ECLI:NL:GHDHA:2024:2581

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
200.340.044/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging zorgregeling in een echtscheidingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarigen naar [plaats 1] en om de zorgregeling te wijzigen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Todorov, verzocht het hof om toestemming om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 1] en om hen in te schrijven op nieuwe scholen. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.R. van Leeuwen, voerde verweer en stelde dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen was, omdat dit hun contact met hem zou verminderen en hen zou dwingen om opnieuw van school te wisselen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de belangen van de minderjarigen, en de impact op de zorgregeling. Het hof oordeelde dat de belangen van de moeder en de minderjarigen bij de verhuizing zwaarder wogen dan de belangen van de vader. De moeder heeft aangetoond dat de huidige woonsituatie onhoudbaar is en dat de verhuizing naar [plaats 1] een stabielere en betere omgeving voor de kinderen zal bieden. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend om te verhuizen en de zorgregeling aangepast, zodat de minderjarigen bij de vader verblijven gedurende twee weekenden per vier weken en één weekenddag in de vier weken, met een verdeling van vakanties en feestdagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.340.044/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 23-9124
zaaknummer rechtbank : C/09/658348
beschikking van de meervoudige kamer van 24 juli 2024
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J. Todorov te Maasdijk,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.R. van Leeuwen te Zoetermeer.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 11 maart 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 april 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 17 april 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
  • een journaalbericht van de zijde van de moeder van 17 april 2024 met bijlage, ingekomen op 18 april 2024;
  • een journaalbericht van de zijde van de moeder van 4 juni 2024 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De hierna te noemen minderjarigen hebben hun mening bij brief van 4 juni 2024 kenbaar gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 14 juni 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De raad is, overeenkomstig zijn brief van 6 juni 2024, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting spreekaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
  • [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 1] );
  • [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 2] ),
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen.
3.3
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen.
3.4
Bij beschikking van rechtbank Den Haag van 26 maart 2021 is, conform de op de zitting bereikte overeenstemming tussen de ouders:
  • bepaald dat de kinderen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder;
  • bepaald dat de kinderen bij de vader zullen zijn:
  • eens in de twee weken een ‘lang weekend’ van vrijdag uit school tot dinsdagochtend naar school;
  • eens in de twee weken op vrijdag uit school tot 18.00 uur en van maandag uit school tot dinsdagochtend naar school;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen;
- de moeder toestemming verleend, die de toestemming van de vader vervangt, om de kinderen met ingang van de eerste maandag na de voorjaarsvakantie 2021 in te schrijven op de [naam school] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder heeft de rechtbank verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 1] , de zorgregeling te wijzigen en om haar toestemming te verlenen om [de minderjarige 2] in te schrijven met ingang van het schooljaar 2024/2025 op de [naam school] in [plaats 1] en [de minderjarige 1] als leerling op het [naam school] en/of het [naam school] . Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder afgewezen.
4.2
De moeder is het daarmee niet eens. Zij verzoekt het hof, zulks uitvoerbaar bij voorraad:
I. de bestreden beschikking te vernietigen;
II. te bepalen dat de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 1] ;
III.
primair: te bepalen dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt gewijzigd in die zin dat de minderjarigen bij de vader verblijven gedurende drie weekenden per vier weken (week 2, 3 en 4) vanaf zaterdag 12:00 uur tot zondag 19:00 uur. De vader haalt hierbij de minderjarigen op zaterdag op bij de moeder. Vervolgens haalt de moeder de minderjarigen op zondag 19:00 uur op bij de vader, althans een zodanige regeling als het hof juist acht.
De vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld, waarbij de vader aanspraak maakt op vijf extra vakantiedagen ten opzichte van de moeder;
subsidiair: te bepalen dat de zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen wordt gewijzigd in die zin dat de minderjarigen bij de vader verblijven gedurende twee weekenden per vier weken (week 2 en 4) vanaf vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De vader haalt hierbij de minderjarigen op vrijdag op bij de moeder en draagt zorg voor alle sportverplichtingen van de minderjarigen in dat weekend. Vervolgens haalt de moeder de minderjarigen op zondag op bij de vader. Daarnaast verblijven de minderjarigen één weekenddag in de vier weken (week 3) bij de vader van zaterdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De vader haalt hierbij de minderjarigen op zaterdag op bij de moeder. Vervolgens haalt de moeder de minderjarigen op zondag op bij de vader, althans een zodanige regeling als uw hof juist acht.
De vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld, waarbij de vader aanspraak maakt op vijf extra vakantiedagen ten opzichte van de moeder;
IV. te bepalen dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om [de minderjarige 2] als leerling in te schrijven met ingang van schooljaar 2024/2025 op de [naam school] te [plaats 1] en [de minderjarige 1] met ingang van het schooljaar 2024/2025 in te schrijven als leerling op [naam school] of [naam school] .
4.3
De vader voert verweer. Hij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking, onder verbetering of aanvulling, te bekrachtigen en aldus, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar navolgende verzoeken, althans die verzoeken af te wijzen: verzochte vervangende toestemming om te verhuizen, wijziging van de zorgregeling, verzochte vervangende toestemming voor inschrijving school. De vader verzoekt de moeder daarbij te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep en te bepalen dat deze kosten binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking dienen te worden voldaan aan de vader en dat, indien deze kosten niet binnen die termijn zijn voldaan, hierover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente verschuldigd is.
4.4
Ter zitting heeft de advocaat van de vader het – in het lichaam van het verweerschrift opgenomen – verzoek van de vader om (kort gezegd) aan de moeder een dwangsom op te leggen ingetrokken. Op dat verzoek hoeft het hof daarom niet meer te beslissen.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming verhuizing
Standpunten
5.1
De moeder voert in haar hoger beroepschrift – zoals aangevuld ter zitting – kort weergegeven aan dat zij genoodzaakt is om met de minderjarigen naar [plaats 1] te verhuizen. De moeder stelt daartoe dat zij sinds juni 2021 een bestendige relatie heeft met [partner van de moeder] (hierna te noemen: de partner van de moeder). De moeder en haar partner zijn voornemens om in augustus 2024 met elkaar te trouwen en zij willen als samengesteld gezin samenwonen en een toekomst opbouwen. Dit mede omdat de huidige situatie niet veel langer houdbaar is vanwege het vele heen en weer reizen van de moeder en de minderjarigen tussen de woning van de moeder, de partner van de moeder en de vader. Dit zorgt voor onrust bij de minderjarigen en kost de moeder veel energie. Daar komt bij dat de moeder en de minderjarigen hoe dan ook niet in de huidige woning van de moeder kunnen blijven wonen vanwege de oppervlakte en staat daarvan. Volgens de moeder is voorts van belang dat een samenwoning met haar partner zal zorgen voor een beter toekomstperspectief voor de minderjarigen. Dit zal er namelijk voor zorgen dat de moeder en haar partner kosten kunnen besparen, welke besparingen aan de kosten van de minderjarigen kunnen worden besteed. De minderjarigen zullen dan kunnen gaan studeren, hetgeen in de huidige situatie, met slechts de bijdrage van de vader in de kosten van de minderjarigen, niet mogelijk is. Daarnaast zal de moeder in de verzorging en opvoeding van de minderjarigen kunnen worden ontlast doordat haar partner haar daarin kan ondersteunen. Dit zal ook de minderjarigen ten goede komen. De moeder heeft daarom – samen met haar partner – onderzocht in welke regio, althans plaats, zij het beste kunnen samenwonen en waarbij een ieders belang, en met name dat van de minderjarigen, het meest is gediend. Gebleken is dat samenwonen en een toekomst opbouwen in [plaats 2] , waar de moeder nu woont, onmogelijk is. Als gezegd is de woning van de moeder te klein en het huren of kopen van een wel geschikte woning in die regio is (ondanks pogingen daartoe) niet haalbaar (gebleken) vanwege de krapte op de woningmarkt en de financiële situatie van de moeder en haar partner. Samenwonen in een regio gelegen tussen [plaats 2] en [plaats 1] is eveneens onmogelijk. Geen van hen is namelijk bekend in een andere regio. De enige en beste optie is volgens de moeder dan ook om samen in [plaats 1] te gaan wonen. De partner van de moeder beschikt daar over een grote woning, met voldoende slaapkamers voor een ieder van hun kinderen. Ook heeft hij daar een eigen kantoorkamer, die hij nodig heeft om zijn werk te kunnen (blijven) uitvoeren. Bovendien zijn zijn kinderen en ex-partner daar woonachtig. Zijn kinderen verblijven op basis van een co-ouderschapsregeling bij hem. De moeder verwacht dat de minderjarigen een verhuizing naar [plaats 1] aan kunnen. Hoewel zij nu enkele jaren in [plaats 2] wonen, zijn zij daar niet geworteld en daarnaast zijn zij inmiddels gewend aan de omgeving van [plaats 1] . De minderjarigen hebben daar ook al contacten opgedaan en hebben een goede band met (de familie van) de partner van de moeder. Voor hen is ook duidelijk naar welke school en sportvereniging zij aldaar zouden kunnen gaan. Daarnaast geldt dat de minderjarigen voor het merendeel van de tijd bij hun hoofdverzorger, de moeder, woonachtig blijven en het contact tussen hen en de vader door een verhuizing geenszins in tijd en kwaliteit wordt belemmerd. Immers, de tijd die de minderjarigen op dit moment effectief met de vader doorbrengen, blijft, als de zorgregeling wordt ingericht zoals de moeder heeft voorgesteld, ongewijzigd. De minderjarigen kunnen de vader zeer regelmatig blijven zien en veel ‘quality-time’ met hem hebben. De reistijd tussen de woonplaats van de vader en [plaats 1] is bovendien slechts dertig minuten langer dan de reistijd tussen de woonplaats van de vader en de huidige woonplaats van de moeder. Gelet op het voorgaande en het feit dat de minderjarigen zich nu voor wat betreft school en leeftijd in een overgangsperiode bevinden, ligt een verhuizing wat de moeder betreft in de rede. De moeder is derhalve van mening dat haar alsnog vervangende toestemming voor een verhuizing naar [plaats 1] moet worden verleend.
5.2
De vader voert in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep – zoals aangevuld ter zitting – kort weergegeven aan dat er voor de moeder geen noodzaak bestaat om naar [plaats 1] te verhuizen. Dat zij met [partner van de moeder] gaat trouwen en zij als samengesteld gezin willen samenwonen en een toekomst willen opbouwen, maakt dat niet anders. Zeker niet als daarin voornamelijk het belang van de partner van de moeder centraal staat en niet dat van de minderjarigen. De vader meent ook dat onvoldoende is onderbouwd dat de partner van de moeder aan [plaats 1] is gebonden. Volgens de vader kan de moeder dus ook in [plaats 2] met haar partner en zijn kinderen in gezinsverband samenwonen. In die regio staan wel degelijk geschikte woningen te huur of te koop. Ook voor het budget dat de moeder en haar partner beschikbaar hebben. Volgens de vader heeft de moeder niet laten zien dat zij dit alternatief serieus heeft overwogen, terwijl de minderjarigen dan wel in hun vertrouwde omgeving, waarin zij zijn geworteld, en in de buurt van de vader en de grootouders, kunnen blijven wonen. De vader acht dat laatste ook in het belang van de minderjarigen. Temeer, nu een verhuizing naar [plaats 1] verstrekkende nadelige gevolgen heeft voor hem en de minderjarigen. Een dergelijke verhuizing heeft tot gevolg dat de vader niet meer, althans veel minder, betrokken kan zijn bij het dagelijkse leven van de minderjarigen. Dat is hij op dit moment namelijk wel degelijk. Zo gaat hij met de minderjarigen naar hun sportactiviteiten en zorgen niet zijn ouders, maar hijzelf voor de minderjarigen als zij bij hem verblijven. De minderjarigen verblijven op dit moment drie dagen per week bij hem en dat zal na een verhuizing naar [plaats 1] , als de door de moeder voorgestelde zorgregeling wordt gevolgd, nog maar anderhalve dag per week (kunnen) zijn. De door de moeder daarop in aanvulling geboden compensatiedagen kan hij niet verzilveren, nu hij over onvoldoende vakantieverlofdagen van zijn werk beschikt om op die extra dagen de verzorging van de minderjarigen op zich te kunnen nemen. Daarnaast zullen de vader en de minderjarigen in verband met de uitvoering van de zorgregeling veel langer moeten reizen, waardoor de beperkte tijd die zij dan nog samen hebben grotendeels daaraan verloren gaat. De vader vermoedt dat dit de minderjarigen zal opbreken en dat zij, zeker gelet op hun leeftijd en toenemende zelfstandigheid, dan niet meer conform de door de moeder voorgestane zorgregeling naar de vader willen komen. De vader zal de minderjarigen hierdoor nog minder zien. Als gevolg van de langere reistijd zal de vader ook niet meer zo gemakkelijk bij gesprekken op school of sportactiviteiten van de minderjarigen aanwezig kunnen zijn. Bovendien zal [de minderjarige 2] als gevolg van een dergelijke verhuizing voor een tweede keer en dus opnieuw van basisschool moeten wisselen. Dit terwijl hij nog maar acht jaar oud is. De vader acht dit dus in strijd met zijn belang. De vader wijst er tenslotte op dat de minderjarigen aan hem kenbaar hebben gemaakt niet naar [plaats 1] te willen verhuizen, maar in [plaats 3] te willen blijven wonen. De vader is al met al van mening dat de moeder terecht geen vervangende toestemming is verleend en dat dat ook zo moet blijven.
Oordeel hof
5.3
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders brengt mee dat de ene ouder voor het wijzigen van de woonplaats van een kind toestemming van de andere ouder behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing kunnen nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechter – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind. In de jurisprudentie (vgl. HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 en HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487) zijn criteria ontwikkeld aan de hand waarvan een voorgenomen verhuizing moet worden beoordeeld. Dat zijn:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Bij de te maken belangenafweging gaat het – kort gezegd – enerzijds om het belang van de moeder om met de minderjarigen naar [plaats 1] te verhuizen teneinde aldaar met [partner van de moeder] en zijn kinderen een nieuw leven op te bouwen en anderzijds om het belang van de vader en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in een voor hen vertrouwde omgeving. Het hof is, na voornoemde belangenafweging te hebben gemaakt, van oordeel dat de verzochte vervangende toestemming tot verhuizing alsnog aan de moeder moet worden verleend. Het hof licht dat als volgt toe.
5.5
Gebleken is dat de moeder sinds juni 2021 een bestendige relatie heeft met [partner van de moeder] . Die relatie kenmerkt zich tot op heden als een ‘LAT-relatie’. Dit heeft tot gevolg dat de moeder en de minderjarigen gedurende de week op twee respectievelijk drie verschillende locaties verblijven: in de woning van de moeder in [plaats 3] , in de woning van haar partner in [plaats 1] en (de minderjarigen ook) in de woning van de (ouders van de) vader in [plaats 4] . De moeder heeft onbetwist gesteld dat dit niet alleen haar veel energie kost en financieel veel van haar vraagt, maar ook dat dit een weinig rustige situatie voor de minderjarigen betreft. Ook de vader heeft onbetwist naar voren gebracht dat de huidige situatie voor de minderjarigen onrustig is en onzekerheid bij hen oproept. Het hof laat dit argument zwaar meewegen. Temeer, nu de moeder onweersproken heeft gesteld dat zij haar huidige woning hoe dan ook moet verlaten en zij ondanks vele pogingen daartoe nog geen betaalbare vervangende (huur)woning heeft kunnen bemachtigen. Naar het oordeel van het hof is de huidige situatie derhalve niet in het belang van de minderjarigen en alleen al om die reden voor een ieder van de betrokkenen onhoudbaar.
5.6
Gebleken is dat de moeder en haar partner het voornemen hebben om in augustus 2024 te gaan trouwen. Zij willen, mede gelet op de huidige onrustige en onzekere situatie, daarom samen een rustige en stabiele thuisbasis creëren en op die manier samen – in gezinsverband – een toekomst opbouwen. Vaststaat dat de huidige woning van de moeder in [plaats 3] daartoe te klein is. Door de moeder is onweersproken gesteld dat haar partner een ruime koopwoning met voldoende slaapkamers voor alle gezinsleden heeft in [plaats 1] . Hoewel de vader heeft gesteld dat het voor de moeder en haar partner desalniettemin praktisch mogelijk en financieel haalbaar is om in [plaats 2] een voor het samengestelde gezin geschikte woning te bemachtigen, is het hof van oordeel dat de moeder voldoende heeft onderbouwd dat dat niet het geval is, althans (in ieder geval) dat het belang van de minderjarigen is gediend bij een verhuizing naar (de woning van de partner van de moeder in) [plaats 1] . Het hof overweegt daartoe dat duidelijk is geworden dat de minderjarigen inmiddels een goede band hebben opgebouwd met de partner van de moeder en zijn kinderen en dat zij vertrouwd zijn geraakt met de omgeving van [plaats 1] . Een verhuizing naar (de woning van de partner van de moeder in) [plaats 1] betekent dan ook niet alleen dat de minderjarigen verhuizen naar een plaats en woning die hun bekend is, maar ook dat zij in een ruimere woning verder kunnen opgroeien. Daarnaast zullen de minderjarigen zich tussen minder verschillende woningen hoeven te verplaatsen. Het hof is voorts gebleken dat een verhuizing van de moeder met de minderjarigen naar (de woning van de partner van de moeder in) [plaats 1] financieel gunstig is. De woonlasten van de woning van de moeder in [plaats 3] zullen komen te vervallen en de woonlasten van de partner van de moeder zijn, naar de onbetwiste stelling van de moeder, draagbaar op uitsluitend het salaris van haar partner. De moeder heeft daarbij onweersproken gesteld dat haar financieel perspectief, en daarmee dat van de minderjarigen, daardoor veel beter en stabieler wordt en zij de minderjarigen daarmee (financieel) een betere toekomst kan bieden, waarbinnen zij, anders dan nu het geval is, kunnen gaan studeren.
5.7
Het hof overweegt dat een verhuizing naar [plaats 1] vanwege de reisafstand en reistijd een verandering zal betekenen voor het doordeweekse contact tussen de vader en de minderjarigen van (in ieder geval) maandag(middag) op dinsdagochtend. Die contactmomenten zullen daardoor komen te vervallen. De moeder heeft de vader echter zodanige voorstellen gedaan, dat de vader zoveel mogelijk wordt gecompenseerd in zijn tijd en dus contact met de minderjarigen, zodat een verhuizing naar [plaats 1] hem zo min mogelijk beperkt in de uitoefening van zijn vaderrol. De vader heeft weliswaar aangevoerd dat de minderjarigen gedurende de vakanties geen extra dagen bij hem kunnen verblijven omdat hij over onvoldoende vakantieverlofdagen beschikt, maar het hof is niet gebleken dat de vader hieraan niet op andere wijze, zoals het opnemen van onbetaalde verlofdagen, invulling kan geven. Nu het hof evenmin is gebleken dat de door de moeder gedane compensatievoorstellen voor wat betreft de reguliere zorgregeling voor de vader vanwege (bijvoorbeeld) zijn werk een belemmering vormt, gaat het hof ervanuit dat die regeling voor hem – ondanks zijn bezwaar tegen de reisafstand en -tijd – praktisch uitvoerbaar is. Het hof is daarom van oordeel dat hoewel een verhuizing naar [plaats 1] een wijziging in de zorgregeling teweeg zal brengen, die wijziging gelet op de geboden compensatie niet (teveel) in de weg zal hoeven te staan aan het kwalitatieve contact tussen de vader en de minderjarigen en/of de rol van de vader in de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat een verhuizing naar [plaats 1] voor een beperkte extra reistijd voor de vader zal zorgen ten opzichte van de huidige situatie. De vader reist ook nu al een half uur van zijn woning naar die van de moeder en in de situatie na een verhuizing naar [plaats 1] zal dat gemiddeld een uur zijn.
5.8
Op basis van het voorgaande, komt het hof dan ook tot het oordeel dat de belangen van de moeder en de minderjarigen bij een verhuizing naar [plaats 1] zwaarder wegen dan de belangen van de vader bij instandhouding van de huidige situatie.
5.9
Het vorengaande brengt met zich, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de moeder alsnog vervangende toestemming zal verlenen om met de minderjarigen naar [plaats 1] te verhuizen.
Zorgregeling
5.1
Nu de moeder alsnog vervangende toestemming zal worden verleend om met de minderjarigen naar [plaats 1] te verhuizen, zal de zorgregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van 26 maart 2021, moeten worden gewijzigd. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 5.7 overwogen, zal het contactmoment van (in ieder geval) maandag(middag) op dinsdagochtend immers moeten komen te vervallen.
5.11
De moeder heeft een voorstel gedaan voor een zorg- en vakantieverdeling, waartegen de vader een aantal praktische bezwaren heeft geuit. Hij heeft voor de situatie na een verhuizing naar [plaats 1] echter zelf geen ander voorstel gedaan. Onder verwijzing naar hetgeen onder rechtsoverweging 5.7 over de door de moeder gedane compensatievoorstellen is overwogen, ziet het hof daarom aanleiding om een zorgregeling te bepalen in overeenstemming met het subsidiaire verzoek van de moeder op dit punt. Voor wat betreft de invulling van de sportactiviteiten in het weekeinde neemt het hof wat in het subsidiaire verzoek van de moeder is vermeld niet over nu dit onvoldoende bepaald is.
Op grond van die zorgregeling verblijven de minderjarigen (gemiddeld) meer tijd bij de vader en zal de vader meer betrokken (kunnen) zijn bij de minderjarigen, dan op grond van het primaire verzoek van de moeder op dit punt, hetgeen het hof in het belang van de minderjarigen acht. Het hof zal derhalve bepalen dat de minderjarige bij de vader zullen verblijven:
  • gedurende twee weekenden per vier weken (week 2 en 4) vanaf vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De vader haalt de minderjarigen op vrijdag op bij de moeder. De moeder haalt de minderjarigen op zondag op bij de vader;
  • gedurende één weekenddag in de vier weken (week 3) vanaf zaterdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De vader haalt de minderjarigen op zaterdag op bij de moeder. De moeder haalt de minderjarigen op zondag op bij de vader;
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de vader aanspraak maakt op vijf extra vakantiedagen ten opzichte van de moeder.
School
5.12
Nu de moeder alsnog vervangende toestemming zal worden verleend om met de minderjarigen naar [plaats 1] te verhuizen, zullen de minderjarigen ook aldaar op een andere school moeten worden ingeschreven. Nu het hof niet is gebleken van concrete bezwaren van de vader tegen de door de moeder voor de minderjarigen voorgestelde scholen in [plaats 1] , zal het hof daarom in het verlengde van de verleende vervangende toestemming om met de minderjarigen te verhuizen, tevens vervangende toestemming verlenen om de minderjarigen in te schrijven op de door de moeder voorgestane middelbare school voor [de minderjarige 1] en basisschool voor [de minderjarige 2] .
Proceskosten
5.13
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
5.14
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarigen naar [plaats 1] ;
verleent de moeder vervangende toestemming om de minderjarige [de minderjarige 1] met ingang van het schooljaar 2024/2025 als leerling in te schrijven op [naam school] of [naam school] ;
verleent de moeder vervangende toestemming om de minderjarige [de minderjarige 2] met ingang van het schooljaar 2024/2025 als leerling in te schrijven op [naam school] te [plaats 1] ;
bepaalt, met wijziging van de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2021, dat de minderjarigen in het kader van de zorgregeling bij de vader verblijven:
  • gedurende twee weekenden per vier weken (week 2 en 4) vanaf vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De vader haalt de minderjarigen op vrijdag op bij de moeder. De moeder haalt de minderjarigen op zondag op bij de vader;
  • gedurende één weekenddag in de vier weken (week 3) vanaf zaterdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De vader haalt de minderjarigen op zaterdag op bij de moeder. De moeder haalt de minderjarigen op zondag op bij de vader;
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de vader aanspraak maakt op vijf extra vakantiedagen ten opzichte van de moeder.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J.M. Smid-Verhage, A.E. Sutorius-Van Hees en
B. Breederveld, bijgestaan door mr. M.N.C. Zuiderwijk als griffier en is op 24 juli 2024 door
mr. A.A.F. Donders uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.