ECLI:NL:GHDHA:2022:567

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
22-001173-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een auto door verkoop op verzoek van een derde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van witwassen in verband met de verkoop van een auto, de Suzuki Swift, die zij op verzoek van een derde had gekocht en vervolgens doorverkocht. De verdachte had de auto gekocht voor € 11.990,- en verkocht voor € 8.000,-, waarbij zij een beloning van € 2.500,- in het vooruitzicht was gesteld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de auto van misdrijf afkomstig was, wat leidde tot de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit van witwassen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat zij het oogmerk had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De straf werd vastgesteld op een taakstraf van 40 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 20 dagen. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk werd verklaard en de vordering van [slachtoffer 2] tot € 13.960,55 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001173-19
Parketnummer: 09-807837-18
Datum uitspraak: 5 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 maart 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [woonadres] te [woonplaats] ([land]).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 05 augustus 2017 tot en met 15 augustus 2017 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) en/of alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een auto (Audi A3), door
- te reageren op een advertentie op de website "Autoscout" voor voornoemde auto en/of
- zich daarbij voor te doen als bonafide koper en/of (vervolgens)
- een afspraak te maken en/of (vervolgens)
- een proefrit te maken en/of (vervolgens)
- de koop te sluiten en/of (vervolgens)
- ( via een nepbetaalapp) net te doen alsof zij de verschuldigde koopsom via haar telefoon overmaakt en/of (vervolgens)
- ( wanneer dat niet blijkt te zijn gebeurd) steeds/gedurende langere tijd maar te zeggen/berichten dat ze het gaat regelen en/of te beloven dat het geld contant zal worden betaald (teneinde te voorkomen dat die [slachtoffer 1] de auto als "gestolen/ontvreemd" zou laten registreren);
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 augustu 2017 tot en met 24 augustus 2017 te Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) en/of alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een auto (Suzuki Swift), door
- te reageren op een advertentie op de website "Marktplaats" voor voornoemde auto en/of
- zich daarbij voor te doen als bonafide koper en/of (vervolgens)
- een afspraak te maken en/of (vervolgens)
- een proefrit te maken en/of (vervolgens)
- de koop te sluiten en/of (vervolgens)
- een valse naam ([valse naam]) en/of een vals adres op te geven en/of (vervolgens)
- ( via een nepbetaal/bankapp) net te doen alsof zij de verschuldigde koopsom via haar telefoon overmaakt en/of (vervolgens)
- ( wanneer dat niet blijkt te zijn gebeurd) gedurende langere tijd berichten dat het geregeld gaat worden (teneinde die [slachtoffer 2] ervan te weerhouden de auto als gestolen/ontvreemd te laten registreren);
3.
zij op of omstreeks 25 augustus 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 8.000 euro, door
- zich voor te doen als bonafide verkoper van een auto (Suzuki Swift) en/of
- die auto te koop aan te bieden, terwijl zij die door misdrijf verkregen had en/of
- deze auto over te schrijven op naam van de koper en/of - de koper ([slachtoffer 3]) 8.000 euro te laten betalen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 augustus 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voorwerpen gebruik heeft gemaakt, door een auto (Suzuki Swift) te verkopen, terwijl zij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken t.a.v. de feiten 1, 2 en 3 primair
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal genoemde feiten en omstandigheden ontoereikend zijn voor het bewijs van de telkens ten laste gelegde oplichting. Uit die feiten en omstandigheden volgt namelijk niet dat de verdachte het oogmerk had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de belastende Whatsapp-berichten in de chat tussen “Koper A3” en aangever [slachtoffer 1] (feit 1) heeft gestuurd. Evenmin kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de Whatsapp-berichten in de chat tussen “Swift Koper Pooier” en aangever [slachtoffer 2] (feit 2) heeft gestuurd. Ook niet is komen vast te staan dat de verdachte wetenschap heeft gehad van hetgeen in genoemde chatberichten met de verkopers/aangevers is besproken.
Nu niet bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk (voor vervulling waarvan voorwaardelijk opzet niet toereikend is) had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks25 augustus 2017 te 's-Gravenhage
, althans in Nederland,eenvoorwerp
enheeft
verworven, voorhanden gehad,overgedragen
en/of omgezet, en/of van voorwerpen gebruik heeft gemaakt,door een auto (Suzuki Swift) te verkopen, terwijl zij wist dat
diedatvoorwerp
en geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
warenwasuit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging m.b.t. het voorwaardelijk opzet
Het hof acht het onder 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft op verzoek van een derde (ene [naam]) op 18 augustus 2017 een Suzuki Swift gekocht van [slachtoffer 2] voor een bedrag van € 11.990,- en deze auto op haar naam gezet. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [naam] haar had verteld dat hij dat jaar al een paar auto’s op zijn naam had gezet, maar dat hij problemen zou krijgen met de belastingdienst als hij ook deze Suzuki op zijn naam zou zetten omdat hij dan als autodealer zou worden gezien. [naam] had de verdachte daarom een bedrag van € 2.500,- beloofd als zij de auto op haar naam zou laten zetten. Kort na de aankoop van de Suzuki gaf [naam] te kennen dat de verdachte de auto weer moest verkopen, en dat zij pas daarna haar geld zou krijgen. Op 25 augustus 2017 heeft de verdachte, aldus op verzoek van [naam], de Suzuki aan [slachtoffer 3] verkocht. De koopsom was € 8.000,-. Vervolgens heeft de verdachte ervoor gezorgd dat [slachtoffer 3] de auto op zijn naam kon laten overschrijven.
De verdachte heeft aldus voor [naam], die kennelijk in auto’s handelde, binnen 7 dagen deze Suzuki van [slachtoffer 2] ter waarde van € 11.990,- doorverkocht voor
€ 8.000,- aan [slachtoffer 3] waarbij aan haar door [naam] bovendien hiervoor een beloning in het vooruitzicht was gesteld van € 2.500,-. Een dergelijke constructie is alleen dan niet fors verliesgevend indien niet daadwerkelijk voor de Suzuki is betaald (hetgeen ook achteraf is gebleken uit de aangifte van [slachtoffer 2]).
Het hof gaat er daarom van uit dat op het moment van het aangaan van de verkooptransactie met [slachtoffer 3] de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij een auto overdroeg die van misdrijf afkomstig was, zodat minst genomen sprake is van voorwaardelijk opzet.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een auto, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Deze vorm van witwassen maakt het plegen van misdrijven lucratief en houdt een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand. Haar handelen heeft geleid tot schade en overlast voor de eigenaar van de hier bedoelde auto.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 9 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte na het plegen van onderhavig feit weliswaar in 2019 nog een strafbeschikking (16 uur taakstraf) opgelegd heeft gekregen voor het plegen van een winkeldiefstal, maar verder niet meer in aanraking is gekomen met justitie.
Na een op vele fronten hele lastige periode in haar leven heeft de verdachte een nieuwe start gemaakt in België waar zij nu haar leven met een woning, een goede baan, een kindje en een partner goed op orde lijkt te hebben.
Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, nu in hoger beroep niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep een arrest is gewezen. De redelijke termijn is op 26 maart 2019 aangevangen. Het hof wijst arrest op 5 april 2022, zodat de redelijke termijn met ruim één jaar is overschreden. Het hof zal aan deze overschrijding – gelet op de duur en modaliteit van de op te leggen straf – geen nadere consequenties verbinden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 36.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 32.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij nietontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade, tot een bedrag van € 14.060,55 (bestaande uit € 13.960,55 materiële schade en € 100,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 13.960,55, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 13.960,55 materiële schade is geleden. De gevorderde schade bestaat uit enerzijds de waarde van de Suzuki Swift ad € 11.990,- en anderzijds uit advocaatkosten ad € 1.970,55 die de benadeelde partij heeft gemaakt bij zijn poging om de auto via een klaagschriftprocedure op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering terug te krijgen. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 11.990,- vanaf 25 augustus 2017 (pleegdatum), en over een bedrag van € 1.970,55 vanaf 6 maart 2019 (datum voegingsformulier), beide tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij immateriële schade is geleden tot een bedrag van € 100,-. De vordering zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 13.960,55 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.960,55 (dertienduizend negenhonderdzestig euro en vijfenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 13.960,55 (dertienduizend negenhonderdzestig euro en vijfenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
104 (honderdvier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 augustus 2017 (€ 11.990,-) respectievelijk 6 maart 2019 (€ 1.970,55).
Dit arrest is gewezen door mr. A.L. Frenkel,
mr. T.B. Trotman en mr. E.A. Lensink, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 april 2022.