Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummers rechtbank : C/09/651113/ KG ZA 23-722 (zaak I)
C/09/653046/ K G ZA 23-726 (zaak II)
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 1 december 2023, met daarin opgenomen de grieven, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 8 november 2023;
- de memorie van antwoord van Staat, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
GVM-lijst) [3] gestaan, aanvankelijk met risico ‘verhoogd’ en later met risico ‘hoog’. De voorlopige hechtenis van [appellant] in het onderzoek Buizerd is op 20 april 2021 geschorst, omdat werd voorzien dat de inhoudelijke behandeling nog lang op zich zou laten wachten.
OO) van 10 mei 2023, door de selectiefunctionaris (hierna: SF), die ook deel uitmaakt van het OO, geplaatst op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (hierna: GVM-lijst) met status ‘hoog’. Hierbij zijn als criteria gehanteerd C (liquidatiedreiging) en E (ondermijning), gebaseerd op profielrapporten van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt van de Politie en het Openbaar Ministerie (hierna:
GRIP) van 2 en 3 mei 2023 en op informatie uit de PI. [appellant] verbleef aanvankelijk in de PI Vught. Op 4 mei 2023 is hij door de SF overgeplaatst naar de PI Leeuwarden. Daar is hij door de directeur geplaatst op de Afdeling Intensief Toezicht (hierna
AIT)
(a) Uit de GRIP-rapporten van 2 en 3 mei 2023 blijkt dat [appellant] op basis van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (
TCI)is aangehouden op 21 april 2023 op verdenking van deelname aan een criminele organisatie en handel in verdovende middelen. Volgens deze informatie is [appellant] een belangrijk persoon binnen de organisatie van [A] en [B]. Hij is verantwoordelijk voor het regelen van spotters en hitters, die worden ingezet bij de voorbereiding en uitvoering van een liquidatie. Hij regelt dat blokken cocaïne binnen de organisatie worden uitgedeeld. [appellant] beheert een deel van het crimineel verdiende vermogen en is volledig van alles op de hoogte. Betrokkene is nog steeds verdachte in het onderzoek Pulheim (moord op advocaat Derk Wiersum).
(b) Blijkens informatie van de PI heeft [appellant] vanaf 21 april 2023 tot en met 2 mei 2023 in Vught in alle beperkingen gezeten. Er is veel media en publieke aandacht rondom zijn aanhouding wat de orde en veiligheid ernstig kan verstoren en invloed kan hebben op zijn eigen veiligheid. Momenteel verblijven meerdere familieleden van [appellant] in detentie. In november 2022 is een anonieme melding (hierna:
MMA-melding) geweest dat [C] die momenteel vast zit in de PI Arnhem wil ontsnappen en hulp zou krijgen van [appellant]. Betrokkene gaat zijn eigen verdediging doen om te bezien hoe hij vanuit die methode zaken kan afdwingen en ondermijnen. Dit is een zware belasting voor de inrichting. Het lijkt erop dat hij van plan is zijn gedrag dat hij tijdens zijn vorige detentie ten toon spreidde voort te zetten. Gelet op de positie die hij inneemt in het
CSV (criminele samenwerkingsverband) en de strafzaak Pulheim is sprake van een voorstelbare liquidatiedreiging. Daarbij heeft betrokkene geld, macht en middelen, hetgeen maakt dat ontsnappingsgevaar aannemelijk is.
(telefonische contacten met zijn advocaat vallen daar niet onder). [appellant] heeft zich tevergeefs beklaagd over dit belmaximum en over de weigering van internetfaciliteiten, zowel bij (i) de beklagcommissie van de PI Leeuwarden op grond van artikel 60 Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw), (ii) de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) op grond van artikel 66 Pbw alsook – wat betreft de weigering van internetfaciliteiten – (iii) bij de strafrechter. De strafrechter heeft wél andere verdedigingsfaciliteiten toegestaan (zie overweging 3.9).
“Voorts merkt de rechtbank (…) op dat verdachte niet dezelfde middelen als een advocaat kunnen worden geboden door de beperkingen die inherent zijn aan verblijf in detentie. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte elk moment kan terugkomen op zijn beslissing zijn eigen verdediging te voeren en alsnog ervoor kan kiezen om toch een beroep te doen op rechtsbijstand.”
Daarnaast heeft de strafkamer van de rechtbank omtrent de door [appellant] gevraagde verdedigingsfaciliteiten op 18 juli 2023 het volgende overwogen:
“Recht op faciliteitenArtikel 6 EVRM en artikel I4 IVBPR geven een verdachte het recht op tijd en faciliteiten dat houdt echter niet in dat verdachte ongelimiteerd recht zou hebben op een laptop met toegang tot jurisprudentie en wetgeving en dergelijke, een afgeschermde telefoonlijn en een e-mailadres. Verdachte is gedetineerd en dat houdt in dat verdachte zich moet voegen naar de huis- en veiligheidsregels van de penitentiaire inrichting. De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht om zodra het eindproces-verbaal gereed is dit digitaal dan wel op papier te verstrekken vóór I3 september 2023. Ook moeten de officieren van justitie verdachte de beschikking geven over de meest recente druk van Tekst & Commentaar Strafrecht en Strafvordering. Die versie biedt toegang tot alle relevante wetteksten, uitleg en commentaar daarbij, alsmede relevante jurisprudentie. Verdachte heeft dan een maand de tijd om zich voor te bereiden op de regiezitting, om eventuele onderzoekswensen te formuleren.”
“Informatie OM oktober 2023Anouar had geen onderzoekwensen ingediend, omdat hij niet de faciliteiten heeft gekregen die hij nodig heeft om onderzoekwensen te formuleren. Hij verzocht wel om opheffing dan wel schorsing van de voorlopige henchtenis[hof: hechtenis]
om verschillende redenen, waaronder het feit dat zijn detentie onrechtmatig zou zijn. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen en de zaak aangehouden tot 21 november om 13.30 uur. Dat wordt een nieuwe regiezitting, om Anouar zodoende meer tijd te geven zijn onderzoekwensen te formuleren. Hij stelde geen tijd nodig te hebben, maar faciliteiten, en zei een volgende keer weer op dezelfde manier, dus zonder onderzoekwensen, voor de rechtbank te zitten.”
“Informatie PI: Betr. heeft wat afstand genomen van het personeel, dit omdat hij veel aan zijn hoofd heeft. Hij vertoont ondermijnend gedrag op de afdeling, hij is continue op zoek naar grenzen van het toelaatbare. Betr. trekt alle besluitvorming van de directie in twijfel en maakt hierin verwijten, met name daar waar dit zich richt op het faciliteren in het voeren van zijn eigen verdediging betreffende huidige strafzaak. Voorgaande komt tot uiting in diverse beklagzaken alsmede een kort geding. Voorgaand handelen frustreert onnodig het dagelijkse proces. Betr. kan zich zeer dwingend opstellen, ook naar zijn vriendin. Betr. is zeer gebaat bij een duidelijke regelgeving. Gelet op de positie die hij inneemt in het CSV en strafzaak Pullheim is er sprake van een voorstelbare liqidatiedreiding[hof: liquidatiedreiging].
Daarbij heeft betr. geld, macht en middelen hetgeen maakt dat ontsnappingsgevaar aannemelijk is.”
De rechtbank heeft ten aanzien van het beroep op schending van artikel 6 EVRM als volgt overwogen:
“De rechtbank is van oordeel dat verdachte zelf heeft gekozen om zijn verdediging te voeren terwijl hij in detentie zat en dus onderworpen was aan de regels en (on)mogelijkheden die gelden voor een gedetineerde. Weliswaar zijn op meerdere momenten verzoeken tot het verkrijgen van bepaalde faciliteiten afgewezen, ingegeven door het geldende veiligheidsregime in de penitentiaire inrichting, maar de rechtbank heeft compenserende voorzieningen getroffen, zoals bijvoorbeeld het opdragen aan het openbaar ministerie verdachte de delen Strafrecht en Strafvordering van Tekst & Commentaar te verstrekken en verdachte meer tijd te gunnen voor het formuleren van onderzoekswensen toen hij op de eerste regie zitting nog niet voldoende in staat was deze te formuleren. Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank adequaat op de door hem verkozen wijze zijn verdediging kunnen voeren.De rechtbank heeft omtrent de op te leggen straf het volgende overwogen:
“Gezien de ernst van de gepleegde feiten zou een meerjarige gevangenisstraf op zijn plaats zijn. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich direct na schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak die tegen hem liep bij de rechtbank Amsterdam opnieuw schuldig heeft gemaakt aan ernstige, de rechtstaat ondermijnende, strafbare feiten. De wettelijke (samenloop)regeling van de strafoplegging, zoals neergelegd in de artikelen 57 en 63 Sr, laat echter geen ruimte om naast de zesentwintig jaar die door de rechtbank Amsterdam zijn opgelegd, een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan 8 maanden. Zesentwintig jaar en 8 maanden is immers het wettelijke strafmaximum dat aan de orde zou zijn wanneer de feiten gelijktijdig berecht zouden worden. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen.(....)”
4.Procedure bij de rechtbank
In zaak I:
primaironmiddellijke invrijheidstelling, zodat hij de strafzaak Heywood en andere lopende procedures buiten de PI Leeuwarden kan voorbereiden;
subsidiairoverplaatsing naar een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA), waar een mobiele telefoon en laptop wel zijn toegestaan, en
meer subsidiairopheffing van de beperking van zijn belduur en verstrekking van schrijfgerei, papier, literatuur die ziet op toepassing van het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering (tekst en commentaar), het wetboek, een printer en een laptop en mobiele telefoon met beveiligde internetverbinding waarop de Staat geen toezicht mag houden.
In zaak II:
primairverwijdering van de GVM-lijst;
subsidiairverlaging van zijn GVM-status van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
“Het doel van het GVM-beleid is het beheersen van de risico's die de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) loopt met betrekking tot de veiligheid in de PI en/of samenleving.(…) Het creëren van een goede informatiepositie in samenwerking met ketenpartners is cruciaal voor het bewaren van de orde en veiligheid in de inrichting, het op een juiste wijze kunnen treffen van (toezichts) maatregelen en daarmee het kunnen beschermen van de maatschappij. Het gaat om een doelgroep die de lokale aanpak en penitentiaire scherpte in een inrichting overstijgt en waarbij het voor de aanpak essentieel is dat de gezamenlijke informatie en expertise wordt ingezet. (…) De selectiefunctionaris (SF) besluit, namens de Minister, om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen en welk risicoprofiel wordt toegekend. De SF doet dit na bespreking van de gedetineerde in het OO. (…)Vanaf het moment van de plaatsing op de GVM-lijst worden GVM-gedetineerden door de SF in een PI geplaatst voor de periode van ten minste zes maanden. Gedetineerden hebben in deze periode het recht om overplaatsing aan te vragen. (…)”
i) Het feit dat [appellant] volgens TCI-informatie een belangrijke rol speelt binnen de criminele organisatie van [A] en [B], dat hij een deel van het crimineel verdiende vermogen beheert en van alles op de hoogte is.
(ii) Het feit dat [appellant] nog steeds verdachte is in het Pulheim-onderzoek (moord op Derk Wiersum) en dat zijn GVM-status in het OO van december 2020 is opgeschaald van ‘verhoogd’ naar ‘hoog’ vanwege een liquidatiedreiging van [A] richting [appellant] (en dat dit in het OO van 10 februari 2021 is verlengd).
primairevordering tot onmiddellijke invrijheidstelling gewijzigd in een vordering om de tenuitvoerlegging van zijn voorlopige hechtenis buiten de inrichting te doen plaatsvinden door middel van huisdetentie, bijvoorbeeld onder voorwaarde van een enkelband. Volgens [appellant] vordert hij hiermee geen schorsing van zijn voorarrest en is van een doorkruising van het gesloten stelsel geen sprake. Zijn vordering ziet uitdrukkelijk op de wijze van tenuitvoerlegging van de detentie, zo heeft hij ter zitting uitgelegd. Feitelijk vordert [appellant] hiermee echter nog steeds onmiddellijke invrijheidstelling, zij het dat hij bereid is daarbij de voorwaarde van een enkelband te accepteren mits vastgesteld wordt dat aldus de voorlopige hechtenis doorloopt (en dus kan worden afgetrokken van de definitief op te leggen straf). Deze vordering stuit wel degelijk af op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Een dergelijke vordering kan [appellant] voorleggen aan de strafrechter (op grond van artikel 69 Sv). Dit is een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, waarbij de strafrechter ook de gestelde wets- en verdragsschendingen kan beoordelen. Voor de volledigheid wijst het hof er nog op dat het beroep van [appellant] bij de mondelinge behandeling op de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) reeds faalt op grond van het bepaalde in artikel 1:6 lid 1, aanhef en onder a Awb. Hierin staat immers dat de Awb niet van toepassing is
“op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.”Het beroep van [appellant] op de in het bestuursrecht ontwikkelde algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb) gaat reeds hierom niet op.
Nu [appellant] niet in een BBA is geplaatst maar in de (strengere) PI Leeuwarden, komt [appellant] in feite op tegen de plaatsing in deze PI. Hiertegen kunnen de rechtsmiddelen van de Pbw. worden aangewend. [appellant] kan op grond van artikel 18 lid 1, aanhef en onder a Pbw. bij de Minister een verzoek indienen om overplaatsing naar een bepaalde inrichting. Tegen de afwijzing daarvan kan hij op grond van artikel 72 Pbw. opkomen bij de RSJ. De RSJ kan de Minister (in de praktijk de SF) opdragen een nieuwe beslissing te nemen
met inachtneming van zijn uitspraak. Dit is een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, waarbij ook geoordeeld kan worden over de door [appellant] gestelde schending van zijn verdragsrechten.
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbankde rechtbank Den Haag van 8 november 2023;
- wijst af het in hoger beroep door [appellant] meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van Staat begroot op € 3.389,- vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.