Uitspraak
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
24 april 2024 voor zover hierna niet anders vermeld.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap van een overleden man over een minderjarige. De bijzondere curator had verzocht om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen omdat er geen bruikbaar DNA-materiaal van de man beschikbaar was. Het hof oordeelde dat het recht van de minderjarige om te weten wie haar ouders zijn, zoals vastgelegd in artikel 7 van het IVRK en artikel 8 lid 1 van het EVRM, zwaar weegt. Het hof heeft daarom het verzoek van de bijzondere curator tot het gelasten van een DNA-onderzoek toegewezen, waarbij de zussen van de man moesten meewerken. Na het DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs, bleek met meer dan 99,999% zekerheid dat de man de biologische vader van de minderjarige was. De moeder van de minderjarige, die als wettelijke vertegenwoordiger optreedt, steunde het verzoek van de bijzondere curator. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en het vaderschap van de man over de minderjarige vastgesteld. Tevens is de moeder veroordeeld in de kosten van het deskundigenonderzoek, die op € 1.570,- zijn vastgesteld. Het hof heeft bepaald dat deze kosten door de moeder moeten worden gedragen, omdat het in het belang van de minderjarige was dat het onderzoek werd uitgevoerd. De beschikking is naar de gemeente Delft gestuurd voor verwerking door de ambtenaar van de burgerlijke stand.