Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 20 maart 2024, met bijlagen, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 22 februari 2024 en waarin de grieven tegen dit vonnis zijn opgenomen;
- de memorie van antwoord van de Staat;
- de bijlagen (producties 7 tot en met 9) die de Staat ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de kortgedingrechter van de rechtbank
- primair: de plaatsing van [appellant] op de GVM-lijst met onmiddellijke ingang te verwijderen;
- subsidiair: de plaatsing van [appellant] op de GVM-lijst te wijzigen van categorie ‘hoog’ naar ‘verhoogd’
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Kader
“informatie ontvangen bij de Eenheid Den Haag”. De Staat heeft gewezen op de Circulaire Gedetineerde Recherche Informatie Punt van 13 april 2016 (Circulaire GRIP [4] ), waarin op p. 3 staat dat bij het opstellen van een GRIP-rapportage
“zoveel mogelijk de herkomst van de informatie wordt aangegeven doch waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming van de bron afgezet tegen de veiligheid van de inrichting en het personeel”. Het hof begrijpt dat het niet altijd mogelijk is om gevoelige informatie te delen, maar ook de circulaire schrijft voor om
“zoveel mogelijk”uitleg te geven over de herkomst van de informatie. Een dergelijke uitleg ontbreekt in dit geval volledig. Voor zover die uitleg in dit geval niet gegeven kon worden, bijvoorbeeld vanwege de noodzaak de veiligheid van de informatieverstrekker of anderen te beschermen of omdat de melding anoniem was gedaan, had tenminste mogen worden verwacht dat dit zou zijn vermeld. Ook had mogen worden verwacht dat zoveel mogelijk zou zijn uitgelegd hoe de (al dan niet anonieme) informatie op betrouwbaarheid is getoetst. Ook zo’n uitleg ontbreekt.
“niet is uit te sluiten”dat [appellant] het recht in eigen hand zou willen nemen en mogelijk represaillemaatregelen wil nemen, respectievelijk dat hij, vanuit het oogpunt van zijn eigen veiligheid (omdat iemand het op hem en zijn familie heeft gemunt) zou willen vluchten. Ook een dergelijke, niet door concrete signalen ondersteunde risico-inschatting van een deskundige instantie als het OM kan op zichzelf wel van waarde zijn bij de beoordeling door de SF, maar duidelijk is dat bijkomende informatie nodig is om te kunnen concluderen dat de SF in redelijkheid heeft kunnen komen tot het oordeel dat voldaan is aan criterium C. Die benodigde extra steun zou gevonden kunnen worden in de gestelde omstandigheid dat was gebleken dat getuigen uit angst voor represailles geen verklaring hebben durven afleggen. Uit niets blijkt echter waarop deze aanname is gebaseerd. Ter zitting heeft de Staat verklaard dat de van het OO deel uitmakende officier van justitie in contact staat met de officier van justitie in de strafzaak. Dat is op zich aannemelijk, maar het staat nergens vermeld, en belangrijker is nog dat ook niet is vermeld waarop de conclusie is gebaseerd dat de getuigen niet hebben willen verklaren uit angst voor represailles. Onweersproken is aangevoerd door [appellant] dat een deel van de getuigen medeverdachten waren, zodat in zoverre ook andere belangen een rol hebben kunnen spelen bij de weigering te verklaren. Het is mogelijk dat er meer informatie voorhanden was die de stelling over angst voor represailles wel degelijk ondersteunde, maar dat is uit de stukken niet op te maken. Het gaat in elk geval te ver om aan te nemen dat ten aanzien van elke gedetineerde die mogelijk een lange gevangenisstraf tegemoet kan zien en in wiens zaak sprake is van getuigen die niet willen verklaren, op deze enkele grond wordt aangenomen dat aan criterium C is voldaan. Overigens heeft [appellant] ter zitting in hoger beroep onweersproken verklaard dat hij in detentie zit tussen gedetineerden die niet op de GVM-lijst staan, onder een gewoon regime vallen en met verlof gaan, en dat hij zich vrijelijk tussen hen kan bewegen en met hen kan omgaan. Ook heeft hij onweersproken verklaard dat hij bezoek ontvangt in een gewone bezoekruimte, met andere gedetineerden en bezoekers om hem heen. Dit is bepaald geen bevestiging van de aanname dat er een risico op beïnvloeding/bedreiging van [appellant] uitgaat.