ECLI:NL:GHDHA:2024:1567

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
22-001005-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een ambtenaar tijdens rechtmatige uitoefening van zijn bediening met geslaagde mediation

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van mishandeling van een ambtenaar, een hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam, die op 19 november 2021 in Sliedrecht plaatsvond. De verdachte had met zijn vuist tegen een ruit geslagen, waardoor deze brak en glassplinters in het oog van de agent terechtkwamen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar met een aangepaste straf, rekening houdend met de geslaagde mediation tussen de verdachte en de agent.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan mishandeling van de agent, maar het hof heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn deelname aan een geslaagd mediationtraject. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis moet ondergaan, waarbij de geldboete kan worden vervangen door hechtenis bij gebreke van betaling. De uitspraak benadrukt het belang van normbevestiging in zaken van geweld tegen hulpverleners, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001005-23
Parketnummer: 10-002661-22
Datum uitspraak: 18 april 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [woonadres] [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 november 2021 te Sliedrecht, een ambtenaar, [hoofdagent], hoofdagent bij politie Eenheid Rotterdam, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met zijn vuist op/tegen een raam/ruit te slaan/stompen, ten gevolge waarvan voornoemde raam/ruit brak en (een) glassplinter(s) in het oog van voornoemde verbalisant terechtkwam(en).
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de straf. De advocaat-generaal heeft -rekening houdend met de geslaagde mediation – gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van 1.000 euro, waarvan 250,- euro voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks19 november 2021 te Sliedrecht, een ambtenaar, [hoofdagent], hoofdagent bij politie Eenheid Rotterdam, gedurende
en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met zijn vuist
op/tegen een
raam/ruit te slaan
/stompen, ten gevolge waarvan voornoemde
raam/ruit brak en
(een
)glassplinter
(s)in het oog van voornoemde verbalisant terechtkwam
(en).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsmotivering
Door de raadsman is – kort gezegd - betwist dat er sprake zou zijn van mishandeling nu het de vraag is of het voor de verdachte voorzienbaar was dat het letsel en de pijn van de agent door het slaan van de verdachte tegen de ruit kon ontstaan.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat de verdachte tegen het glas van een ruit heeft geslagen, waardoor de agent letsel en pijn aan zijn oog heeft opgelopen toen daar een glassplinter in terecht kwam. De verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank aangegeven dat hij zich deze gedragingen niet meer kan herinneren. Het hof overweegt tegen die achtergrond dat het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningvorm gericht was op de mishandeling van de agent. De verdachte heeft immers met kracht tegen een ruit geslagen, terwijl de agent zich daar op korte afstand achter bevond. De verdachte heeft door zodanig handelen onder die omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de agent letsel en/of pijn zou oplopen nu een ruit kan breken en daarbij scherven dan wel glassplinters loskomen. Dat sprake was van draadglas, maakt dit niet anders, aangezien ook dergelijk glas kan breken. Het hof merkt in dit verband op dat dat draadglas niet altijd wordt gekenmerkt als veiligheidsglas, in welk verband de advocaat-generaal ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat dat draadglas zwakker is dan
normaal veiligheidsglas..
Het hof verwerpt gelet hierop het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met zijn vuist door een ruit geslagen waarbij een glassplinter in het oog van een politieagent is gekomen die achter deze ruit stond. De agenten waren ter plaatse om mensen, waaronder de verdachte, hulp en bijstand te verlenen. Zij hebben de verdachte na de gebeurtenissen als bewezenverklaard ook geholpen met zijn slagaderlijke bloedingen nadat hij was gekalmeerd.
Het hof heeft verder acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder -zij het wat langer geleden – onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte actief zijn leven een positieve wending heeft gegeven. De verdachte is niet alleen schuldbewust, hij heeft uit eigen beweging de schade van de agent vergoed en heeft zich op zitting bereid getoond ook eventuele toekomstige schade te vergoeden. Na het voorval heeft hij de agent tevens bloemen en een excuusbrief gestuurd en tweemaal gepoogd een afspraak te maken. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep in zijn laatste woord tevens zijn dankbaarheid geuit richting de agent voor het redden van zijn leven. De verdachte is in therapie gegaan, welke inmiddels succesvol is afgerond.
Tevens houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte initiatief heeft genomen tot het aangaan van bemiddeling en dat hij daartoe vervolgens via het mediationbureau van het hof een mediationtraject is aangegaan, welke mediation tussen de verdachte en de agent is geslaagd. Voor de agent is daarmee “de angel uit het voorval”. Blijkens het verslag van deze mediation hebben zij het voorval met elkaar uitgesproken, in welk licht de agent aan de advocaat-generaal en het hof verzoekt om rekening te houden met hetgeen in de mediation is besproken.
De verdediging heeft verzocht om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht nu, gelet op al het voorgaande, geen strafdoelen meer gebaat zouden zijn bij een eventuele straf. Het hof begrijpt dat voor de verdachte persoonlijk de strafdoelen geen belang meer dienen, maar acht de situatie als bewezenverklaard, waarbij sprake is van geweld tegen hulpverleners, voor de samenleving normbevestiging en generale preventie van groot belang. Dit belang, dat verder strekt dan het individuele belang van de verdachte, maakt dat schuldig verklaring zonder oplegging van enige straf onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van het hof niet op zijn plaats is.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts, mr. H.M.D. de Jong en mr. O.M. Harms, in bijzijn van de griffier mr. E.R.J. Heuvelman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 mei 2024.
De griffier en de jongste raadsheer, mr. E.R.J. Heuvelman en mr. O.M. Harms, zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.