In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die in eerste instantie door de rechtbank Den Haag was vastgesteld. De rechtbank had op 10 februari 2021 de schuldsaneringsregeling van de appellant van toepassing verklaard, maar op 27 maart 2024 werd vastgesteld dat de appellant tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, wat leidde tot een verlenging van de regeling tot 5 oktober 2024. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2024 heeft de advocaat van de appellant, mr. J.M. van der Linden, verklaard dat de appellant wegens gezondheidsproblemen niet in staat was om te verschijnen. Het hof heeft de argumenten van de appellant en de reactie van de bewindvoerder overwogen. Het hof concludeert dat de appellant toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, en dat de verlenging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij het benadrukt dat de appellant de benodigde informatie voor zijn belastingaangiften niet tijdig heeft overgelegd, wat een schending van zijn verplichtingen inhoudt. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de schuldeisers en om de appellant de kans te geven alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.