In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kort geding waarin de medewerking aan de levering van een appartementsrecht werd gevorderd. De appellante, hierna te noemen [appellante], had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, hierna te noemen [geïntimeerde], die de medewerking van [appellante] aan de levering van een woning bij de notaris wilde verkrijgen. De voorzieningenrechter had in zijn vonnis van 8 februari 2022 de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, maar het hof heeft in een eerder arrest de werking van dit vonnis geschorst. Door het uitblijven van een oplossing heeft [geïntimeerde] zich uiteindelijk teruggetrokken uit de koopovereenkomst, waardoor het bestreden vonnis niet meer kon worden uitgevoerd. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van [geïntimeerde] wegens gebrek aan belang moesten worden afgewezen. Tevens is er een compensatie van proceskosten tussen partijen vastgesteld.
De zaak draait om de eigendom van een appartement dat in de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen valt. [geïntimeerde] had het appartement verkocht, maar de levering kon niet plaatsvinden zonder de medewerking van [appellante]. De partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de voorwaarden voor deze medewerking, wat heeft geleid tot een kort geding. Het hof heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst inmiddels is ontbonden, waardoor de vorderingen van [geïntimeerde] niet langer relevant zijn. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.