ECLI:NL:GHDHA:2023:532
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- A. Zonneveld
- A.N. Labohm
- A.S. Mertens - de Jong
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding met IPR en vermogensrechtelijke afwikkeling tussen echtgenoten van verschillende nationaliteiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de echtscheiding van een echtpaar met zowel Nederlandse als Marokkaanse nationaliteit. De man, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, betoogde dat het Marokkaanse recht van toepassing moest zijn op de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgoederen. Het hof oordeelde echter dat het Nederlands recht van toepassing is op de echtscheiding, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen in Nederland was en er geen uitdrukkelijke rechtskeuze voor het Marokkaanse recht was gemaakt bij het sluiten van het huwelijk.
Wat betreft de vermogensrechtelijke afwikkeling, oordeelde het hof dat het Marokkaanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, maar dat de woning in Nederland onder het Nederlandse recht valt. De man had de hypotheeklasten en andere kosten van de woning gedragen, maar het hof oordeelde dat de vrouw recht had op een deel van de waarde van de kapitaalpolis en de aflossingen op de hypotheek, gezien haar rol in het huishouden en de zorg voor de kinderen. Het hof stelde de man in de gelegenheid om de woning over te nemen, met de voorwaarde dat hij de vrouw binnen vijf maanden zou ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek.
De beslissing van het hof houdt in dat de woning aan de man wordt toegedeeld, onder de voorwaarde dat hij de vrouw een deel van de overwaarde betaalt, en dat de waarde van de kapitaalpolis bij Nationale Nederlanden op een bepaalde datum tussen partijen wordt verdeeld. De proceskosten werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.