.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld en zijn schriftelijk grieven ingediend.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep t.a.v. feit 2 (parketnummer 10-178506-19)
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem met parketnummer 10-178506-19 onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het inhoudelijk oordeel van dit hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-178506-19:
1.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 23 juli 2019 te Rotterdam in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres], heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
3.
hij op of omstreeks 23 juli 2019 en/of 24 juli 2019 te Rotterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen en/of ten overstaan van politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de dreigende woorden te uiten "Als ik vrijkom en ik kom haar tegen dan neem ik wraak op haar. Als zij ooit helemaal verminkt wordt, dan mag je ervan uitgaan dat ik dat ben geweest. Ik zweer het.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 10-306296-19 (gevoegd):
hij op of omstreeks 11 december 2019 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht en/of het (achter)hoofd van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan;
Zaak met parketnummer 10-173934-19 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 19 juli 2019, te Rotterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens de strafoplegging en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en met aftrek van de tijd die is doorgebracht voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak t.a.v. feit 3 (parketnummer 10-178506-19)
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem tegen de verbalisanten geuite bedreigingen ook bij de aangeefster terecht zouden komen. Nu de opzet op de bedreiging ontbreekt, behoort de verdachte van hetgeen aan hem met parketnummer
10-178506-19 onder 3 ten laste is gelegd te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-178506-19 onder 1, het in de zaak met parketnummer 10-306296-19 en het in de zaak met parketnummer 10-173934-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-178506-19:
1.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op
of omstreeks23 juli 2019 te Rotterdam in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres], heeft betreden en
/ofzich in en
/ofin nabijheid van die woning heeft opgehouden
en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
Zaak met parketnummer 10-306296-19 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 11 december 2019 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door meermalen
, althans eenmaal,tegen het gezicht en
/ofhet
(achter)hoofd van die [slachtoffer] te stompen
en/of te slaan;
Zaak met parketnummer 10-173934-19 (gevoegd):
1.
hij, op
of omstreeks19 juli 2019, te Rotterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal,op
/tegenhet hoofd
, althans tegen het lichaam, te slaan en/ofte stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-178506-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod.
Het in de zaak met parketnummer 10-306296-19 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Het in de zaak met parketnummer 10-173934-19 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in juli 2019 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin, door met zijn vuisten tegen haar hoofd te slaan. Naar aanleiding van dit incident heeft de verdachte een huisverbod opgelegd gekregen, dat hij enkele dagen daarna heeft overtreden door de woning te betreden. Een halfjaar later heeft de verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan mishandeling van hetzelfde slachtoffer. De verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn en letsel bezorgd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
9 juni 2022 waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof stelt vast dat de berechting in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), gezien de verstreken tijd tussen het instellen van het hoger beroep op 21 januari 2020 en het te verwachten eindarrest op 13 juli 2022. De redelijke termijn is derhalve met ruim 6 maanden overschreden. Gelet op de hierna op te leggen straf, zal het hof volstaan met de enkele constatering van de termijnoverschrijding.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt op hetgeen bewezen is verklaard. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte stelt het hof de duur van de gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met
parketnummer 10-178506-19 onder 2tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met
parketnummer 10-178506-19 onder 3tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte
daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-178506-19 onder 1 en in de zaak met parketnummer 10-306296-19 en in de zaak met parketnummer 10-173934-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-178506-19 onder 1 en in de zaak met parketnummer 10-306296-19 en in de zaak met parketnummer 10-173934-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
46 (zesenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. F.P. Geelhoed,
J.A. van Dorp en mr. E.A. Lensink, in bijzijn van de griffier mr. C. Rietdijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 juli 2022.