In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1969, is beschuldigd van mishandeling van een tegenstander tijdens een voetbalwedstrijd op 18 september 2022. De verdachte heeft tijdens de wedstrijd een trap tegen het hoofd van de aangever gegeven, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel. Het hof heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat de gestelde noodweersituatie niet aannemelijk is gemaakt. Het hof oordeelt dat de verdachte zich had moeten laten leiden door de scheidsrechter en zich binnen de spelregels had moeten verdedigen. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, en moet € 250,00 aan immateriële schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 33.110,34 gedeeltelijk toegewezen, maar voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de onacceptabiliteit van geweld op het voetbalveld, ook al heeft de aangever een aandeel gehad in de situatie.