In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1989, was in eerste aanleg vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer 10-102712-18, maar werd veroordeeld voor het tenlastegelegde onder parketnummer 10-096566-19 tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling, maar niet tegen de vrijspraak.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon tijdens een voetbalwedstrijd, waarbij de verdachte en haar mededaders de man hebben geslagen, gekrabd en geschopt in het bijzijn van vele omstanders, waaronder kinderen.
Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en het hof oordeelt dat een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uren een passende reactie is. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof heeft de kosten voor de vordering voor beide partijen bepaald.