ECLI:NL:GHDHA:2022:83

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
200.297.716/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake beloning voor eindrekening en -verantwoording door bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van een bewindvoerder, [voormalig bewindvoerder], die op eigen verzoek was ontslagen. De rechtbank had eerder bepaald dat aan haar geen beloning toekwam voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording. Het hof oordeelde dat de bestreden beschikking onterecht was, omdat de uitspraakdatum niet correct was aangepast, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep tijdig was ingediend. Het hof stelde vast dat de noodzaak tot bedrijfsbeëindiging door de bewindvoerder om medische redenen geen uitzonderlijke omstandigheid was die afweek van de forfaitaire beloning zoals vastgelegd in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het hof vernietigde de eerdere beschikking en kende alsnog een beloning van € 210,- toe voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording, waarbij de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.297.716/01
zaaknummer rechtbank : 9156763 \ GZ VERZ 21-2150
beschikking van de meervoudige kamer van 12 januari 2022
inzake
[appellante] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [voormalig bewindvoerder] ,
advocaat mr. W.B. Brusse te Almelo,
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.
Als informant is aangemerkt:
Verkerk & Vos Bewindvoeringen Minnelijk B.V. ,
kantoorhoudende te Nieuw-Lekkerland , gemeente Molenlanden ,
hierna te noemen: Verkerk & Vos ,
advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 15 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[voormalig bewindvoerder] is op 27 juli 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen (waaronder de bestreden beschikking) waarin de kantonrechter heeft overwogen dat aan haar geen beloning toekomt voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording.
2.2
De rechthebbende heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts op 26 oktober 2021 een e-mailbericht van [voormalig bewindvoerder] met bijlagen van diezelfde datum ingekomen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2021 plaatsgevonden, tezamen met een aantal zaken (in totaal 29) waarin de kantonrechter dezelfde beslissing heeft genomen. Verschenen zijn:
- [voormalig bewindvoerder] , bijgestaan door mr. Brusse;
- Verkerk & Vos , vertegenwoordigd door [naam] en bijgestaan door mr. De Bakker.
De rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
[voormalig bewindvoerder] heeft aan de zitting deelgenomen via een videoverbinding.
Mr. Brusse heeft het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1975.
3.2
Over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren is bewind ingesteld. Tot 1 mei 2021 trad [voormalig bewindvoerder] op als bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is [voormalig bewindvoerder] , voor zover in hoger beroep van belang, op eigen verzoek per 1 mei 2021 ontslagen als bewindvoerder. Zij was vanwege medische redenen genoodzaakt om haar bedrijf [naam bedrijf] te staken. Verkerk & Vos is benoemd tot opvolgend bewindvoerder
.Verder heeft de kantonrechter in de bestreden beschikking overwogen dat [voormalig bewindvoerder] geen beloning toekomt voor het opmaken van de eindrekening en
-verantwoording.
4.2
[voormalig bewindvoerder] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt: slechts voor zover het de overweging met betrekking tot de beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording betreft) en, opnieuw rechtdoende, alsnog aan haar een beloning toe te kennen voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 lid 5 sub d respectievelijk artikel 3 lid 5 sub d van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, te vermeerderen met de toepasselijke indexering van de beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren 2020, overeenkomstig de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 10 oktober 2020, nr. 2711713, houdende wijziging van de beloningen in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

De ontvankelijkheid
5.1
De bestreden beschikking vermeldt dat de kantonrechter in deze zaak op 15 april 2021 uitspraak heeft gedaan. Gelet op het bepaalde in artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. Nu op het moment van de indiening van het beroepschrift op 28 juli 2021 al meer dan drie maanden waren verstreken, zou dit betekenen dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend. Uit de door [voormalig bewindvoerder] overgelegde
e-mailcorrespondentie met de rechtbank volgt echter dat de beschikkingen in alle zaken – waaronder ook de onderhavige – zijn opgemaakt op 15 april en dat de uitspraakdatum telkens is aangepast naar 28 april 2021 of 30 april 2021. De in de bestreden beschikking vermelde datum van 15 april 2021 is onbedoeld niet aangepast.
5.2
Uit voormelde stukken leidt het hof af dat de kantonrechter in onderhavige zaak uitspraak heeft gedaan op 28 april 2021 of op 30 april 2021, net als in de overige zaken. In beide gevallen is het hoger beroep binnen drie maanden na de dag van de uitspraak – en daarmee tijdig – ingesteld. Er is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake van enige termijnoverschrijding, zodat het hof [voormalig bewindvoerder] in haar hoger beroep zal ontvangen.
Kennelijke misslag
5.3
Uit de overwegingen in de bestreden beschikking volgt dat de kantonrechter [voormalig bewindvoerder] geen beloning heeft toegekend voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording. Daarmee heeft de kantonrechter een eindbeslissing gegeven ten aanzien van dit geschilpunt. Het feit dat deze beslissing van de kantonrechter niet met zoveel woorden in het dictum van de bestreden beschikking is opgenomen, levert op zichzelf geen misslag op. Voor zover [voormalig bewindvoerder] bedoelt te stellen dat de beschikking reeds om die reden niet in stand kan blijven, gaat het hof daaraan voorbij.
Het juridisch kader
5.4
Voordat het hof overgaat tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van [voormalig bewindvoerder] , zal het hof vermelden wat daarover in de wet en de bijbehorende regelingen staat.
5.5
In artikel 1:447 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de bewindvoerder aanspraak heeft op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Per 1 januari 2015 geldt de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 november 2014, nr. 577811 (hierna: de Regeling).
5.6
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Regeling stelt de kantonrechter die de bewindvoerder, bedoeld in artikel 1:435 lid 7 BW, benoemt, diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid. In artikel 3 lid 5 van de Regeling is bepaald dat de kantonrechter naast de jaarbeloning in voorkomende gevallen een beloning voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording toekent. Uit de toelichting bij de Regeling volgt dat het uitgangspunt is dat de beloning voor rekening komt van de rechthebbende. Indien de rechthebbende de kosten van de beloning zelf niet kan dragen, komen die kosten in aanmerking voor vergoeding uit de bijzondere bijstand. De bedoelde beloning is voor het jaar 2021 vastgesteld op € 210,-.
5.7
Volgens artikel 3 lid 6 van de Regeling kan de kantonrechter in afwijking van het eerste lid wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen. In de toelichting bij de Regeling is ten aanzien van dit artikellid het volgende opgemerkt:

Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. Een bijstelling van de jaarbeloning naar beneden is evenwel ook mogelijk. Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar.”
De standpunten
5.8
[voormalig bewindvoerder] voert aan dat zij om zwaarwegende medische redenen genoodzaakt was om haar bedrijf te staken. In mei 2021 heeft zij haar dossiers overgedragen aan Verkerk & Vos . [voormalig bewindvoerder] heeft haar cliënten in die periode meerdere berichten gestuurd om ze op te hoogte te houden van de overdracht en zij heeft met iedere rechthebbende telefonisch contact gehad om een en ander toe te lichten. Ook na de overdracht is [voormalig bewindvoerder] nog een maand beschikbaar gebleven om verdere uitleg te kunnen geven aan de rechthebbenden over de wijzigingen die hadden plaatsgevonden.
Volgens [voormalig bewindvoerder] is de beslissing van de kantonrechter om geen beloning toe te kennen voor het opmaken van de eindrekeningen en -verantwoordingen in strijd met de Regeling. Daarin staat immers vermeld dat naast de jaarbeloning ook een vergoeding wordt toegekend voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording. Het staken van de bedrijfsvoering, in dit geval wegens ziekte, is geen uitzonderlijke omstandigheid in de zin van artikel 2 lid 6 respectievelijk artikel 3 lid 6 van de Regeling, aldus [voormalig bewindvoerder] . Zij wijst op enkele uitspraken van gerechtshoven. Dat het ontslag van [voormalig bewindvoerder] en de benoeming van Verkerk & Vos niet de keuze is van de rechthebbende, is bovendien geen reden om de beloning voor het opmaken van de eindrekening en
-verantwoording niet ten laste van het vermogen van de rechthebbende te laten komen. De Regeling, waarin een forfaitair systeem wordt gehanteerd, biedt daarvoor onvoldoende grondslag.
Het oordeel van het hof
5.9
Het hof stelt het volgende voorop. Een rechthebbende die niet in staat is zijn of haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen en die daarbij de hulp van een bewindvoerder nodig heeft, moet in beginsel zelf de kosten van de werkzaamheden van deze persoon vergoeden. Uitgangspunt in de Regeling is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan curatoren, bewindvoerders en mentoren.
5.1
Ter zitting bij het hof is gebleken dat kantonrechters in het land verschillend omgaan met de toekenning van een beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording in die gevallen waarin het verzoek tot ontslag van de voormalig bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder niet van de rechthebbende zelf afkomstig is. Het hof overweegt als volgt. Uit het eerder genoemde juridische kader volgt dat slechts wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van een bewindvoerder op een andere wijze door de rechter kan worden vastgesteld. Het hof benadrukt dat uit de toelichting bij de Regeling volgt dat uitzonderlijke omstandigheden niet te snel aangenomen mogen worden. Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat kan worden afgeweken van het forfaitaire systeem. Gebleken is dat [voormalig bewindvoerder] vanwege medische redenen niet meer in staat is om haar werkzaamheden als bewindvoerder uit te oefenen. Het hof vindt het daarom alleszins redelijk dat zij om haar eigen ontslag heeft verzocht en dat zij al haar dossiers (in totaal 29) heeft overgedragen aan een opvolgend bewindvoerder. In dit geval heeft [voormalig bewindvoerder] het dossier overgedragen aan Verkerk & Vos . Ter zitting bij het hof is gesproken over een overnamesom die Verkerk & Vos heeft betaald aan [voormalig bewindvoerder] . Beide hebben verklaard dat zij een bepaald bedrag per dossier zijn overeengekomen. Het hof is van oordeel dat het ontvangen van een overnamesom los staat van het opmaken van de eindrekening en -verantwoording. Vast staat immers dat door [voormalig bewindvoerder] feitelijk werkzaamheden zijn verricht. Zij heeft in alle zaken een eindrekening en -verantwoording moeten maken. Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat [voormalig bewindvoerder] voor deze werkzaamheden de forfaitaire beloning ontvangt. Dat het ontslag van [voormalig bewindvoerder] en de benoeming van Verkerk & Vos niet de keuze is van de rechthebbende, levert naar het oordeel van het hof evenmin een uitzonderlijke omstandigheid op als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling. Nu de noodzaak tot bedrijfsbeëindiging om medische redenen geen uitzonderlijke omstandigheid is, is er geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan de vergoeding voor een voormalig bewindvoerder op een andere manier dan via het forfaitaire systeem zou kunnen worden vastgesteld.
5.11
Het hof begrijpt dat het voor de rechthebbende nadelig is dat de beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording van [voormalig bewindvoerder] voor zijn of haar rekening komt, maar dat vormt net zo min aanleiding om af te wijken van het forfaitaire systeem. Zodra sprake is van een onderbewindstelling, brengt dat nu eenmaal bepaalde kosten met zich. Het enkele feit dat deze kosten ten laste komen van de rechthebbende, kan er naar het oordeel van het hof niet toe leiden dat van een voormalig bewindvoerder kan worden verwacht dat hij of zij werkzaamheden verricht zonder dat daar een beloning tegenover staat.
5.12
Van overige omstandigheden, die een inbreuk op het forfaitaire systeem wel zouden rechtvaardigen, is het hof niet gebleken.
5.13
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van [voormalig bewindvoerder] om haar een beloning toe te kennen voor het opmaken van de eindrekening en
-verantwoording alsnog toewijzen.
Proceskosten
5.14
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
5.15
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de beloning van [voormalig bewindvoerder] voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording vast op een bedrag van € 210,-;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van de Poll, A.C. Olland en A.A.F. Donders, bijgestaan door mr. I.E. van der Leij als griffier en is op 12 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.