ECLI:NL:GHDHA:2024:1063
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanmaningskosten in het belastingrecht na naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanmaningskosten die aan belanghebbende zijn opgelegd door de Ontvanger van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen drie naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting, welke zijn opgelegd op 29 maart, 20 juni en 27 september 2021. Na het onbetaald blijven van deze aanslagen, heeft de Ontvanger aanmaningskosten in rekening gebracht. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende is vervolgens in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2023 heeft de belanghebbende betoogd dat er nog niet definitief was beslist over de verschuldigdheid van de fijnstoftoeslag, en dat de Ontvanger daarom geen naheffingsaanslagen had mogen opleggen. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de Rechtbank op goede gronden heeft beslist en dat de belanghebbende geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen, waarbij aanmaningskosten van € 8 in rekening worden gebracht voor het verzenden van een aanmaning. De belanghebbende heeft geen succes gehad in haar hoger beroep, en de beslissing van de Rechtbank blijft in stand.