In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het voorlopig gebruiksrecht van een huurwoning tussen twee samenwoners, de man en de vrouw, die ouders zijn van een tweeling. De vrouw heeft na de beëindiging van de relatie in januari 2023 tijdelijk met hun jongste kind, [minderjarige 2], bij haar moeder en stiefvader gewoond. De man heeft de woning verlaten na het bestreden vonnis van de kantonrechter. Het hof moet beoordelen wie van de partijen het meeste belang heeft bij het gebruik van de huurwoning in afwachting van een definitieve oplossing. Het hof komt tot de conclusie dat het belang van [minderjarige 2] bij een stabiele woonplek doorslaggevend is. De vrouw wordt als de hoofopvoeder van [minderjarige 2] beschouwd, wat haar recht op het voorlopig gebruik van de huurwoning bevestigt. De man heeft in hoger beroep de grieven ingediend tegen het vonnis van de kantonrechter, maar het hof oordeelt dat deze grieven niet slagen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en compenseert de proceskosten in hoger beroep.