ECLI:NL:GHDHA:2024:1681

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
22-000992-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanvulling van de gronden in hoger beroep inzake verminderde toerekeningsvatbaarheid en detentiegeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2020. De verdachte, geboren in 1950, werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. In hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was door een tumor in zijn hoofd en dat hij detentieongeschikt is. Het hof heeft deze verweren verworpen, onder verwijzing naar medische rapportages die bevestigen dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en detentiegeschikt is. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd met aanvulling van de gronden, maar met een andere strafmaat. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de straf verlaagd van 48 maanden naar 36 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, maar dat deze veroordelingen niet relevant zijn voor de huidige zaak. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000992-20
Parketnummers: 10-996716-17 en 10-993044-19
Datum uitspraak: 18 september 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de recht Rotterdam van 6 maart 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder parketnummer 10-996716-17 1, 2 subsidiair en 3 en het onder parketnummer 10-993044-19 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
[bedrijf 1] in de periode van 1 april 2011 tot en met 1 mei 2013 te Rotterdam en/of Venlo en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland (in haar hoedanigheid van algemeen fiscaal vertegenwoordiger) meermalen [bedrijf 2] (gevestigd te Hong Kong met BTW-nummer [BTWnummer]) heeft doen plegen het opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,te weten kwartaalaangiften omzetbelasting over de jaren 2011 en/of 2012 en/of het eerste kwartaal 2013, onjuist en/of onvolledig doen (DOC-050, 6 tot en met 14),
immers heeft [bedrijf 1] (in haar hoedanigheid van algemeen fiscaal vertegenwoordiger van [bedrijf 2]) telkens opzettelijk in die (digitale) aangiften ten name van [bedrijf 2] een te laag bedrag aan belaste prestaties (rubriek 1a) en/of een te laag bedrag aan (af te dragen) omzetbelasting (AMB-013 en AMB-004, tabel 11, dossier p. 424) opgegeven,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
primair
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 mei 2013 te Rotterdam en/of Venlo en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen opzettelijk een hoeveelheid geld (tot een totaal van ongeveer 4,7 miljoen euro), die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,verdachte, en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6],
en welke hoeveelheid geld hij, verdachte, en/of [bedrijf 1] (telkens) uit hoofde van het beroep van algemeen fiscaal vertegenwoordiger van [bedrijf 2] en/of tegen geldelijke vergoeding (in het kader van de fiscale en financiële dienstverlening) onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair
[bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 mei 2013 te Rotterdam en/of Venlo en/of elders in Nederland meermalen opzettelijk
een hoeveelheid geld (tot een totaal van ongeveer 4,7 miljoen euro), die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of [bedrijf 1]en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6],
en welke hoeveelheid geld [bedrijf 1] (telkens) uit hoofde van het beroep van algemeen fiscaal vertegenwoordiger van [bedrijf 2] en/of tegen geldelijke vergoeding (in het kader van haar fiscale en financiële dienstverlening), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijf 1] op verschillende tijdstippen in de periode 1 februari 2015 tot en met 31 mei 2017 te Rotterdam en/of elders in Nederland (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken en/of bescheiden en/of ander gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze (telkens) in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld, immers heeft [bedrijf 1]
(op of omstreeks 25 februari 2015) rekeningafschriften op naam van [bedrijf 1](betreffende de rekening-courant bij de [bank] met nummer [bankrekeningnummer 1]) (DOC-027-01, DOC-063, DOC-027-02 en DOC-064) en/of
(op of omstreeks 12 en 13 september 2016) (digitale bestanden met) Excel spreadsheets betrekking hebbende op de (Nederlandse) omzet/verkoopfacturen van [bedrijf 2] over de jaren 2011 en/of 2012 (DOC-004-D) en/of
(op of omstreeks 20 september 2016) een drietal sets bescheiden met betrekking tot de currentnummers [currentnummer 1], [currentnummer 2] en [currentnummer 3]
en/of de verkoopfacturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 7] met nummer [factuurnummr 1] d.d. 8 september 2011 (DOC-010-01 blad 5, blz. 1024) en/of [factuurnummer 2] d.d. 28 september 2011 (DOC-010-02 blad 6, blz. 1031) en/of [factuurnummer 3] d.d. 9 september 2011 (DOC-010-03 blad 5, blz. 1037) en/of
(op of omstreeks 22 september 2016) de verkoopfacturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 7] betreffende currentnummers [currentnummer 4], [currentnummer 5], [currentnummer 6] en [currentnummer 7](DOC-014-01, 02, 03 en 04) en/of
(op of omstreeks 17 maart 2017) (28) verkoopfacturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 7]] (H14/1; DOC-037-D) en/of
(op of omstreeks 10 april 2017) (3 enveloppen met) verkoopfacturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 7] (H15/1 tot en met H15/4; DOC-042-01 tot en met 04) en/of(in mei 2017) (17) verkoopfacturen van [bedrijf 2] aan [bedrijf 7] (H15/5; DOC-044-D)
beschikbaar gesteld en/of verstrekt aan de controlerende belastingambtenaren ([belastingambtenaar 1] en/of [belastingambtenaar 2]) (nadat op 22 april 2014 de eindcontrole omzetbelasting van [bedrijf 2] was aangezegd aan de vennootschap als fiscaal vertegenwoordiger en de Belastingdienst in de tussenliggende periode van ruim twee jaren op de voet van de artikelen 47 en 48 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en/of artikel 31a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 bij herhaling verzocht heeft om de administratie in te zien of beschikbaar te krijgen en/of om overlegging van spreadsheets en/of facturen en/of bankrekeningafschriften in samenhang met de omzetbelastingaangiften namens [bedrijf 2]),
bestaande die valsheid of vervalsing uit - zakelijk weergegeven:
-(onder meer) de wijziging van de naam [naam 1] in [bedrijf 2] op die rekeningafschriften en/of -(onder meer) de weglating en/of wijziging van verkoopomzet op de Excel spreadsheets en/of
-(onder meer) de wijziging van factuurbedragen en/of in rekening gebrachte omzetbelasting op die verkoopfacturen,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat er te weinig belasting werd geheven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
Parketnummer 101993044-19
Primair:
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2017 tot en met 8 januari 2018 te Venlo en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld (te weten het aangaan van een kredietovereenkomst ter hoogte van 50.000,- euro), en/of tot afgifte van een
geldbedrag (van 50.000; euro) door overmaking naar de bankrekening (met nummer [bankrekeningnummer 2]) ten name van hem, verdachte, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met voren omschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk in strijd met de waarheid via de website van [bedrijf 9] een kredietaanvraag voor een persoonlijke lening (ter grootte van 50.000,- euro)
ingediend en ter onderbouwing van deze aanvraag een (vals) pensioenoverzicht van mijnpensioenoverzicht.nl op naam van hem, verdachte, inhoudende een pensioen van 55.857,- euro per jaar (dossier p. 31) en/of een (vals)
rekeningafschrift van rekeningnummer [bankrekeningnummer 2], inhoudende een
creditsaldo (van 9.012,29 euro op 30 november 2017) en/of een salarisbetaling van [bedrijf 10] aan hem, verdachte, over de maand november (dossier p. 39 - 46) ingediend, waardoor [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] werd(en) bewogen tot het aangaan van bovengenoemde schuld en/of afgifte;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2017 tot en met 8 januari 2018 te Venlo en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk
- een pensioenoverzicht op naam van hem, verdachte, van
mijnpensioenoverzicht.nl, gedateerd 22 december 2017 (dossier p. 31) en/of
- een rekeningafschrift (8 pagina's) van de [bank] op naam van hem, verdachte, en/of [naam 2] met rekeningnummer [bankrekeningnummer 3] (dossier p. 39-46),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het
oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen (telkens) hierin bestaan dat
- op genoemd pensioenoverzicht was opgenomen dat hij, verdachte, een bedrag
van 44.743,00 euro bruto per jaar ontvangt van [levensverzekering] en/of een
gezamenlijk pensioen van 55.857,- euro bruto per jaar ontvangt en/of
- op genoemd rekeningafschrift was vermeld dat hij, verdachte, een salarisbetaling van [bedrijf 10] ten bedrage van 4.068,38 euro had
ontvangen over de maand november en/of de bankrekening een creditsaldo (van 9.012,29 euro op 30 november 2017) had.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden en behoudens de straf. De advocaat-generaal vordert dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf- en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Procesverloop
Op 22 maart 2023 heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden en verwezen naar de raadsheer-commissaris teneinde een deskundige te benoemen om onderzoek te doen naar – samengevat – de vraag of een tumor gedragsverandering kon veroorzaken bij de verdachte.
Dit heeft geresulteerd in een deskundigenrapport van dr. A.J.A. de Louw d.d. 12 oktober 2023 (hierna: het rapport De Louw).
Verweren verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd – samengevat - dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten verminderd toerekeningsvatbaarheid was ten gevolge van (het groeien van) een tumor in zijn hoofd. Het gedrag van de verdachte zou daardoor de afgelopen jaren veranderd zijn en hierdoor zou hij niet de keuzes hebben gemaakt die hij anders waarschijnlijk wel gemaakt zou hebben. De verdediging heeft ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar het rapport van De Louw.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verdachte detentieongeschikt is. In dit verband heeft de verdediging de rapportages van arts en medisch adviseur Dienst Justitiële Inrichtingen [medisch adviseur] d.d. 27 maart 2024 en 23 augustus 2024, waarin deze concludeert dat de verdachte detentiegeschikt is, betwist. De verdediging heeft in dit verband onder meer aangevoerd dat de medische situatie van de verdachte achteruitgaat, dat hij veel nazorg nodig heeft, dat er snel gereageerd moet kunnen worden bij een zeer wel te verwachten medisch incident en dat de verdachte regelmatig medische controles moet ondergaan. Volgens de verdediging is het medisch gezien een onacceptabel risico om de verdachte te detineren.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat er geen strafdoel mee is gediend als de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd.
Oordeel inzake verminderde toerekeningsvatbaarheid
In diens rapport concludeert De Louw dat de medische aandoening van de verdachte geleid zou kunnen hebben tot gedragsveranderingen, maar hij merkt ook op dat de gedragsmatige problematiek pas evident werd na de operatieve ingreep die de verdachte in augustus 2020 heeft ondergaan. Bovendien overweegt De Louw dat ‘Op basis van de ter beschikking gestelde medische gegevens het niet mogelijk [is] om vast te stellen dat de tumor bij verdachte heeft geleid tot aantasting van zijn mogelijkheden om weloverwogen besluiten te nemen.’
Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan het rapport De Louw dat op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en het hof is voorts van oordeel dat de bevindingen van deze deskundige worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
Mede gelet op hetgeen De Louw, heeft geconcludeerd is het hof van oordeel dat hetgeen door en namens de verdachte ter onderbouwing van het beroep op verminderde toerekenbaarheid naar voren is gebracht onvoldoende aanknopingspunten bevat om te komen tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was. Het procesdossier en ook het onderzoek ter terechtzitting nopen evenmin tot een dergelijk oordeel. Het beroep op de verminderde toerekeningsvatbaarheid wordt daarom verworpen.
Oordeel hof inzake detentiegeschiktheid
[Medisch adviseur], arts en medisch adviseur Dienst Justitiële Inrichtingen heeft twee rapportages uitgebracht (27 maart 2024 en 23 augustus 2024) en heeft, na raadpleging van een specialist ouderengeneeskunde, in beide rapportages – samengevat - geconcludeerd dat er in detentie voldoende mogelijkheden zijn om de verdachte de medische zorg te bieden die hij nodig heeft en dat de verdachte detentiegeschikt is.
Ook ten aanzien van deze rapportages geldt dat het hof geen aanleiding heeft om eraan te twijfelen dat deze op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De conclusies van de rapportages zijn voldoende gemotiveerd en navolgbaar.
Het hof neemt deze conclusies over en is van oordeel dat de verdachte detentiegeschikt is. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ter onderbouwing van het standpunt dat de verdachte niet detentiegeschikt is, leidt het hof niet tot een ander oordeel.
Het voorgaande betekent dat het hof ervan uitgaat dat de verdachte ten tijde van de feiten volledig toerekeningsvatbaar was en voorts dat de verdachte detentiegeschikt is.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Dit is echter langer geleden en het hof stelt vast dat verdachte geen thans relevante eerdere veroordelingen heeft.
Persoonlijke omstandigheden, redelijke termijn en tijdsverloop
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat de verdachte met serieuze medische omstandigheden te kampen heeft. Het hof zal daarmee rekening houden in de bepaling van de hoogte van de straf in zoverre dat het hof 6 maanden minder zal opleggen dan de in beginsel passende en geboden onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden met ruim 2,5 jaar is overschreden, nu op 16 maart 2020 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld en het hof eindarrest wijst op 18 september 2024.
Het hof zal deze overschrijding – alsmede het forse tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten - verdisconteren in de straf in die zin dat het hof op de in beginsel passende en geboden onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden andermaal 6 maanden in mindering zal brengen.
Het voorgaande betekent dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf van (48 maanden minus tweemaal 6 maanden) 36 maanden zal opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 47, 51, 57 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. A. de Lange, mr. F.W. Pieters en mr. M. Pheijffer, in bijzijn van de griffier mr. T. Kherad.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 september 2024.
Mr. M. Pheiffer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.