ECLI:NL:GHDHA:2024:786

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
22-002423-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag in de Victory Boogie Woogietunnel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval in de Victory Boogie Woogietunnel te 's-Gravenhage, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het roekeloos overschrijden van de maximumsnelheid van 70 km/u, waarbij hij snelheden tot 200 km/u heeft bereikt. Dit gedrag heeft geleid tot een aanrijding met een andere auto, waarbij het slachtoffer ernstige verwondingen, waaronder een hartkneuzing en gebroken ribben, heeft opgelopen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht. De advocaat-generaal heeft een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaren geëist. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan een deel voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval en het zware letsel van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002423-23
Parketnummer: 09-044080-22
Datum uitspraak: 14 mei 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 augustus 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, te weten medeverdachte [medeverdachte], althans alleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto, [auto 1] met kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, de Rotterdamsebaan (Victory Boogie Woogietunnel) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- samen met zijn medeverdachte [medeverdachte](bestuurder van een auto van het merk [auto 2]) in strijd met het bepaalde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd en/of (vervolgens/daarbij)
- heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 70 km/u en/of
- ( gedurende) lange tijd in de nabijheid van die [auto 2]van de medeverdachte [medeverdachte]heeft gereden en/of die [auto 2] heeft ingehaald en/of (vervolgens)
- zijn aandacht voornamelijk, althans te veel gericht heeft gehouden op het door zijn medeverdachte [medeverdachte] bestuurde motorrijtuig, en (derhalve) onvoldoende op het voor hem gelegen weggedeelte en/of overige verkeer heeft gelet en/of (vervolgens)
- met een (veel) te hoge snelheid de in die tunnel gelegen bocht is ingereden en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet heeft aangepast aan die wegsituatie en zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en/of
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of (vervolgens)
- in botsing is gekomen met een voor hem, rijdend motorrijtuig ([auto 3]), waardoor een ander te weten de bestuurder van die [auto 3] (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hartkneuzing en/of een aantal gebroken ribben en/of een gebroken (ruggen)wervel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, te
weten medeverdachte [medeverdachte], althans alleen, als bestuurder van een voertuig (auto,
[auto 1] met kenteken[kenteken 1]), daarmee rijdende op de weg, de Rotterdamsebaan (Victory Boogie Woogietunnel), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- samen met zijn medeverdachte [medeverdachte](bestuurder van een auto van het merk [auto 2]) in strijd met het bepaalde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet deel te nemen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd en/of (vervolgens/daarbij)
- te rijden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 70
km/u en/of
- ( gedurende) lange tijd in de nabijheid van die [auto 2] van de medeverdachte [medeverdachte]te rijden en/of
die [auto 2] in te halen en/of (vervolgens)
- zijn aandacht voornamelijk, althans te veel gericht te houden op het door zijn medeverdachte [medeverdachte]bestuurde motorrijtuig, en (derhalve) onvoldoende op het voor hem gelegen weggedeelte en/of overige verkeer te letten en/of (vervolgens)
- met een (veel) te hoge snelheid de in die tunnel gelegen bocht in te rijden en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet heeft aangepast aan die wegsituatie en zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en/of
- de controle over zijn motorrijtuig te verliezen en/of (vervolgens)
- in botsing te komen met een voor hem, rijdend motorrijtuig ([auto 3]), door welke verkeersgedraging(en) van verdachte en/of zijn mededader levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, te
weten medeverdachte [medeverdachte], althans alleen, als bestuurder van een voertuig (auto, [auto 1] met kenteken [kenteken 1), daarmee rijdende op de weg, de Rotterdamsebaan (Victory Boogie Woogietunnel), als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- samen met zijn medeverdachte [medeverdachte](bestuurder van een auto van het merk [auto 2]) in strijd met het bepaalde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd en/of (vervolgens/daarbij)
- heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van
70 km/u en/of
- ( gedurende) lange tijd in de nabijheid van die [auto 2]van de medeverdachte [medeverdachte] heeft gereden
en/of die [auto 2] heeft ingehaald en/of (vervolgens)
- zijn aandacht voornamelijk, althans te veel gericht heeft gehouden op het door zijn medeverdachte [medeverdachte] bestuurde motorrijtuig, en (derhalve) onvoldoende op het voor hem gelegen weggedeelte en/of overige verkeer heeft gelet en/of (vervolgens)
- met een (veel) te hoge snelheid de in die tunnel gelegen bocht is ingereden en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet heeft aangepast aan die wegsituatie en zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en/of
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of (vervolgens)
- in botsing is gekomen met een voor hem, rijdend motorrijtuig ([auto 3]), waardoor een ander
te weten de bestuurder van die [auto 3] (genaamd [slachtoffer]) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte en/of zijn mededader gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks1 januari 2022 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander, te weten medeverdachte [medeverdachte], althans alleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto, [auto 1] met kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, de Rotterdamsebaan (Victory Boogie Woogietunnel) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
dat hijroekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-
samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn/de medeverdachte (bestuurder van een auto van het merk[auto 2]) in strijd met het bepaalde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd en/of (vervolgens/daarbij)
- heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 70 km/u en
/of en/of
-
(gedurende) lange tijd in de nabijheid van die [auto 2] van de medeverdachte [medeverdachte]heeft gereden en/of die [auto 2] heeft ingehaald en/of (vervolgens)
-
zijn aandacht voornamelijk, althans te veel gericht heeft gehouden op het door zijn medeverdachte [medeverdachte]bestuurde motorrijtuig, en (derhalve) onvoldoende op het voor hem gelegen weggedeelte en/of overige verkeer heeft gelet en/of (vervolgens)
- met een (veel) te hoge snelheid de in die tunnel gelegen bocht is ingereden en
/of (vervolgens
)
- zijn snelheid niet heeft aangepast aan die wegsituatie en zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en
/of
-
de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of (vervolgens)
- in botsing is gekomen met een voor hem, rijdend motorrijtuig ([auto 3]), waardoor een ander te weten de bestuurder van die [auto 3] (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hartkneuzing en
/ofeen aantal gebroken ribben en
/ofeen gebroken (ruggen)wervel,
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Beoordeling van het tenlastegelegde
Het hof dient de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, zoals omschreven in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
Op grond van dit artikel is het een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht. Dit betekent dat er een tweeledig causaal verband moet worden vastgesteld: ten eerste dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg van de gedragingen van de verdachte en ten tweede dat als gevolg van dat ongeval een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Het hof stelt – voor zover hier van belang – de volgende feiten en omstandigheden vast en welke niet door de verdediging zijn weersproken.
Op 1 januari 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden in de Victory Boogie Woogietunnel te Den Haag. De tunnel bestond ter plaatse uit twee tunnelbuizen. De tunnelbuis waarin het ongeval heeft plaatsgevonden bestond uit 1 rijbaan die middels onderbroken strepen was verdeeld in twee rijstroken. Aan beide zijdes waren verhoogde randen gesitueerd. Ter plaatse gold een maximum snelheid voor motorvoertuigen van 70 km/u, aangegeven met borden. De verdachte reed als bestuurder van een [auto 1] (kenteken [kenteken 1]) en [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) als bestuurder van een [auto 3] (kenteken [kenteken 2]. Zij reden in dezelfde rijrichting door de tunnel. Kort voor het ongeval reed de [auto 1] op de linker rijstrook (rijstrook 1) en de [auto 3] op de rechter rijstrook (rijstrook 2). Op enig moment is de [auto 1] van rijstrook 1 naar rijstrook 2 gewisseld. Tijdens deze manoeuvre is de [auto 1]met de voorzijde in botsing gekomen met de achterzijde van de [auto 3]. Ten gevolge van deze botsing heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen.
Wat betreft het causale verband tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval overweegt het hof als volgt.
Uit het Proces-verbaal van beeldonderzoek (p. 95 dossier) en het Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2024 volgt dat de politie op basis van beeldmateriaal indicatieve gemiddelde snelheden over een lengte van 1.900 meter in deze tunnel heeft berekend. Ter zake van de [auto 3] was deze variërend tussen de 65 km/u en 74 km/u. Ter zake van de [[auto 1] was deze variërend tussen de 106 km/u en 200 km/u. Hieruit volgt dat de indicatieve schatting van de gemiddelde snelheid waarmee de verdachte in deze tunnel heeft gereden, steeds fors hoger is geweest dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 70 km/u. Anders dan door de verdediging is verzocht, wijst het hof het voorwaardelijke verzoek om een reconstructie ter plaatse af. De verdediging heeft ter onderbouwing hiervan aangevoerd dat het noodzakelijk is om een onderzoek naar de gereden snelheid te verrichten, omdat de berekening van de politie tot op heden geen duidelijkheid heeft gegeven over onder meer de gereden snelheid.
Het hof stelt hierbij voorop dat de door de politie berekende snelheden indicatieve gemiddelde snelheden betreffen, gemeten en berekend op basis van camerabeelden ter plaatse. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de indicatieve gemiddelde snelheden zoals berekend in het Aanvullend proces-verbaal van bevindingen. Uit het Proces-verbaal van beeldonderzoek blijkt voldoende op welke wijze de snelheidsanalyse tot stand is gekomen, waarbij de onderzoeksmethodiek is gebaseerd op de methodiek die door het Nederlands Forensisch Instituut is ontwikkeld.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat het verkeersongeval aan de verdachte is toe te rekenen. De verdachte heeft met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 70 km/u gereden in een tunnel waar op dat moment ook andere weggebruikers waren, waarbij hij zijn snelheid niet heeft aangepast aan de wegsituatie en zijn auto niet tijdig tot stilstand heeft gebracht waarbij hij in botsing is gekomen met de [auto 3].
In lijn met hetgeen de rechtbank heeft overwogen, merkt het hof als primaire oorzaak van het ongeval aan dat de verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70km/u fors heeft overschreden, dat hij veel te hard een bocht inreed waar zich ander verkeer bevond, hij niet op tijd kon remmen en waarna hij tegen de [auto 3] van het slachtoffer is gebotst.
Mate van schuld
Voorts dient te worden beoordeeld of de verdachte schuld heeft aan het ontstaan van het verkeersongeval. Schuld, in juridische zin, bestaat in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij deze laatste geldt als de zwaarste vorm van schuld. Van roekeloosheid is sprake wanneer men zeer onvoorzichtig handelt waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Daarnaast is ingevolge artikel 175, tweede lid WVW van roekeloosheid in elk geval sprake, als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en het hof zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid
in elk gevalsprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. Het hof begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a Wegenverkeerswet 1994
Het hof moet dus beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
Het hof heeft al vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid fors heeft overschreden. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Hoewel daarbij eerder gedacht zal worden aan een samenstel van gedragingen, heeft de wetgever niet uitgesloten dat het ook om één (type) gedraging kan gaan. In dat geval zullen de aard en ernst van de overtreding (bij de vaststelling waarvan de herhaling of het voortduren ervan kunnen worden betrokken) in het licht van de overige feiten en omstandigheden moeten rechtvaardigen dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Als voorbeeld is door de wetgever genoemd het gedurende een langere periode met een (veel) te hoge snelheid rijden.
In deze zaak gaat het, zoals hierboven is overwogen, om één gedraging, namelijk het overschrijden van de maximumsnelheid. Het gaat hier om een voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregel, die de verdachte in aanzienlijke mate heeft overschreden: uit de indicatieve schatting van de gemiddelde snelheid volgt dat hij over een langere afstand, te weten 1.900 meter met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 106 km/u en 200 km/u heeft gereden, waar maximaal 70 km/u was toegestaan. Bovendien heeft hij tijdens zijn rit bij voortduring dan wel bij herhaling (veel) te hard gereden, zoals blijkt uit het Aanvullend proces-verbaal van bevindingen en het Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden. Dit rechtvaardigt het oordeel dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregel(s) als op het in ernstige mate schenden van die regel(s). Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregel(s) moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Het hof is van oordeel dat het rijden met zo veel te hoge telkens gemeten gemiddelde indicatieve snelheden niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Het hof is verder van oordeel dat de verdachte ook het opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Daarbij betrekt het hof niet alleen dat de telkens gemeten aanzienlijke gemiddelde indicatieve snelheden op enig moment zelfs meer dan twee keer de toegestane maximale snelheid betroffen, maar ook het gegeven dat dit rijgedrag plaatsvond in een tweebaans tunnel zonder vluchtstrook, met onder meer een flauwe bocht en over een afstand van 1.900 meter. Het opzet kan bovendien worden afgeleid uit de verklaring van de verdachte dat hij zich bewust was van het feit dat de maximale snelheid in de tunnel 70 km/u betrof, dat hij door had dat hij harder reed dan de rest van de auto’s in de tunnel, dat hij op de linkerbaan reed en al wat auto’s had ingehaald en dat hij een andere auto, te weten een [auto 2] wilde inhalen: “ik wilde hem inhalen, hij ging sneller, ik wilde sneller rijden dan de[auto 2]”. Hierin ligt naar het oordeel van het hof een bewuste keuze van de verdachte besloten om niet alleen de maximum toegestane snelheid te overschrijden, maar ook in ernstige mate.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht het hof het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het veel te hard rijden zoals de verdachte heeft gedaan. Het hof weegt hierin ook de feitelijke situatie in de tunnel mee, zoals hiervoor weergegeven.
Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt wel uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Het door de verdachte gecreëerde gevaar is daarmee dan ook verwezenlijkt. Het hof acht dan ook bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van andere weggebruikers te duchten was.
Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
Zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de “Letselbeschrijving [slachtoffer]]” (p. 53 dossier) volgt dat bij het slachtoffer sprake was van een kneuzing van het hart, in totaal 6 gebroken ribben en 1 gebroken wervel. Het slachtoffer is ter behandeling opgenomen in het ziekenhuis. De duur van de genezing werd geschat op enkele maanden met mogelijk restklachten van de rug. Uit het medisch advies van de verzekeringsarts d.d. 11 februari 2024 volgt dat sprake is van restklachten aan de rug en dat een operatieve ingreep wordt geadviseerd met een te verwachten herstelperiode van een jaar. Naar het oordeel van het hof kan het letsel wat het slachtoffer heeft bekomen, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Het hof is gelet op al het voorgaande van oordeel dat het door de verdachte getoonde verkeersgedrag kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 6 WVW.
Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW door in een tweebaans tunnel gedurende een langere afstand de maximaal toegestane snelheid aanzienlijk te overschrijden.
De verdachte heeft zich hierdoor onverantwoordelijk in het verkeer gedragen en onaanvaardbare risico’s genomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich in volstrekt onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. De verdachte heeft hiermee niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van andere verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht.
Dat dit gevaar niet slechts denkbeeldig is, blijkt uit feit dat verdachte door zijn verkeersgedrag een ernstig verkeersgeval heeft veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 april 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Voorts zal het hof een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen, teneinde de verdachte er van te doordringen dat zijn gedrag onacceptabel is en om herhaling te voorkomen.
Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd zal het hof geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, gelet op hiervoor genoemde oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. V.M. de Winkel, mr. M.C. Bruining en mr. J.P.L.M. Remmerswaal, in bijzijn van de griffier mr. T. Kherad.
Mr. M.C. Bruining is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 mei 2024.