In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van mishandeling van een ambtenaar, een hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam, die op 19 november 2021 in Sliedrecht plaatsvond. De verdachte had met zijn vuist tegen een ruit geslagen, waardoor deze brak en glassplinters in het oog van de agent terechtkwamen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar met een aangepaste straf, rekening houdend met de geslaagde mediation tussen de verdachte en de agent.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan mishandeling van de agent, maar het hof heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn deelname aan een geslaagd mediationtraject. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis moet ondergaan, waarbij de geldboete kan worden vervangen door hechtenis bij gebreke van betaling. De uitspraak benadrukt het belang van normbevestiging in zaken van geweld tegen hulpverleners, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.