ECLI:NL:GHDHA:2022:3019

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
22-003391-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal door twee of meer verenigde personen met valse sleutels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de verdachte in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij gebruik werd gemaakt van valse sleutels. De tenlastelegging betrof het wegnemen van geldbedragen van een 89-jarige vrouw door middel van een babbeltruc, waarbij de verdachte en haar mededaders zich voordeden als medewerkers van een thuiszorgorganisatie. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. Het hof heeft daarbij de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door verbalisanten als voldoende geacht, ondanks de verdediging die twijfels uitte over deze herkenningen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De ernst van het feit, waarbij een kwetsbaar slachtoffer werd bestolen, speelde een belangrijke rol in de strafmotivering. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003391-19
Parketnummer: 10-221592-18
Datum uitspraak: 1 juni 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 26 juni 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [woonadres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Voorts is de benadeelde partij, [bank], niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, meerdere geldbedragen, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [bank] en/of rekeninghouders bij [bank], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een of twee pinpas(sen) tot het gebruik waartoe zij, verdachte(n) niet gerechtigd was/waren;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde - rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in
of omstreeksde periode van 07 maart 2018 tot en met 12 maart 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, meermalen, meerderegeldbedragen,
in elk geval enige goederen,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of
zijn/haar mededader(s) toebehoorde
n, te weten aan [slachtoffer]
en/of [bank] en/of rekeninghouders bij [bank],heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of
zijn/haar mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van
een of tweepinpas
(sen
)tot het gebruik waartoe zij, verdachte(n) niet gerechtigd was/waren;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Anders dan door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig haar overgelegde pleitnotities is betoogd, zijn de herkenningen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] door betrokken zoals gerelateerd in de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen naar het oordeel van het hof als betrouwbaar aan te merken, nu het beeldmateriaal waarop zij zijn herkend - zo heeft het hof aan de hand van de tot de gedingstukken behorende ‘stills’, alsmede de bewegende beelden waar die ‘stills’ van zijn gemaakt, vastgesteld - van zodanige voldoende kwaliteit is dat daarop een aantal uiterlijke kenmerken van de verdachten kunnen worden waargenomen, gelijk de verbalisanten blijkens die processen-verbaal van bevindingen hebben gedaan, waarbij die specifieke kenmerken ook zijn omschreven.
Het hof ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die herkenningen.
Daarbij betrekt het hof dat die herkenning van de verdachte en de medeverdachte door deze verbalisanten aan de hand van het genoemde beeldmateriaal het resultaat is geweest van een holistisch proces, dat wil zeggen: op basis van een tijdens eerdere verhoorsituaties in het geheugen van de verbalisanten opgeslagen beeld van de verdachten, welk beeld blijkens de genoemde processen-verbaal van bevindingen als voorinformatie werd bevestigd door de waarnemingen op het beeldmateriaal.
Voorts overweegt het hof dat de herkenningen door de verbalisanten aan de omschreven uiterlijke kenmerken worden versterkt doordat de verdachte en de medeverdachte bij de onderscheiden geldopnames (deels) dezelfde kleding droegen.
Dat zou sprake is geweest van onderlinge beïnvloeding van de betrokken verbalisanten als gevolg waarvan aan door hen gedane waarnemingen of herkenningen getwijfeld moet worden, acht het hof niet aannemelijk geworden.
Slotsom is dat het hof naar aanleiding van het onderzoek ter zitting geen reden ziet de inhoud van genoemde processen-verbaal van bevindingen en daarmee de herkenning van de verdachte en de medeverdachte Bruma Konovalov in twijfel te trekken.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep subsidiair het voorwaardelijk verzoek gedaan om [getuige] als getuige te horen indien het hof diens verklaring als bewijsmiddel zou willen gebruiken.
Het hof zal de verklaring van [getuige] niet als bewijsmiddel bezigen. Het voorwaardelijk verzoek behoeft derhalve geen bespreking en beslissing.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft met haar mededader(s) een destijds 89-jarige vrouw bestolen van een geldbedrag van € 15.005,00 door middel van een ‘babbeltruc’. Daarbij is misbruik gemaakt van de hoge leeftijd van het kwetsbare, slachtoffer. Het slachtoffer nam aan dat zij twee medewerksters van een thuiszorgorganisatie in haar woning binnenliet die - misbruik makend van het vertrouwen dat het slachtoffer in hen stelde – echter haar pinpassen wegnamen. Daags na de diefstal van de pinpassen werd het hoogbejaarde slachtoffer gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de [bank] bank, die haar mededeelde dat zij nieuwe bankpassen toegestuurd zou krijgen en dat zij haar haar pincodes moest afgeven, hetgeen het slachtoffer heeft gedaan. Een aantal dagen later bleek dat door de verdachte en haar mededader(s) een totaalbedrag van € 15.005,00, was opgenomen van haar bankrekeningen via meerdere PIN-opnames met behulp van de gestolen bankpassen.
Dit is een ernstig, van lafhartigheid en doortrapt handelen getuigend, vermogensmisdrijf, waarvan een kwetsbaar slachtoffer, dat in haar eigen woning - waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen – door de verdachte en/of haar mededaders werd misleid en beroofd, de dupe is geworden. Aldus hebben de verdachte en haar mededader(s) het slachtoffer niet alleen bestolen van een groot geldbedrag maar haar ook in haar persoonlijke levenssfeer aangetast.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met een vrijheidsbenemende straf.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2022, waaruit blijkt dat zij eerder - zij het in het verdere verleden - onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een vermogensmisdrijf.
Daarnaast houdt het hof rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in hoger beroep.
Na het instellen van hoger beroep door de officier van justitie op 9 juli 2019 diende het geding in hoger beroep in een geval als het onderhavige, waarin de verdachte niet in voorlopige hechtenis verkeert, met een einduitspraak te zijn afgerond binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld.
Het hof doet evenwel eerst op 1 juni 2022 einduitspraak, zodat bedoelde termijn is overschreden. Deze overschrijding kan niet aan het optreden van de verdediging worden toegeschreven.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf.
Alles afwegende acht het hof in beginsel, gelet op de ernst van het feit, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting zal het hof evenwel volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Beslag
Het verzoek tot teruggave van de in de pleitnotities genoemde inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte behoeft geen bespreking, nu op deze voorwerpen conservatoir beslag ligt.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
Het hof heeft gelet op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat rechtens geldt dan wel gold.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. F.P. Geelhoed,
mr. A.L. Frenkel en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 juni 2022.