ECLI:NL:GHDHA:2023:412

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
2200005217
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van heroïne en procesafspraken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2016. De verdachte, geboren in Turkije in 1972 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was samen met medeverdachten betrokken bij de invoer van 381 kilogram heroïne vanuit Turkije naar Nederland in 2015. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in de appelfase, met meer dan vier jaren. De verdachte had in eerste aanleg een gevangenisstraf van zes jaren opgelegd gekregen, maar in hoger beroep is dit aangepast naar een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest, conform een procesafspraak tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie. Het hof heeft de procesafspraak goedgekeurd, waarbij de verdachte afstand deed van bepaalde verdedigingsrechten. De rol van de verdachte in het heroïnetransport was significant, aangezien hij speciaal vanuit Turkije naar Nederland was overgevlogen om het transport te begeleiden. Het hof heeft de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak bevestigt de bewezenverklaring van de rechtbank, maar vernietigt de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000052-17
Parketnummer: 10-960092-15
Datum uitspraak: 14 maart 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1972,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen beslist als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven. Tevens is de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 mei 2015 en met 27 mei 2015,
te Amstelveen en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of opzettelijk heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer driehonderdeenentachtig (381) kilogram heroïne, in
elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan leiden:
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2015 tot en met 27 mei
2015, te Amstelveen en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of Almere en/of Hoofddorp, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in liet vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen en/of
buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer driehonderdeenentachtig (381) kilogram heroïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen
van dat feit heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- ( meermalen) (pallets) papier/karton, waarin een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne)
was verstopt of kon worden verstopt (een zogenaamde deklading) aangekocht en/of besteld,
en/of
- ( meermalen) met één of meer mededader(s) en/of één of meer (andere) contactperso(o)n(en) (in het buitenland) telefonisch en/of per e-mail (in versluierd taalgebruik) contact gehad en/of (een) ontmoeting(en) gehad teneinde afspraken te maken met betrekking tot het invoeren
en/of uitvoeren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen van een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne) en/of (pallets) papier/karton, waarin een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne) was verstopt of kon worden verstopt (een zogenaamde deklading), en/of
- ( meermalen) een (aan)betaling (laten) verrichten en/of ontvangen ten behoeve van het invoeren en/of uitvoeren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen van een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne) en/of (pallets) papier/karton, waarin een
hoeveelheid verdovende middelen (heroïne) was verstopt of kon worden verstopt (een zogenaamde deklading), en/of
- één of meer loodsen)/pand(en) (aan de [adres 1] te Zaandam en/of aan de [adres 2] te Amstelveen en/of aan de [adres 3] te Almere) gehuurd en/of geregeld
en/of ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of op en/of overslag van een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne) en/of (pallets) papier/karton, waarin een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne) was verstopt of kon worden verstopt (een zogenaamde deklading) en/of
- één of meer vervoersmiddel(en) en/of Blackberry telefoons, althans (een) communicatiemiddel(en) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gesteld ten behoeve van het invoeren en/of uitvoeren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen van een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne), en/of (pallets) papier/karton, waarin een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne) was verstopt of kon worden verstopt (een zogenaamde deklading) en/of
- ( meermalen) (pallets) papier/karton waarin een hoeveelheid verdovende middelen (heroïne)
was verstopt of kon worden verstopt, in ontvangst genomen en/of opgeslagen en/of gelost en/of uitgepakt;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behalve ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft dienaangaande gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist en het hof verenigt zich daarmee. De bewezenverklaring wordt gedekt door de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof stelt vast dat de verdachte, in verband met de in hoger beroep tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gemaakte procesafspraak, zijn grieven tegen de bewezenverklaring in eerste aanleg niet handhaaft
en dat de in eerste aanleg namens hem gevoerde verweren om die reden bewust niet zijn herhaald.
Dat betekent dat het hof het vonnis waarvan beroep, met overneming van de gronden zal bevestigen, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het vonnis zal op die laatstgemelde onderdelen worden vernietigd en in zoverre zal opnieuw recht worden gedaan.
Strafmotivering
Procesverloop
De onderhavige strafzaak maakt deel uit van de mini megazaak ‘Palmpol’, waarin de strafzaak van de verdachte, gelijktijdig doch niet gevoegd, met die van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is behandeld. De onderhavige zaak heeft – samen met de zaken tegen genoemde medeverdachten op 8 februari 2018 op een regiezitting gestaan. Ter terechtzitting van 22 februari 2018 is beslist op de gedane onderzoekswensen. Daartoe is de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof voor het horen van een aantal, deels in het buitenland verblijvende, getuigen. Op 11 januari 2023 heeft het hof van de advocaat-generaal vernomen dat het Openbaar Ministerie met de verdediging in onderhandeling was over mogelijke procesafspraken in de onderhavige zaak en in de zaken tegen de medeverdachten.
Op 8 februari 2023 heeft het hof kennisgenomen van de tot stand gekomen procesafspraak welke afspraak is ondertekend door de verdachte en diens raadsman.
De procesafspraak
De procesafspraak – die blijkens mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2023, door hem namens zijn ambtsgenoot I.J.E.H.C. Degeling is ondertekend, luidt als volgt:
- Verdachte heeft niet langer grieven ten aanzien van de bewezenverklaring zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank Rotterdam;
- Verdachte kan zich vinden in de bewezenverklaring van de rechtbank;
- Verdachte en zijn raadsman en de advocaat-generaal spreken af dat in deze zaak een straf in de vorm van:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek
passend en geboden is;
- Verdachte en zijn raadsman berusten in het vervallen verklaren van de borgsom van 75.000 euro;
- Verdachte en zijn raadsman berusten in de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het beslag, te weten:
  • Het onttrekken aan het verkeer van de heroïne;
  • De verbeurdverklaring van de handschoenen, de handschoen en de aansteker;
  • De teruggave van het paspoort aan verdachte;
- Verdachte en zijn raadsman en de advocaat-generaal zullen deze afspraken bekend maken aan het hof; zij geven daarbij aan dat zij geen behoefte hebben aan een grondige en volledige inhoudelijke behandeling van de feiten.
- Verdachte en zijn raadsman en de advocaat-generaal leggen bij deze vast dat in het geval het hof overweegt een hogere straf op te leggen, ieder der partijen het hof kan verzoeken alsnog over te gaan tot de grondige en
volledige inhoudelijke behandeling van deze strafzaak.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal conform de procesafspraak gerekwireerd. De raadsman heeft conform de procesafspraak gepleit.
Het toetsingskader van de Hoge Raad: Waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en het verdediging opgestelde afdoeningsvoorstel (de procesafspraak) als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hieromtrent in de onderhavige zaak als volgt.
Ter terechtzitting heeft het hof de procesafspraken met de via een videoverbinding aanwezige verdachte en zijn fysiek ter zitting aanwezige raadsman besproken en er zich van vergewist dat partijen elkaar over een weer voldoende en duidelijke informatie hebben verstrekt en ten aanzien van hetgeen daarmee is beoogd. De verdachte heeft voldoende gelegenheid gehad om weloverwogen tot een ondubbelzinnige beslissing te komen en hij heeft, bijgestaan door zijn raadsman, zich rekenschap kunnen geven van de inhoud, de strekking en de rechtsgevolgen van de procesafspraken. Desgevraagd heeft de raadsman verklaard dat geen sprake is geweest van enige druk van de kant van het openbaar ministerie. In deze zaak zijn er geen slachtoffers of benadeelde partijen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op het voorliggende afdoeningsvoorstel (de procesafspraak).
De strafmotivering in de onderhavige zaak
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het invoeren van 381 kilogram heroïne vanuit Turkije naar Nederland.
De rol van de verdachte bij het onderhavige heroïnetransport was dat hij speciaal vanuit Turkije naar Nederland is overgevlogen om het transport en de verdere distributie van de heroïne in Nederland te begeleiden. Hij onderhield zowel vanuit Turkije als later toen hij eenmaal in Nederland was aangekomen, contacten met een van de medeverdachten voorafgaand aan de aankomst van de heroïne. Daarnaast was de verdachte aanwezig in de loods in Amstelveen en heeft hij daar meegeholpen de heroïne uit- en over te pakken.
De verdachte heeft door aldus te handelen een significante bijdrage geleverd aan het op de markt brengen van die verdovende middelen. Door (het verspreiden van) harddrugs wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat de handel in heroïne vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was – kennelijk uitsluitend- uit op eigen financieel gewin. Een feit als het onderhavige brengt bovendien onrust voor de samenleving mee en is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar.
Uit het feit dat de verdachte speciaal vanuit Turkije werd ingevlogen en dat in Nederland een personal assistent voor hem werd ingeschakeld, leidt het hof, met de rechtbank, af dat de verdachte - in ieder geval van de in Nederland aanwezige personen - de belangrijkste persoon was en daarmee dus de grootste of in ieder geval de belangrijkste rol had.
Gelet op het beslissingsmodel van de artikelen 348-350 van het Wetboek van Strafvordering is de door het hof vervolgens te beantwoorden vraag of het afdoeningsvoorstel voor wat betreft de op te leggen straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die is gebleken uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof houdt rekening met de ouderdom van het bewezen verklaarde feit, zijnde een feit uit mei 2015, en de omstandigheid dat de verdachte een flink aantal jaren in onzekerheid heeft verkeerd over de uiteindelijke afdoening van de zaak.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Het uittreksel vermeldt uitsluitend onderhavige zaak.
Tevens betrekt het hof bij zijn oordeel, hetgeen de verdachte ter terechtzitting omtrent zijn persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. De verdachte heeft twee kinderen uit een eerdere relatie en heeft nu de zorg voor een jong gezin uit een nieuwe relatie. Hij is – samen met zijn broer - eigenaar van een textielonderneming in Turkije.
Het hof heeft verder geconstateerd dat in de appelfase sprake is van een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Sinds het instellen van het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank op 3 januari 2017 zijn er zes jaren en meer dan twee maanden verlopen, zodat de redelijke termijn daarmee met ruim vier jaren is overschreden. Het hof overweegt hieromtrent dat er op 8 februari 2018 een regiezitting is geweest, waarbij getuigenverzoeken zijn toegewezen. Het hof stelt vast dat er in juni en augustus 2018 getuigen zijn gehoord. Voorts stelt het hof vast dat, gelet op de processen-verbaal van de raadsheer-commissaris van respectievelijk 19 december 2018 en 11 maart 2019, de raadsheer-commissaris het onaannemelijk achtte dat twee niet gehoorde getuigen binnen een aanvaardbare termijn ten overstaan van de raadsheer-commissaris een verklaring zouden afleggen. Het hof constateert dat de het dossier eind 2019 gereed was voor inhoudelijke behandeling. Dat er sedertdien niets meer met de zaak is gebeurd, is in zijn geheel niet aan de verdediging te wijten. Tevens constateert het hof een lichte overschrijding van de inzendtermijn.
Het hof komt tot de volgende slotsom. Het hof is van oordeel dat in beginsel een straf zoals destijds door de rechtbank is opgelegd passend en geboden is.
Gelet op al het voorgaande is het hof echter van oordeel dat thans een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal is gevorderd en is vastgelegd in de procesafspraak tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, een passende en geboden straf is, waarbij het hof tevens heeft gekeken naar de met de twee medeverdachten overeengekomen procesafspraken Er bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat de procesafspraak niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van het aan verdachte gemaakte verwijt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis ten aanzien van de bewezenverklaring, de beslissingen omtrent de in beslag genomen goederen en de vervallenverklaring van de borgsom ad € 75.000,00.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer,
mr. A. de Lange en mr. R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2023.
Mr. R. van der Hoeven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.