ECLI:NL:GHDHA:2024:1566

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
22-003796-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep wegens niet voldoen aan betekeningseisen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 november 2023. De verdachte, geboren op 26 januari 1987 in Polen, was niet verschenen tijdens de terechtzitting van de rechtbank en werd bij verstek vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft op 13 december 2023 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Echter, tijdens de zitting van 5 juli 2024 bleek dat de officier van justitie niet had voldaan aan de eisen van artikel 409, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, die betrekking hebben op de betekening van het hoger beroep aan de verdachte. Het hof concludeerde dat de stukken van het geding ten onrechte waren ingezonden en dat de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het hoger beroep. Het hof heeft derhalve beslist dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, totdat aan de vereiste betekeningseisen is voldaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003796-23
Parketnummer: 10-272008-22
Datum uitspraak: 5 juli 2024

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 november 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op 26 januari 1987,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg opgeroepen om op
16 november 2023 te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Rotterdam. De oproeping voor die zitting is op 3 november 2023 uitgereikt aan het openbaar ministerie en is op dezelfde dag verzonden naar het BRP-adres van de verdachte.
De verdachte is ter terechtzitting in eerste aanleg van
16 november 2023 niet verschenen.
De verdachte is vervolgens op 30 november 2023 bij verstek door de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Op 13 december 2023 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
De verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep van
5 juli 2024 niet verschenen.
Uit het dossier blijkt niet dat is voldaan aan de eisen van artikel 409, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering betreffende de betekening van het hoger beroep van het openbaar ministerie aan de verdachte.
Nu de inzending van de stukken van het geding ten onrechte heeft plaatsgevonden wordt daaraan, conform het bepaalde in genoemd artikel geen gevolg gegeven.
Derhalve is het hof van oordeel dat de officier van justitie tot het moment waarop wel aan die eisen is voldaan niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. A. de Lange, mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en mr. M.S. Lamboo, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 juli 2024.