ECLI:NL:GHDHA:2024:407
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over naheffingsaanslag parkeerbelasting en vergoeding bezwaarkosten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de Rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. De belanghebbende, een inwoner van Rotterdam, had een naheffingsaanslag voor parkeerbelasting ontvangen, die door de Heffingsambtenaar was opgelegd omdat er geen parkeerbelasting was voldaan op een parkeerplaats in Rotterdam. De belanghebbende stelde dat zij wel had betaald, maar voor een verkeerde parkeerzone. De Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar tegen de naheffingsaanslag gegrond en vernietigde de aanslag, maar weigerde een proceskostenvergoeding toe te kennen. De Rechtbank oordeelde dat er geen recht op vergoeding was, omdat de naheffingsaanslag niet was vernietigd wegens een aan de Heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. In hoger beroep heeft de belanghebbende betoogd dat de Heffingsambtenaar ten onrechte geen kostenvergoeding heeft toegekend en dat er sprake was van onduidelijkheid over de parkeerzone. Het Gerechtshof Den Haag heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, oordelend dat de verantwoordelijkheid voor het betalen van de juiste parkeerbelasting bij de belanghebbende ligt en dat er geen schending van het zorgvuldigheidsbeginsel of het motiveringsbeginsel heeft plaatsgevonden. Ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade werd afgewezen, omdat de spanning en frustratie van de belanghebbende waren geëindigd met de vernietiging van de naheffingsaanslag. De uitspraak van het Hof werd gedaan op 14 februari 2024.