In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de afwikkeling van het huwelijksvermogen na een echtscheiding tussen een vrouw en een man, waarbij Servisch recht van toepassing is. De zaak betreft twee hoger beroepen, met zaaknummers 200.319.487/01 (echtscheiding) en 200.319.501/01 (afwikkeling huwelijksvermogensregime). De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.W. Castelijns, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Ramsaroep, hebben eerder tussenbeschikkingen ontvangen waarin onder andere partneralimentatie en de verdeling van het huwelijksvermogen aan de orde kwamen.
Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen vastgesteld dat de man partneralimentatie moet betalen en dat de behandeling van de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime is aangehouden. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de vrouw aanspraak maakt op de helft van de overwaarde van de woning, terwijl de man stelt dat hij recht heeft op de volledige overwaarde op basis van het Servische recht.
Het hof heeft geoordeeld dat de man niet heeft voldaan aan zijn stelplicht om aan te tonen dat hij recht heeft op een groter aandeel in de woning. Het hof heeft het rechtsvermoeden van gelijke aandelen in de woning in stand gelaten. Wat betreft de gebruiksvergoeding heeft het hof geoordeeld dat de man geen recht heeft op een vergoeding van de vrouw, omdat het Servische recht wederzijdse ondersteuning tussen echtgenoten vereist. De partneralimentatie is vastgesteld op € 307,- per maand, te betalen door de man aan de vrouw, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.