ECLI:NL:GHDHA:2024:134

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
BK-23/59
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft [Y] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 13 december 2022, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer en de betaling van griffierecht. Op 1 februari 2023 ontving [Y] een nota griffierecht van € 548,00, met de mededeling dat dit bedrag uiterlijk op 1 maart 2023 moest zijn bijgeschreven. Na het verstrijken van deze termijn ontving [Y] op 2 maart 2023 een betalingsherinnering, maar het griffierecht werd niet voldaan. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [Y] niet in verzuim was. Daarom werd het hoger beroep op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan op 16 januari 2024, en er zijn geen proceskosten toegewezen. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/59

Uitspraak van 16 januari 2024

in het geding tussen:
[Y] , beweerdelijk namens
[X B.V.], thans: [X-1 B.V.] te [Z] , belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 13 december 2022, nummer SGR 21/5892.

Procesverloop in hoger beroep

1.1.
[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
[Y] heeft op 18 oktober 2023 en 5 december 2023 nadere stukken ingediend. De Heffingsambtenaar heeft op 14 november 2023 een volmacht overgelegd. Verder heeft de Heffingsambtenaar op 24 november 2023 een nader stuk, inclusief bijlage, overgelegd.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 december 2023. [Y] is verschenen. De Heffingsambtenaar is met kennisgeving niet verschenen. De onderhavige zaak is gezamenlijk behandeld met de zaken BK-22/1241 ten name van belanghebbende en BK-22/1242 ten name van [A B.V.] Hetgeen in de ene zaak is aangevoerd wordt geacht te zijn aangevoerd in de andere zaken, tenzij hetgeen is aangevoerd uitsluitend op die ene zaak betrekking heeft. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Na sluiting van het onderzoek heeft het Hof van [Y] op 7 en 29 december 2023 nadere stukken ontvangen. Het Hof heeft daarin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en heeft op de desbetreffende stukken verder geen acht geslagen.

Feiten

2.1.
Op 1 februari 2023 is een nota griffierecht verzonden aan het adres van [Y] : [naam en postadres] . De nota griffierecht vermeldt onder meer:
“U heeft een beroepschrift ingediend.
In verband daarmee is een griffierecht verschuldigd van € 548,00. Het bedrag moet uiterlijk op 01-03-2023 zijn bijgeschreven op rekening: (…).
Als het griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven, kan uw beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard; dat wil zeggen dat uw beroepschrift niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.
(…)”
2.2.
De betalingsherinnering ter zake van de eerder verzonden nota griffierecht is op 2 maart 2023 per aangetekende post verzonden aan het voornoemde adres van [Y] . De betalingsherinnering vermeldt:
“Uit onze administratie blijkt dat u nog niet heeft voldaan aan mijn uitnodiging om het griffierecht te betalen. Het nog te betalen bedrag is € 548,00.
Ik deel u nu mee dat u het bedrag binnen vier weken na dagtekening van deze brief moet hebben overgemaakt op rekening: (…).
Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is overgemaakt op de genoemde bankrekening, loopt u het risico dat uw beroepschrift niet ontvankelijk verklaard wordt. Hierna krijgt u geen nieuwe gelegenheid om het griffierecht te betalen.
(…)”
Blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie is deze betalingsherinnering op 7 maart 2023 afgehaald bij een PostNL-punt en is voor ontvangst getekend.
2.3.
Uit de administratie van het Hof blijkt dat het verschuldigde griffierecht van € 548 niet is voldaan.

Beoordeling van het hoger beroep

Ontvankelijkheid in hoger beroep
3.1.
Op grond van artikel 8:41, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 8:108 en 8:109, Awb, wordt van de indiener van een hoger beroep griffierecht geheven. De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.2.
Bij aangetekende brief van 2 maart 2023 is de betalingsherinnering verzonden. Daarin is gewezen op de betalingstermijn en de mogelijkheid dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven op de in die brief vermelde rekening. Het verschuldigde griffierecht is niet voldaan.
3.3.
Feiten en/of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [Y] ten aanzien van de betaling van het verschuldigde griffierecht in verzuim is, zijn niet gesteld of gebleken. Het hoger beroep is daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk. De blote stelling van [Y] dat hij het griffierecht heeft betaald, maakt dit oordeel niet anders.
Vergoeding van immateriële schade
3.4.
Het hogerberoepschrift is ontvangen op 20 januari 2023. Aangezien deze uitspraak binnen twee jaar na binnenkomst van het hogerberoepschrift wordt gedaan, is in hoger beroep geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, I. Reijngoud en T.A. de Hek, in tegenwoordigheid van de griffier A.T.J. Schnitzeler. De beslissing is op 16 januari 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.