ECLI:NL:GHDHA:2023:124

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
22-002712-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake vuurwapenbezit en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bedreigen van zijn zus. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot dezelfde straf. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de processtukken en de verklaringen van de verdachte en de verbalisanten. Het hof oordeelt dat de verdachte vrijwillig toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn auto, waarin een vuurwapen werd aangetroffen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten en heeft de eerdere veroordeling bevestigd. De verdachte is strafbaar verklaard en er zijn bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling voor psychische problematiek. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002712-21
Parketnummer: 10-133783-21
Datum uitspraak: 30 januari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 september 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
BRP-adres: [[woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals genoemd in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, nl een omgebouwde revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 LR voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Rotterdam zijn zus [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de goederen ontstond, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een lachgastank, althans een zwaar en/of hard voorwerp, (op zeer korte afstand) voorgehouden en/of getoond en/of (daarbij) één of meermalen deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga het naar je gooien" en/of "ik ga je verminken" en/of "Ik ga nu je auto kapot maken" en/of "Ik maak jullie allemaal kapot, ik neem jullie de afgrond in mee" en/of ik ga jullie blazem met een 9mm", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals genoemd in het vonnis waarvan beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het gevoerde verweer ex artikel 359a Sv
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er sprake is van een onrechtmatige bewijsgaring. Hiermee is volgens de verdediging sprake van onherstelbare vormverzuimen ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering die dienen te leiden tot bewijsuitsluiting, een en ander zoals verwoord in zijn overgelegde pleitaantekeningen.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2021153253-6 hebben de verbalisanten de verdachte zien rijden in een personenauto en zij hebben gezien dat de verdachte de personenauto tot stilstand heeft gebracht. Hieruit blijkt dat de verdachte deelnam aan het verkeer. Daarnaast hebben de verbalisanten op basis van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 de bevoegdheid om elke bestuurder van een motorvoertuig te verplichten het motorvoertuig te doen stilhouden. Voor de toepassing van deze bevoegdheid is geen concrete aanleiding of verdenking nodig.
Naar het oordeel van het hof is artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 niet op een onrechtmatige wijze aangewend. De staande houding is rechtmatig geweest en daarmee is geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer wordt daarom op dit punt verworpen.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2021153253-6 het volgende. Verbalisant [verbalisant 1] vroeg aan de verdachte of hij en verbalisant [verbalisant 2] in zijn auto mochten kijken. De verdachte deelde aan de verbalisanten mede dat dit geen probleem was. Vervolgens vroeg verbalisant [verbalisant 2] aan de verdachte of hij dingen in zijn voertuig had liggen die hij niet mocht hebben. De verbalisanten hoorden de verdachte het volgende zeggen: "Dat heb ik niet." Daarna deelde verbalisant [verbalisant 2] aan de verdachte het volgende mede: "Als ik wel dingen aantref die je niet mag hebben, dan kan dat strafrechtelijk gevolgen hebben." De verbalisanten hoorden de verdachte het volgende zeggen: "Ik heb niets liggen, kijk maar". Daarna troffen de verbalisanten het vuurwapen aan in het dashboardkastje.
Het hof is, gelet op deze bevindingen, van oordeel dat de verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming heeft gegeven om de auto te doorzoeken. Naar het oordeel van het hof beslaat de toestemming voor het ‘kijken’ in de auto ook het kijken in het dashboardkastje, zoals dat is gebeurd. Het hof acht de doorzoeking van de auto daarmee rechtmatig. Naar het oordeel van het hof is er ook op dit punt geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer wordt daarom verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks21 mei 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver,
nlnamelijkeen omgebouwde revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 LR voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks20 augustus 2021 te Rotterdam zijn zus [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling en
/ofenig misdrijf waardoor gevaar voor de goederen ontstond, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een lachgastank
, althans een zwaar en/of hard voorwerp, (op zeer korte afstand)voorgehouden
en/of getoonden
/of (daarbij
) één of meermalendeze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga het naar je gooien" en
/of"ik ga je verminken" en
/of"Ik ga nu je auto kapot maken" en
/of"Ik maak jullie allemaal kapot, ik neem jullie de afgrond in mee" en
/ofik ga jullie
blazemblazenmet een 9mm", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat en met zware mishandeling en met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (in zijn auto op de openbare weg) voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. Verboden wapenbezit is een ernstig feit waartegen streng dient te worden opgetreden, teneinde ongeoorloofd gebruik –met alle gevolgen van dien- te voorkomen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn zus. Dit handelen heeft zij als zeer bedreigend ervaren. Doorgaans veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van angst.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het advies van reclasseringsinstelling Antes van 27 augustus 2021. Volgens de reclassering zijn er duidelijke aanwijzingen voor problematisch gebruik van lachgas en mogelijk is er bij de verdachte sprake van onderliggende psychische problematiek. De reclassering adviseert een aantal bijzondere voorwaarden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - een passende en geboden reactie vormt. Teneinde strafbare feiten te voorkomen, zal het hof bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

dat de verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de verdachte opnemen voor de eerste afspraak.
dat de verdachte zich laat behandelen door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeéld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie, stabilisatie, of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal, na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
dat de verdachte in een instelling verblijft voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, indien de huisvesting van de verdachte zich zodanig ontwikkelt dat de reclassering dit nodig acht. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
dat de verdachte een inspanningsverplichting heeft ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte dient zich netjes te gedragen op werk en zich te houden aan de aldaar gemaakte afspraken, bijvoorbeeld met betrekking tot tijdig aanwezig zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. V.M. de Winkel,
mr. W.S. Korteling en mr. H.W. Samson-Geerlings,
in bijzijn van de griffier mr. J.H.M. Peusken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 januari 2023.
mr. H.W. Samson-Geerlings is buiten staat dit arrest te ondertekenen.