ECLI:NL:GHDHA:2024:2104
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vernietiging van de WOZ-beschikking en de aanslag OZB in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een WOZ-beschikking en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) door de Heffingsambtenaar van de gemeente Lisse. De belanghebbende, aangeduid als [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslag, die waren vastgesteld op een waarde van € 288.000 per 1 januari 2020. De Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar gegrond en vernietigde de beschikking en de aanslag, maar de rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
In hoger beroep stelde de belanghebbende dat de rechtbank ten onrechte het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn had afgewezen. Het Hof oordeelde dat de redelijke termijn voor de gezamenlijke fase van bezwaar en beroep niet was overschreden, omdat de procedure tot de uitspraak op bezwaar niet langer had geduurd dan twee jaar. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de spanning en frustratie van de belanghebbende ten einde waren gekomen met de vernietiging van de beschikking en de aanslag.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van immateriële schade af. De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, aangezien partijen geen verzoek hadden ingediend om ter zitting te worden gehoord. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.