ECLI:NL:GHDHA:2024:251

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
200.336.147/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot een werknemer die overstapt naar een directe concurrent

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van een concurrentiebeding. De werknemer, die sinds 2016 in dienst was bij BIS Bedrijfs Informatie Systemen B.V. (werkgeefster), had een concurrentiebeding van een jaar. Ondanks dit beding heeft hij een functie geaccepteerd bij Kinly Benelux B.V., een directe concurrent van werkgeefster, wat leidde tot een rechtszaak. De kantonrechter had in kort geding het concurrentiebeding geschorst per 1 maart 2024, na afweging van de belangen van beide partijen. Werkgeefster ging in hoger beroep tegen deze beslissing, omdat zij vond dat haar bedrijfsbelangen onvoldoende waren beschermd.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De werknemer had een aanzienlijk belang bij de schorsing van het concurrentiebeding, omdat hij een unieke kans had om zijn ambities te realiseren bij Kinly, met een aanzienlijke salarisverhoging. Werkgeefster daarentegen had ook een gerechtvaardigd belang bij de bescherming van haar bedrijfsdebiet, gezien de vertrouwelijke informatie die de werknemer had verkregen tijdens zijn dienstverband. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de werknemer onbillijk benadeeld zou worden door het concurrentiebeding, en bekrachtigde de beslissing om het concurrentiebeding te schorsen per 1 maart 2024. Het hof wees ook de vorderingen van werkgeefster in reconventie af en veroordeelde haar in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.336.147/01
Zaaknummer rechtbank : 10750953 VV EXPL 23-513
Arrest in kort geding van 20 februari 2024
in de zaak van
BIS Bedrijfs Informatie Systemen B.V.,
gevestigd in Ridderkerk,
appellante,
advocaat: mr. B.A.M. Hampsink te Amsterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonend in [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat: mr. L.B. de Graaf te Den Haag.
Het hof zal partijen hierna “werkgeefster” en “werknemer” noemen.

1.De zaak in het kort

Werknemer, sinds 2016 in dienst van werkgeefster als [functie 1] , heeft ondanks een concurrentiebeding met de looptijd van een jaar een baan aanvaard bij een directe concurrent van werkgeefster als [functie 3] . Dit betekent voor de werknemer een forse positieverbetering, zowel financieel als wat de functie betreft. De kantonrechter heeft in kort geding, na afweging van de wederzijdse belangen, het concurrentiebeding geschorst per 1 maart 2024, zijnde zes maanden na het moment dat werknemer door werkgeefster is afgesloten van de commerciële systemen van werkgeefster. Het hof bekrachtigt deze beslissing.

2.Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de spoedappeldagvaarding in hoger beroep van werkgeefster van 19 december 2023, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van werknemer, met bijlagen;
  • de door werkgeefster voor de mondelinge behandeling overgelegde bijlagen 6 tot en met 8.
Op dinsdag 13 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten mondeling, aan de hand van pleitnotities, verder toegelicht.

3.Feitelijke achtergrond

Het hof gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande, feiten:
3.1
Werknemer, nu 56 jaar oud, is van [datum] 2016 tot en met [datum] 2023 in dienst geweest bij werkgeefster in de functie van [functie 1] . In die rol was hij – kort gezegd – eindverantwoordelijk voor de sales in Nederland. Vanuit zijn functie had werknemer kennis over klanten en over de bedrijfsvoering.
3.2
Werkgeefster is actief in de audiovisuele branche en houdt zich bezig met audiovisuele en IT oplossingen,
video collaborationen
unified communications.
3.3
Partijen zijn in de arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding van een jaar overeengekomen. Daarnaast zijn zij een geheimhoudingsbeding en een relatie- en anti-ronselbeding overeengekomen. Op eventuele overtreding van deze bedingen is geen boete gesteld.
3.4
Op 14 juli 2023 heeft werkgeefster aan werknemer te kennen gegeven dat werknemer niet in aanmerking kwam voor de functie van [functie 2] bij werkgeefster, welke functie op korte termijn vrijkwam.
3.5
In diezelfde periode is werknemer benaderd door Kinly Benelux B.V. (hierna: Kinly) om daar als [functie 3] in dienst te treden. Kinly is eveneens actief in de audiovisuele branche en is een directe concurrent van werkgeefster.
3.6
Werknemer heeft de functie van [functie 3] bij Kinly aanvaard per 1 oktober 2023 en heeft zijn arbeidsovereenkomst met werkgeefster opgezegd per [datum] 2023. Werkgeefster heeft werknemer op 31 augustus 2023 afgesloten van de commerciële systemen en houdt werknemer aan het concurrentiebeding.
3.7
De kantonrechter heeft in kort geding het concurrentiebeding geschorst per 1 maart 2024. Werknemer is vervolgens met Kinly nader overeengekomen dat hij uiterlijk per 1 maart 2024 in dienst zal treden.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Werknemer heeft werkgeefster in kort geding gedagvaard en gevorderd, samengevat, dat de kantonrechter het concurrentiebeding zal schorsen, primair per de datum van het vonnis, subsidiair per 1 januari 2024, en meer subsidiair per een door de kantonrechter te bepalen datum, met veroordeling van werkgeefster in de proceskosten.
4.2
Werkgeefster heeft in reconventie gevorderd, samengevat, dat de kantonrechter werknemer zal gebieden tot nakoming van a) het geheimhoudingsbeding, b) het relatie- en anti-ronselbeding en c) het concurrentiebeding, alles op straffe van een dwangsom van € 15.000,- per overtreding, met veroordeling van werknemer in de proceskosten.
4.3
De kantonrechter heeft in conventie het concurrentiebeding geschorst per 1 maart 2024, en de vorderingen in reconventie afgewezen, met veroordeling van werkgeefster in de proceskosten.

5.Vordering in hoger beroep

Werkgeefster is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. Werkgeefster wil dat het hof de vordering van werknemer tot schorsing van het concurrentiebeding alsnog afwijst. Verder wil zij dat het hof haar reconventionele vorderingen tot nakoming, op straffe van een dwangsom, van het geheimhoudingsbeding, het relatie- en anti-ronselbeding en het concurrentiebeding alsnog toewijst, met veroordeling van werknemer in de proceskosten.

6.Beoordeling in hoger beroep

Spoedeisend belang
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot schorsing van het concurrentiebeding. Gelet op de schorsing door de kantonrechter van het concurrentiebeding met ingang van 1 maart 2024 heeft werkgeefster voldoende belang bij een behandeling van dit hoger beroep als spoedappel.
Grief I: de feiten
6.2
Met grief I klaagt werkgeefster erover dat de kantonrechter in haar vonnis de vaststaande feiten te summier heeft vastgesteld, wat er volgens de werkgeefster toe heeft geleid dat er geen correcte belangenafweging heeft kunnen plaatsvinden.
6.3
Deze klacht wordt verworpen. De rechter vermeldt in het vonnis de (meest) relevante feiten die tussen partijen vaststaan. In de keuze daarvan is de rechter vrij. Dit neemt niet weg dat de rechter bij de beoordeling en de beslissing van het geschil rekening houdt met alle feiten en omstandigheden die door partijen over en weer zijn gesteld. Ook het hof heeft bij zijn beslissing rekening gehouden met alle feiten en omstandigheden die partijen in deze procedure hebben gesteld.
Grief II: belangenafweging
6.4
Grief II richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat het aannemelijk is dat bij de afweging van de wederzijdse belangen van partijen, de kantonrechter in een bodemprocedure het concurrentiebeding gedeeltelijk (in duur) zal vernietigen, omdat werknemer onbillijk wordt benadeeld doordat hij een jaar lang (tot 1 oktober 2024) niet bij Kinly in dienst zou kunnen treden. Volgens de grief heeft de kantonrechter bij haar oordeel de door werkgeefster naar voren gebrachte belangen niet, althans onvoldoende, meegewogen.
6.5
Ter toelichting op de grief voert werkgeefster aan dat de kantonrechter met betrekking tot de belangen van werkgeefster geen, althans onvoldoende, rekening heeft gehouden met de volgende feiten en omstandigheden:
- Werknemer bezat en bezit als voorzitter van het
Tenderboardvan werkgeefster diepgaande concurrentie- en bedrijfsgevoelige kennis met betrekking tot de inschrijfstrategieën van werkgeefster op onderhandse en openbare (Europese) aanbestedingen. Werknemer is niet alleen eindverantwoordelijk geweest voor het indienen van inschrijvingen op aanbestedingen, maar heeft hier ook actief aan meegeschreven en strategieën en tactieken bedacht om onderscheidend te kunnen zijn. Werknemer weet precies hoe werkgeefster een tender insteekt; deze kennis kan van essentieel belang zijn voor Kinley. Werknemer kent de prijsstrategie, de inschrijfstrategie, hoe documenten door werkgeefster worden aangeleverd, et cetera. Werknemer heeft daarnaast kort voor zijn opzegging nog een
Strategy Meetingbijgewoond waarin de meerjarenstrategie van werkgeefster is besproken en overeengekomen.
- Werknemer is in juli 2023 lid geworden van het
Steering Committeevan de audiovisuele tak van de Econocom Group in Europa. Hij was een actief lid en had in die positie toegang tot en/of kennis van bedrijfsgevoelige informatie. Hij is betrokken geweest bij het delen van ideeën over het neerzetten van het Europese merk Gather. Ook is hij aanwezig geweest bij een bespreking over het meerjarenplan voor Econocom 2024-2028.
- Dat de technologische ontwikkelingen in de branche snel gaan betekent niet dat de bedrijfsgevoelige kennis van werknemer snel veroudert. Deze is en blijft actueel. Werknemer heeft kennis van de prijsstrategieën van werkgeefster, de specifieke services, en de insteek bij tenders. Bij de specifieke services waarmee werkgeefster zich onderscheidt hoort bijvoorbeeld een zeer proactieve marktbenadering met veel accountmanagers. Werknemer weet precies welke specifieke services door werkgeefster worden aangeboden en hoe die de marktpositie van werkgeefster hebben verbeterd. Al deze informatie is uiterst relevant voor Kinly, zij kan daarmee haar marktpositie op oneigenlijke wijze verbeteren ten nadele van werkgeefster. Kinly en werkgeefster hebben een assortiment van producten dat voor 75% geheel identiek is aan elkaar omdat ze exact bij dezelfde producenten en contactpersonen worden ingekocht.
- Werknemer is op de hoogte van alle offertes die zijn uitgebracht en weet waar de klanten belang aan hechten. Werknemer weet precies welke strategisch belangrijke klanten werkgeefster heeft en wat de prijsstrategieën zijn.
- Werknemer is weliswaar gebonden aan een geheimhoudings- en een relatie- en anti-ronselbeding, maar de naleving daarvan is voor werkgeefster moeilijk te controleren. De kans is groot dat werknemer, in strijd met dit beding, bedrijfsgevoelige informatie zal delen met salesmedewerkers bij Kinly. Het geheimhoudingsbeding en het relatiebeding bieden daarom onvoldoende bescherming voor schade aan het bedrijfsdebiet van werkgeefster.
- Het voorstel van werkgeefster aan werknemer om het concurrentiebeding te beperken in duur tot [datum] 2024 is uitsluitend gedaan in een poging om buitengerechtelijk tot een oplossing te komen. Dit voorstel is gedaan onder voorbehoud van alle rechten en bevat geen erkenning dat een eerdere indiensttreding van werknemer bij Kinly dan 1 oktober 2024 het bedrijfsdebiet van werkgeefster niet zou schaden.
6.6
Verder voert werkgeefster aan dat de kantonrechter met betrekking tot de belangen van werknemer geen, althans onvoldoende, rekening heeft gehouden met de volgende feiten en omstandigheden:
- Het is onjuist dat werknemer bij werkgeefster geen doorgroeimogelijkheden en kansen op een positieverbetering had. Weliswaar is juist dat werkgeefster werknemer niet geschikt had bevonden voor de functie van [functie 4] , maar dat betekent niet dat er geen doorgroeimogelijkheden waren, namelijk binnen het Europese team van werkgeefster. Dit was ook al in gang gezet, werknemer was lid van het zogeheten Steering Committee voor de audiovisuele branche. Werknemer was als lid van dit strategische team in staat gesteld om de toekomst van deze activiteit mede vorm te geven en een zeer actieve rol te gaan spelen voor het nieuwe Europese merk Gather. De huidige vervanger van werknemer zal naast de aansturing van het Nederlandse bedrijf van werkgeefster een belangrijke commerciële rol krijgen in het laten groeien van de audiovisuele activiteiten van Econocom binnen en buiten Europa, met een gebudgetteerd salaris inclusief bonussen dat significant hoger ligt dan het salaris dat werknemer laatstelijk bij werkgeefster verdiende. Dat de Europese functie niet vergelijkbaar is met de functie van [functie 3] die werknemer is aangeboden bij Kinly wordt door werkgeefster niet betwist, maar wel dat er binnen het bedrijf van werkgeefster geen enkele andere doorgroeimogelijkheid was voor werknemer;
- Kinly verkeert al enige tijd in zwaar weer, met een wisselend managementteam en een groot personeelsverloop. Kinly heeft de lopende tenders verloren ten gunste van werkgeefster, en heeft zeer veel belang bij een managing director die kennis in huis heeft van de specifieke strategieën van werkgeefster. Kinly wil meeliften op het succes van werkgeefster door werknemer een ‘offer he can’t refuse’ te doen teneinde van de specifieke kennis en ervaring van werknemer, opgedaan bij het succesvolle bedrijf van werkgeefster, te kunnen meeprofiteren en aldus haar marktpositie te verbeteren. Werkgeefster heeft de vrees dat Kinly mede de positie en salarisverhoging aan werknemer heeft aangeboden om toegang te krijgen tot de kennis en vertrouwelijke informatie over werkgeefster waarover werknemer beschikt. Het enkele geheimhoudingsbeding biedt daartegen onvoldoende bescherming.
- Werknemer heeft nergens anders gesolliciteerd en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij nergens anders buiten de audiovisuele branche een dergelijke positieverbetering zou kunnen krijgen. Dit moet goed mogelijk zijn gezien zijn decennialange ervaring in de bankensector en de doelstelling van zijn eerdere ondernemingen.
- Werknemer heeft zelf besloten zijn baan op te zeggen ondanks het concurrentiebeding; dat hij nu al maandenlang zonder inkomsten zit komt voor zijn eigen rekening en risico.
- Werknemer mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat het concurrentiebeding geen probleem zou zijn. De kantonrechter is aan dit argument van werknemer in haar vonnis ook voorbij gegaan.
6.7
Het hof overweegt het volgende. Op grond van artikel 7:653 lid 3 onder b BW kan de rechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen
.Een vordering tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een dergelijk beding kan niet in kort geding worden toegewezen. In kort geding kan wel een vordering tot schorsing van een dergelijk beding worden toegewezen. Bij de beoordeling van deze vordering dient de voorzieningenrechter zich een voorlopig oordeel te vormen over de op grond van art. 7:653 lid 3, aanhef en onder b, BW te maken belangenafweging (HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:894). Beoordeeld moet worden of, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld. Daarbij is uitgangspunt dat een concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Belangen werknemer
6.8
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kantonrechter dat werknemer er een groot belang bij heeft om in dienst te treden bij Kinly. Werknemer had al langere tijd de ambitie om bij werkgeefster door te groeien tot [functie 4] , maar werkgeefster heeft hem op 14 juli 2023 verteld dat hij daarvoor niet geschikt werd bevonden. Werknemer kreeg niet de mogelijkheid om naar die functie, die binnen korte tijd beschikbaar zou komen, te solliciteren. Kinly heeft hem deze functie vervolgens wel aangeboden, met een daarbij behorende zeer forse salarisverhoging. Het hof is met werknemer van oordeel dat dit voor hem een unieke kans was (en is) om zijn ambities alsnog te realiseren. Het verweer van werkgeefster dat werknemer ook bij haar nog voldoende doorgroeimogelijkheden en kansen op een positieverbetering had, namelijk in het Europese Team van werkgeefster, doet aan het belang van werknemer bij indiensttreding bij Kinly niet af. De doorgroeimogelijkheden bij werkgeefster stroken immers niet met de ambitie van werknemer om [functie 4] te worden, en zijn bovendien, zoals werkgeefster zelf ook toegeeft, niet vergelijkbaar met de functie van [functie 4] bij Kinly. Dat werknemer, die vanaf 2016 in dienst is geweest bij werkgeefster en op dit moment 56 jaar oud is, een vergelijkbare functie ook eenvoudig buiten de audiovisuele branche zou kunnen vinden is niet aannemelijk geworden. Ook werkgeefster heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
6.9
Het hof weegt niet mee dat werknemer op dit moment al enige tijd geen inkomsten heeft. Op dit punt stelt werkgeefster terecht dat werknemer zelf heeft besloten zijn baan op te zeggen zonder eerst in overleg met werkgeefster te treden over het concurrentiebeding. Werknemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zijn overstap geen probleem zou vormen.
Belangen werkgeefster
6.1
Tegenover het grote belang van werknemer om als [functie 4] in dienst te treden bij Kinly, staat het gerechtvaardigde belang van werkgeefster om haar bedrijfsdebiet te beschermen. Zoals de kantonrechter ook heeft overwogen, staat vast dat werknemer als [functie 1] een sleutelpositie binnen werkgeefster vervulde. Hij heeft uit hoofde van zijn functie deelgenomen aan directieoverleggen, managementmeetings en andere overleggen op hoog niveau. Ook stuurde hij het salesteam van werkgeefster aan, en was hij op de hoogte van concurrentie- en bedrijfsgevoelige informatie. Het hof acht voldoende aannemelijk dat werknemer uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen over klanten, de (wijze van) inschrijvingen van werkgeefster op onderhandse en openbare (Europese) aanbestedingen en de meerjarenstrategie van werkgeefster.
6.11
Dat werknemer ook op detailniveau kennis had van alle door werkgeefster uitgebrachte offertes, zoals werkgeefster stelt maar werknemer betwist, acht het hof niet aannemelijk geworden. Wat betreft de inschrijvingen op aanbestedingen weegt het hof mee dat de inschrijvingen waarbij werknemer betrokken is geweest inmiddels alle zijn afgerond. Dat werkgeefster bij deze inschrijvingen een geheime, wel aan werknemer maar niet binnen de branche bekende, methode hanteert waardoor zij hierin succesvoller is dan haar concurrenten, heeft werkgeefster onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Wat betreft de specifieke services is het hof met werknemer van oordeel dat werkgeefster onvoldoende concreet heeft aangegeven op welke specifieke services – die deel zouden uitmaken van de bedrijfsgevoelige informatie waarover werknemer beschikt – zij doelt. De stelling dat werknemer precies weet welke specifieke services door werkgeefster worden aangeboden en hoe die de marktpositie van werkgeefster hebben verbeterd, is in dit verband te vaag. Werkgeefster heeft als concreet voorbeeld genoemd dat zij kiest voor een zeer proactieve marktbenadering met veel accountmanagers. Wat daar ook van zij, het hof acht niet aannemelijk geworden dat deze – voor concurrenten zichtbare – werkwijze van werkgeefster behoort tot bedrijfsgevoelige informatie van werkgeefster en dat die werkwijze in de branche niet algemeen bekend is. Ditzelfde geldt voor de stelling van werkgeefster dat zij bij een inschrijving op een tender altijd een filmpje bijvoegt, en eveneens voor de door werkgeefster aan klanten aangeboden “AV as a Service”. Dat werkgeefster met deze “AV as a Service” succesvoller is dan haar concurrenten, die deze service ook aanbieden, lijkt met name het gevolg van het feit dat werkgeefster deze service al sinds 2016 aanbiedt en jaarlijks verder heeft verbeterd. Gelet op het argument van werkgeefster dat zij zich van andere partijen onderscheidt door de wijze waarop zij het concept commercieel in de markt zet, is voor het hof niet aannemelijk geworden dat en waarom hierbij sprake is van een niet voor concurrenten kenbare werkwijze.
6.12
Dat werknemer ook substantiële bedrijfsgevoelige informatie heeft verkregen op grond van zijn lidmaatschap van het Steering Committee over onder meer het opzetten van het Europese merk Gather en het meerjarenplan voor Econocom 2024-2028 heeft werknemer gemotiveerd weersproken. Mede gelet op het feit dat werknemer pas in de zomer van 2023 lid is geworden van het Steering Committee, hij nooit een Steering Committee meeting heeft bijgewoond en hij al per eind augustus 2023 door werkgeefster is afgesloten van de commerciële systemen, houdt het hof er wel rekening mee dat werknemer enige informatie op dit punt heeft verkregen. Het hof acht alleen niet aannemelijk geworden dat het daarbij gaat om substantiële, diepgaande en geheime informatie die relevant is voor Kinly. Dit kan niet worden afgeleid uit de door werkgeefster overgelegde e-mailberichten.
6.13
Met betrekking tot het argument van werkgeefster dat de technologische ontwikkelingen in de branche weliswaar snel gaan maar dat de bedrijfsgevoelige kennis van werknemer over de prijsstrategieën, de insteek bij tenders en met name de specifieke services waarmee werkgeefster zich onderscheidt van concurrenten actueel is en blijft, overweegt het hof het volgende. Het ligt voor de hand dat nieuwe technologische ontwikkelingen ook invloed zullen hebben op bijvoorbeeld prijsstrategieën, de insteek bij tenders en specifieke services. Dat de kennis van werknemer op deze punten niet zou verouderen en altijd actueel zou blijven acht het hof daarom niet aannemelijk. Bovendien, als het hof er veronderstellenderwijs van uitgaat dat dit wel zo is, dan zou dat voor de bescherming van het bedrijfsdebiet van werkgeefster betekenen dat het geen verschil maakt hoe lang werknemer aan het concurrentiebeding is gebonden.
6.14
Het hof is, alles afwegende, met de kantonrechter van oordeel dat het aannemelijk is dat bij de afweging van de wederzijdse belangen van partijen, de kantonrechter in een bodemprocedure het concurrentiebeding gedeeltelijk (in duur) zal vernietigen, omdat werknemer onbillijk wordt benadeeld doordat hij een jaar lang (tot 1 oktober 2024) niet bij Kinly in dienst zou kunnen treden. Het hof verenigt zich met het oordeel van de kantonrechter dat een schorsing van het concurrentiebeding per 1 maart 2024 voldoende recht doet aan het belang van werkgeefster bij de bescherming van haar bedrijfsdebiet, terwijl anderzijds voldoende tegemoet wordt gekomen aan het evidente belang van werknemer bij indiensttreding bij Kinly. Daarbij weegt het hof, net als de kantonrechter, mee dat werkgeefster zelf aan werknemer had voorgesteld om het concurrentiebeding in duur te beperken tot [datum] 2024. Hieruit kan redelijkerwijs worden afgeleid dat het bedrijfsdebiet van werkgeefster ook in haar eigen ogen hiermee voldoende was beschermd. Dat dit voorstel uitsluitend is gedaan onder voorbehoud van alle rechten en in een poging om buitengerechtelijk tot een oplossing te komen, maakt dit niet anders.
6.15
Dat Kinly, zoals werkgeefster stelt, de functie van [functie 4] uitsluitend, dan wel hoofdzakelijk, aan werknemer heeft aangeboden om op die manier kennis over de succesvolle bedrijfsvoering van werkgeefster te verkrijgen heeft werkgeefster onvoldoende onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is dat werknemer niet beschikt over de voor de functie van [functie 4] bij Kinly vereiste kennis of ervaring, en evenmin dat het bijbehorende salaris dat aan werknemer is aangeboden niet marktconform is. Het hof acht het aannemelijk dat Kinly, zoals werkgeefster stelt, in zwaar weer verkeert en de functie van [functie 4] aan werknemer heeft aangeboden in de hoop dat dit, gelet op de kennis en ervaring van werknemer, zal zorgen voor betere bedrijfsresultaten (hetgeen mogelijk ten koste zal gaan van werkgeefster). Dat betekent echter nog niet dat Kinly beoogt om deze betere resultaten te bereiken met behulp van bij werknemer bekende bedrijfsgevoelige informatie over het bedrijf van werkgeefster. Evenmin is aannemelijk geworden dat werknemer van plan is om, in strijd met het geheimhoudingsbeding waaraan hij jegens werkgeefster is gebonden en zijn stellige mededeling dat hij zich daaraan zal houden, dergelijke informatie op onrechtmatige wijze te gebruiken ten voordele van Kinly. Het hof verwerpt het argument van werkgeefster dat het geheimhoudings-, relatie- en anti-ronselbeding waaraan werknemer is gebonden onvoldoende bescherming biedt voor schade aan haar bedrijfsdebiet omdat zij de naleving daarvan door werknemer moeilijk kan controleren. Dit laatste mag zo zijn, maar dit weegt in de gegeven omstandigheden onvoldoende zwaar om werknemer gedurende de volledige periode van één jaar te houden aan het concurrentiebeding. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat er, zoals werkgeefster stelt, een grote kans is dat werknemer, in strijd met dit beding, bedrijfsgevoelige informatie zal delen met salesmedewerkers bij Kinly.
6.16
Uit het bovenstaande volgt dat grief II wordt verworpen.
Grief III: de reconventionele vorderingen
6.17
Grief III klaagt er over dat de kantonrechter ten onrechte de reconventionele vorderingen van werkgeefster heeft afgewezen. Ook deze grief faalt. Voor toewijzing tot nakoming van een contractuele verplichting op straffe van een dwangsom is geen plaats als er geen reële aanleiding is om te veronderstellen dat de wederpartij deze verplichting niet uit zichzelf zal nakomen. Werknemer heeft meermalen expliciet gezegd dat hij zich zal houden aan het geheimhoudings- en het relatie- en anti-ronselbeding. Werkgeefster heeft niet aannemelijk gemaakt dat er gegronde vrees bestaat dat dit een loze belofte is.
Conclusie en proceskosten
6.18
De conclusie is dat het hoger beroep van werkgeefster niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. Het hof zal werkgeefster als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.19
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 343,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.949,-

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 21 november 2023;
  • veroordeelt werkgeefster in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van werknemer begroot op € 2.949,-;
  • bepaalt dat als werkgeefster niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, werkgeefster de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • verklaart bovenstaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, J.S. Honée en W.H.A.C.M. Bouwens en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.