ECLI:NL:GHDHA:2024:1488

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
2200013923
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het verzet tegen een strafbeschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in het verzet tegen een strafbeschikking. De verdachte had op 3 maart 2022 een geldboete van € 850,00 opgelegd gekregen voor het rijden onder invloed, welke hij vrijwillig had voldaan. Later heeft de verdachte, na overleg met zijn raadsman, verzet ingesteld tegen deze strafbeschikking. Het hof oordeelt dat, volgens artikel 257e, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, verzet niet mogelijk is indien de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid daartoe door vrijwillig aan de strafbeschikking te voldoen. Het hof concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het verzet, omdat hij reeds had voldaan aan de strafbeschikking. De verdachte had voldoende informatie ontvangen over de gevolgen van zijn betaling, en het hof oordeelt dat er geen strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De overheid is niet verplicht om in de toelichting op de strafbeschikking in te gaan op de specifieke situatie van de verdachte. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het verzet tegen de strafbeschikking.

Uitspraak

Gerechtshof Den Haag

enkelvoudige kamer voor strafzaken
Rolnummer: 22-000139-23
Parketnummer: 96-047037-22
TEGENSPRAAK
Uitspraak van mr. B.P. de Boer van 23 augustus 2024 in de zaak tegen de verdachte:

naam: [achternaam]

voornamen:
[voornaam]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Ontvankelijkheid in het verzet
Bij strafbeschikking van 3 maart 2022 (met CJIB-nummer [nummer]) is aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde rijden onder invloed een geldboete van € 850,00 opgelegd. De verdachte heeft die geldboete betaald en daarmee de strafbeschikking voldaan. Op een later moment, na overleg tussen de verdachte en zijn raadsman, is namens de verdachte verzet ingesteld tegen de strafbeschikking.
Artikel 257e, lid 1, Sv luidt:
“Tegen een strafbeschikking kan de verdachte verzet doen binnen veertien dagen nadat het afschrift in persoon aan hem is uitgereikt, dan wel zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is. (…) Verzet kan niet worden gedaan indien de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid daartoe door vrijwillig aan de strafbeschikking te voldoen.”.
Gelet hierop kan de verdachte niet worden ontvangen in het ingestelde verzet. Doordat de verdachte reeds vrijwillig aan de strafbeschikking heeft voldaan, kan
daartegen geen verzet meer worden ingesteld. Dat de verdachte zich achteraf besefte dat hij – in verband met
het verkrijgen van een verklaring van Nederlanderschap – de strafbeschikking (mogelijk) beter niet had kunnen voldoen, maakt dit niet anders. Dat de verdachte door betaling van het boetebedrag afstand deed van het recht om in verzet te gaan tegen de strafbeschikking moet voor de verdachte ook duidelijk zijn geweest, gelet op tekst van de strafbeschikking en de heldere toelichting daarop, welke onder mee inhoudt:
“Wat moet u nu doen?
Gaat u akkoord met deze strafbeschikking?

JA, ik ga akkoord met deze strafbeschikking
Dit betekent dat u de beslissing accepteert. U gaat niet in verzet. Hebt u de strafbeschikking volledig voldaan, dan is deze definitief. (..)

NEE, ik ga niet akkoord met deze strafbeschikking
U of uw advocaat moet dan binnen twee weken in verzet gaan bij de officier van justitie.
en
Wat gebeurt er als u de straf voldoet?
Dit betekent dat u uw straf accepteert en afstand doet van verzet.
Dat houdt in dat u geen verzet meer in kunt stellen bij de officier van justitie.”
Met deze tekst is aan de verdachte voldoende duidelijk uitgelegd wat de consequenties zijn van het voldoen van de strafbeschikking. Van strijd met artikel 6 EVRM is het hof niet gebleken. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de overheid niet is gehouden om in de toelichting op de strafbeschikking nader in te gaan op de specifieke situatie van de verdachte en daarmee op de eventuele gevolgen van het voldoen van de strafbeschikking voor (bijvoorbeeld) het verkrijgen van een verklaring van Nederlanderschap.
Het hof concludeert dat het verzet onbevoegdelijk is ingesteld en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard, overeenkomstig het bepaalde in lid 4 van artikel 257f Sv. Gelet op de wettekst bestaat er bij deze beoordeling geen ruimte voor enige belangenafweging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het verzet tegen de strafbeschikking met CJIB-nummer [nummer].
mr. B.P. de Boer