In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie en partneralimentatie na een echtscheiding. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2021, waarin de alimentatieverplichtingen waren vastgesteld. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, had in incidenteel hoger beroep verzocht om bekrachtiging van de beschikking voor de periode tot 1 april 2021 en om een verhoging van de partneralimentatie vanaf die datum.
Het hof heeft vastgesteld dat de man en vrouw van 2011 tot 2019 met elkaar getrouwd waren en dat zij de ouders zijn van een dochter, die inmiddels meerderjarig is. De rechtbank had eerder bepaald dat de man kinderalimentatie moest betalen, maar het hof oordeelde dat de dochter in de betreffende periode niet behoeftig was, omdat zij in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. Hierdoor werd de bestreden beschikking op dit punt vernietigd.
Wat betreft de partneralimentatie oordeelde het hof dat de man vanaf 1 april 2021 een bedrag van € 836,- bruto per maand aan de vrouw moest betalen. Het hof hield rekening met de draagkracht van de man en de behoeftigheid van de vrouw, die een IVA-uitkering ontvangt. De beslissing om de proceskosten te compenseren werd ook genomen, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de financiële situatie van beide partijen zorgvuldig te beoordelen in het kader van alimentatieverplichtingen.