Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 29 september 2022, waarmee Grenke in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2022;
- de memorie van grieven van Grenke, met bijlagen;
- de verstekverlening tegen [verweerder].
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
€ 4.060,26 voor resterende achterstallige en toekomstige termijnen, met rente,
€ 531,03 aan incassokosten, exclusief btw,
€ 80,45 aan rente tot 1 juni 2022,
€ 1.148,40 aan contractuele boete en
de proceskosten;
- € 2.677,06 t.a.v. contract 064027216 per ontbindingsdatum 28 maart 2022, namelijk kwartaaltermijn (inclusief verzekering) van 1 januari 2022 van € 467,93, plus de toekomstige termijnen april 2022 - juli 2023 van € 2.209,13 inclusief btw;
- € 1.383,20 t.a.v. contract 064027259 per ontbindingsdatum 28 maart 2022, namelijk kwartaaltermijn (inclusief verzekering) van 1 januari 2022 van € 418,85, plus de toekomstige termijnen april 2022 - oktober 2022 van € 964,35 inclusief btw.
- Na ontbinding van de overeenkomsten op 18 maart 2022 is er geen grond meer voor toewijzing van de toekomstige leasetermijnen. Wel toewijsbaar is een bedrag van € 886,78 aan achterstallige termijnen ten tijde van de ontbinding.
- De contractuele boete van € 1.148,40 is ook toewijsbaar.
- De gevorderde incassokosten kunnen slechts tot een bedrag van € 133,01 worden toegewezen, dit in verband met de lagere toewijsbare hoofdsom.
- In totaal is dus een bedrag van € 2.168,19 toewijsbaar, te weten € 886,79 plus € 133,01 plus € 1.148,40.
- Omdat Grenke van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan, is het gevorderde bedrag van € 80,45 aan vervallen rente niet toewijsbaar.
“vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan, vanaf de dag van verzuim tot de dag van algehele voldoening”.[verweerder] is in de proceskosten veroordeeld.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleidende opmerkingen
- de toewijzing van vordering A (verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden) en vordering C (afgifte leaseobject);
- de toewijzing van de achterstallige termijnen van € 886,78 en het oordeel dat daarover wettelijke handelsrente is verschuldigd (deel van vordering B);
- de toewijzing van de contractuele boete van € 1.148,40 (ook deel van vordering B) en het oordeel dat daarover wettelijke handelsrente is verschuldigd;
- het oordeel dat over de buitengerechtelijke incassokosten wettelijke handelsrente is verschuldigd;
- de veroordeling van [verweerder] in de proceskosten in eerste aanleg.
handelsrente kan toewijzen omdat artikel 6:119a BW uitsluitend betrekking heeft op de primaire betalingsverplichting uit een handelsovereenkomst en niet op andere geldelijke verplichtingen.
7.Beslissing
- veroordeelt [verweerder] tot betaling aan Grenke van een bedrag van € 5.820,14, te vermeerderden met de wettelijke rente (6:119 BW) over € 3.173,48 vanaf 1 juni 2022 en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.646,66 vanaf 1 juni 2022;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van dit hoger beroep, tot op heden aan de kant van Grenke begroot op € 783 aan griffierecht, € 105,31 aan verschotten en € 836 aan salaris advocaat en op € 173 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90 indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.