ECLI:NL:GHDHA:2024:2603
Gerechtshof Den Haag
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Tussenbeschikking inzake gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 april 2024 een tussenbeschikking gegeven in het hoger beroep van de minderjarige, vertegenwoordigd door een bijzondere curator, tegen een eerdere beschikking van de rechtbank. De rechtbank had het verzoek van de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de overleden man over de minderjarige afgewezen, omdat er geen bruikbaar DNA-materiaal beschikbaar was. Het hof oordeelt dat het recht van de minderjarige om te weten wie haar ouders zijn, zoals vastgelegd in artikel 7 van het IVRK en artikel 8 van het EVRM, prevaleert. Het hof gelast een DNA-onderzoek om vast te stellen of de man de biologische vader van de minderjarige is. De zussen van de man worden verplicht om mee te werken aan dit onderzoek, ondanks hun bezwaren. De kosten van het DNA-onderzoek worden voorlopig ten laste van de Rijkskas gebracht, met een definitieve beslissing over de kosten in een latere fase. De zaak wordt aangehouden tot het deskundigenrapport beschikbaar is.