[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonadres] te [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering gevangenhouding is afgewezen. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te 's-Gravenhage en/of te Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de
vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een hoeveelheid geld (250.000 euro althans 40.000 euro althans een groot geldbedrag) aan verdachte en/of zijn
mededader(s) af te geven, door:
- die [slachtoffer 1] met een smoes (op de bestuurdersstoel) van zijn, [slachtoffer 1]'s, auto (een [auto 1] met kenteken [kenteken]) te laten plaatsnemen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] bij de nek te pakken en/of in een nekklem vast te pakken en/of een
knietje in zijn ribbenkast te geven en/of enkele vuistslagen tegen zijn hoofd te geven en/of
- die [slachtoffer 1] op de achterbank van zijn auto te trekken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] in zijn auto te vervoeren en/of te beletten om zijn auto te verlaten en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] uit zijn auto te sleuren en/of (vervolgens) in een andere auto (een[auto 2]) te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] in die auto te vervoeren en/of te beletten om die auto te verlaten en/of
- een hard voorwerp (mogelijk een vuurwapen) in/tegen de rug van [slachtoffer 1] te duwen en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] te bedekken met een shirt en/of naar beneden te duwen, zodat hij niks kon zien en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij moest betalen anders zou hij niet meer thuis komen en/of
- die [slachtoffer 1] naar een woning (gelegen aan de [adres] in Soest) te brengen en/of hem (vervolgens) te beletten die woning te verlaten en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij niet zou betalen er doden zouden vallen en/of andere dreigende en/of intimiderende woorden te uiten en/of
- telefonisch contact met [slachtoffer 2] op te nemen en/of die [slachtoffer 2] mede te delen dat er een geldbedrag betaald moest worden en/of
- die [slachtoffer 2] mede te delen dat zijn broer [slachtoffer 1] niet zal worden losgelaten tenzij er een geldbedrag wordt betaald, althans woorden van gelijke aard of strekking;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te 's-Gravenhage en/of te Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 1] met een smoes (op de bestuurdersstoel) van zijn, [slachtoffer 1]'s, auto (een [auto 1] met kenteken [kenteken]) te laten plaatsnemen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] bij de nek te pakken en/of in een nekklem vast te pakken en/of een knietje in zijn ribbenkast te geven en/of enkele vuistslagen tegen zijn hoofd te geven en/of
- die [slachtoffer 1] op de achterbank van zijn auto te trekken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] in zijn auto te vervoeren en/of te beletten om zijn auto te verlaten en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] uit zijn auto te sleuren en/of (vervolgens) in een andere auto (een[auto 2]) te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] in die auto te vervoeren en/of te beletten om die auto te verlaten en/of
- een hard voorwerp (mogelijk een vuurwapen) in/tegen de rug van [slachtoffer 1] te duwen en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] te bedekken met een shirt en/of naar beneden te duwen, zodat hij niks kon zien en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij moest betalen anders zou hij niet meer thuis komen en/of
- die [slachtoffer 1] naar een woning (gelegen aan de [adres] in Soest) te brengen en/of hem (vervolgens) te beletten die woning te verlaten en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij niet zou betalen er doden zouden vallen en/of andere dreigende en/of intimiderende woorden te uiten.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf, en dat de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 152 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Deze vrijspraak wordt hieronder nader gemotiveerd in het kader van de nadere bewijsoverweging ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
in of omstreeks de periode vanop22 juli 2019
tot en met 24 juli 2019 te 's-Gravenhage en/of te Soest, in elk gevalin Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 1] met een smoes (op de bestuurdersstoel) van zijn, [slachtoffer 1]'s, auto (een [auto 1] met kenteken [kenteken]) te laten plaatsnemen en
/of (vervolgens
)
- die [slachtoffer 1]
bij de nek te pakken en/ofin een nekklem vast te pakken en
/ofeen knietje in zijn ribbenkast te geven en
/ofenkele vuistslagen tegen zijn hoofd te geven en
/of
- die [slachtoffer 1] op de achterbank van zijn auto te trekken en
/of (vervolgens
)
- die [slachtoffer 1] in zijn auto te vervoeren en
/ofte beletten om zijn auto te verlaten en
/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] af te pakken en
/of
-
een hard voorwerp(mogelijk een vuurwapen) in/tegen de rug van [slachtoffer 1] te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] uit zijn auto te sleuren en
/of (vervolgens
)in een andere auto (auto 2) te duwen.
en/of
- die [slachtoffer 1] in die auto te vervoeren en/of te beletten om die auto te verlaten en/of
-
het hoofd van die [slachtoffer 1] te bedekken met een shirt en/of naar beneden te duwen, zodat hij niks kon zien en/of
- (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij moest betalen anders zou hij niet meer thuis komen en/of
- die [slachtoffer 1] naar een woning (gelegen aan de [adres] in Soest) te brengen en/of hem (vervolgens) te beletten die woning te verlaten en/of
- (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij niet zou betalen er doden zouden vallen en/of andere dreigende en/of intimiderende woorden te uiten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn bij de tenlastegelegde feiten en heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep op zijn zwijgrecht beroepen.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. De raadsman heeft, voor zover in het licht van het bewezenverklaarde van belang, – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode van en rond het tenlastegelegde feit. Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte in de [auto 1]heeft gezeten waar het slachtoffer in eerste instantie in is ontvoerd, zodat enige betrokkenheid van zijn kant daarbij niet is komen vast te staan.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feitelijke gang van zaken.
[slachtoffer 1] (hierna: de aangever) is in de vroege avond van maandag 22 juli 2019 door een aantal mannen ontvoerd. Hij is in Den Haag met geweld in zijn eigen auto, een[auto 1], meegenomen en vervolgens in Benthuizen in de auto van de medeverdachte [medeverdachte 1]geplaatst. Vervolgens is de aangever overgebracht naar een woning gelegen aan het [adres] te Soest – de woning van medeverdachte [medeverdachte 2]- waar hij tot en met woensdag 24 juli 2019 is vastgehouden en bedreigd. De broer van de aangever werd gedurende de vrijheidsberoving meermalen telefonisch onder druk gezet om losgeld te betalen. Pas na het betalen van het losgeld, zou de aangever worden vrijgelaten. Op 24 juli 2019 is de aangever door medeverdachte [medeverdachte 3] meegenomen naar zijn eigen huis in Den Haag, alwaar de politie een einde heeft gemaakt aan de situatie.
Het hof gaat ervan uit dat de verdachte degene is geweest die de [auto 1]heeft bestuurd toen de aangever daarin werd ontvoerd. Het hof leidt dat af uit de navolgende feiten en omstandigheden, zoals die uit de bewijsmiddelen blijken.
Uit het opsporingsonderzoek van de politie volgt naar het oordeel van het hof overtuigend dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde de gebruiker was van het telefoonnummer[telefoonnummer]. De enkele suggestie van de raadsman dat de telefoon mogelijk (tijdelijk) van de verdachte is gestolen of is uitgeleend aan iemand die wel betrokken was bij de ontvoering, legt, in het licht van de bewijsmiddelen ter zake, onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andere conclusie te komen. Het hof gaat er bij het hiernavolgende vanuit dat waar de basisstationgegevens en de historische verkeersgegevens het telefoonnummer van de verdachte vermelden, de verdachte op dat moment de gebruiker was van die telefoon.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer van de verdachte in de maand juli 2019 op meerdere dagen voorafgaand aan de ontvoering enkele malen telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1]. Voorts volgt uit de gecombineerde basisstationgegevens dat het telefoonnummer van de verdachte zich op meerdere dagen in juli 2019 en ook op 22 juli 2019 voorafgaand aan de ontvoering/vrijheidsberoving bevond in de omgeving van de woning van de aangever, als ook (de telefoons van) [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1]zich daar blijken die basisstationgegevens bevinden. De ontvoering vond op 22 juli 2019 plaats rond 19:35 uur. Uit de gecombineerde basisstationgegevens volgt dat de telefoon van de verdachte de route volgt die de aangever – dan van zijn vrijheid beroofd – in de [auto 1]aflegt van Den Haag naar Benthuizen, de plek waar aangever rond 20:00 uur is overgeheveld naar de [auto 2]van[medeverdachte 1]. Gedurende de rit heeft de verdachte meermalen telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1]die op dat moment in zijn [auto 2]dezelfde route aflegde als de[auto 1]. Op camerabeelden is vervolgens te zien dat om 20:05:45 uur de [auto 1]in Boskoop wordt geparkeerd, op de plaats waar de [auto 1]van de aangever later door de politie is teruggevonden.
Op camerabeelden is om 20:09:52 uur een man te zien die, naar het zich laat aanzien, uit de geparkeerde [auto 1]komt en even later een voorwerp in zijn hand houdt en vervolgens aan zijn oor. Het hof begrijpt daaruit dat dit voorwerp een telefoon is. Rond genoemd tijdstip, te weten om 20:10:41 uur, wordt met de telefoon van de verdachte een basisstation in Boskoop aangestraald. Er wordt dan contact gelegd met het telefoonnummer van[medeverdachte 1], die op dat moment, kennelijk na te zijn vertrokken uit Benthuizen, op de route naar Soest gebruik maakt van een basisstation in Bodegraven. Op 23 juli 2019 heeft de telefoon van de verdachte overigens wederom een basisstation aangestraald in de omgeving van Boskoop waar de [auto 1]geparkeerd stond.
De aangever heeft over het moment van overheveling verklaard dat zij in Benthuizen met zijn vijven waren aangekomen in de[auto 1]. De aangever is toen – nadat hem een hard voorwerp in zijn rug was gezet, met een stevige houdgreep uit zijn [auto 1]gehaald en vervolgens achterin een zwarte [auto 2]gezet. De man die hij kende als [naam](het hof begrijpt: verdachte[medeverdachte 1]) was de bestuurder en zat in zijn eentje in de[auto 2].[medeverdachte 4] ging naast de aangever achterin zitten, aan de andere kant stapte eveneens iemand naast aangever in. Ook op de passagiersstoel nam iemand plaats. De aangever heeft nog gezien dat zijn eigen auto is weggereden. De [auto 2]is van daaruit via de A12 richting de woning in Soest gereden.
Het hof stelt allereerst vast dat niet alle inzittenden van de [auto 1]in de [auto 2]zijn gestapt. Het hof gaat er op grond van het voorgaande - en nu op geen enkele manier van het tegendeel is gebleken – voorts vanuit dat diegene die de [auto 1] vanuit Den Haag naar de overhevelplek in Benthuizen heeft gereden, dezelfde persoon is die direct daarop met de [auto 1] is doorgereden naar het nabij gelegen Boskoop en deze aldaar heeft geparkeerd. Het hof sluit uit dat de verdachte, zoals de raadsman heeft gesuggereerd, vanuit Den Haag is meegereden met [medeverdachte 1] in de [auto 2], nu dat zich niet verdraagt met het feit dat de verdachte in die tijdspanne meermalen met [medeverdachte 1] heeft gebeld. Evenmin gaat het hof mee in de suggestie van de raadsman dat de verdachte mogelijk in een derde auto heeft gereden van Den Haag naar Benthuizen; noch de aangever, noch [medeverdachte 1] of [medeverdachte 4] verklaren in het kader van de afgelegde route van Den Haag naar Benthuizen immers over andere auto’s dan de [auto 1] en de [auto 2] en het dossier biedt ook overigens geen concrete aanknopingspunten voor deze gesuggereerde gang van zaken.
Met als vertrekpunt dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde de gebruiker is van telefoonnummer[telefoonnummer], komt het hof in het licht van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die bij de ontvoering de [auto 1] heeft bestuurd en deze vervolgens - na de overheveling van de aangever naar de [auto 2] en het uitstappen van de overige inzittenden in Benthuizen – heeft geparkeerd in Boskoop.
Uit de basisstationgegevens volgt voorts dat bedoeld telefoonnummer zich in de nacht van 22 op 23 juli 2019 ook in Soest bevindt, en wel in de directe omgeving van de woning waar de aangever uiteindelijk wordt vastgehouden, nadat hij vanuit de omgeving van Benthuizen in de [auto 2] naar Soest is gebracht.
Daar staat echter tegenover dat de verdachte noch door de politie, noch door het hof ter terechtzitting in hoger beroep is herkend als een van de personen die blijkens de zich in het dossier bevindende camerabeelden op 22 en 23 juli 2019 in- en uitlopen bij genoemde woning in Soest waar de aangever toen werd vastgehouden. De aangever heeft de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]herkend en aangewezen als mensen die in de woning in Soest aanwezig waren. Hij heeft tevens verklaard over personen in de woning die een T-shirt voor hun gezicht hadden geknoopt om niet herkenbaar te zijn. De aangever heeft de verdachte – nadat diens foto hem door de politie werd voorgehouden - niet herkend als een van de bij het feitencomplex betrokken personen. Bovendien volgt uit het dossier dat niet alle betrokkenen bij deze gijzeling door de politie aangehouden zijn. Er zijn dus ook nog tot nu toe onbekend gebleven medeverdachten.
Met de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bekend was met de gedragingen van de andere verdachten die na vertrek uit Benthuizen hebben plaatsgevonden, noch met de eisen die werden gesteld aan de vrijlating van de aangever. De verdachte is immers na de tussenstop in Benthuizen niet in de [auto 2] meegereden naar Soest; de verdachte telefoneerde namelijk met [medeverdachte 1] toen deze al met de aangever in de [auto 2] auto onderweg was naar Soest. Evenmin staat vast dat de verdachte op enig moment in voornoemde woning in Soest aanwezig is geweest, Ten slotte ontbreken ook tapgesprekken op grond waarvan een verdere betrokkenheid van de verdachte kan blijken.
Het staat voorts onvoldoende vast dat de verdachte op enig moment aanwezig is geweest bij de (telefoon)gesprekken over het losgeld met de aangever, de broer van de aangever en/of[slachtoffer 3]. Het oogmerk op de afpersing kan dan ook niet bewezen worden verklaard.
Bij deze stand van zaken acht het hof de primair ten laste gelegde gijzeling niet bewezen maar – evenals de rechtbank – wel het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, tot aan het moment dat de aangever in Benthuizen is overgeheveld in de [auto 2]. Het hof is voorts van oordeel dat uit bovenstaand op de bewijsmiddelen terug te voeren feitenrelaas volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met (een aantal van) de medeverdachten en dus van medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: