14.mei 2025
mr. D.M. Thierry, voorzitter,
mr. J. Candido en mr. W.S. Korteling, leden, en
mr. M.J.J. van den Broek
en mr. M.T. Huynh, griffiers.
Voorts zijn aanwezig mr. S.M.A.F. Tielens, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaken tegen de verdachte uitroepen.
Bij monde van de voorzitter hervat het hof het op 2 april 2025 onderbroken onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte en zijn raadslieden zijn niet ter terechtzitting verschenen.
Voorts deelt de voorzitter als
beslissingen van het hofop de door de verdediging gedane verzoeken het volgende mede:
De verdediging heeft aan de hand van lijvige stukken onder aanhaling van uiteenlopende Europese jurisprudentie een groot aantal onderzoekswensen gedaan. Volgens de verdediging is er, kort samengevat, namelijk op onderdelen nog altijd sprake van onduidelijkheid over (de gang van zaken over) de opsporingsoperaties die zien op Encrochat en SkyECC. Daarom is nader onderzoek nodig en ook van belang, aldus de verdediging. Het belang van deze wensen is gelegen in het toetsen van de rechtmatigheid van de opsporingsbevoegdheden en in het toetsen van de betrouwbaarheid en deugdelijkheid van het bewijs, zo begrijpt het hof.
De advocaat-generaal heeft aan de hand van uitgebreide regiebrieven het standpunt ingenomen dat alle verzoeken van de verdediging moeten worden afgewezen.
Het hof zal hieronder de verzoeken kort weergeven en daarna beoordelen, waarbij het hof de beslissing zal motiveren.
Verzoeken om gegevens en/of stukken bij appelschriftuur:
1.
Verzoek tot verstrekking van alle Encrochat en Sky ECC-data, incl. metadata, waaronder IMEI-data, Cell-ID's etc., met daarbij de juiste software om door deze communicatie te gaan, zoals Hansken of het programma Decrypto
Dit verzoek wordt door het hof opgevat als een verzoek tot verstrekking van de gehele primaire datasets/brondatasets, met de vermelde metadata voor zover die al geen onderdeel uitmaken van de datasets in kwestie.
Het hof stelt voorop dat er voor de verdediging geen absoluut recht bestaat op toegang tot primaire datasets en evenmin op tools (zoals Hansken) om de brondataset efficiënt(er) te kunnen doorzoeken. Bij verzoeken tot inzage in de brondatasets mag van de verdediging worden verlangd dat daartoe specifieke redenen worden opgegeven.
Naar het oordeel van het hof kan de gegeven toelichting door de raadsman niet gelden als dergelijke specifieke redenen. Nu niet aannemelijk is geworden dat de toegang tot de verzochte primaire dataset relevant is voor enig te nemen beslissing in de onderhavige strafzaak,
wijst het hof het verzoek af. De noodzaak daartoe is, mede gelet op de onderbouwing, niet gebleken.
2)
Verzoek tot verstrekking van de processen-verbaal van identificatie van alle Encrochat en SkyECC-accounts die in het onderzoek Taxus worden genoemd, voor zover die beschikbaar zijn
De advocaat-generaal heeft in de brief d.d. 8 augustus 2024 (pagina 26) te kennen gegeven dat alle bekende identificaties reeds onderdeel uitmaken van het procesdossier Taxus.
Het hof stelt daarmee vast dat is voldaan aan deze wens van de verdediging. Voor zover de verdediging het oog heeft op nog andere processen-verbaal van identificatie, bijvoorbeeld die van gebruikers van accounts die tegencontacten zijn van de accounts die aan de verdachte worden toegeschreven, is niet aannemelijk geworden dat de verstrekking van die processen-verbaal, voor zover beschikbaar, relevant is voor enig te nemen beslissing in de strafzaak tegen de verdachte.
Het hof wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak daartoe, mede gelet op de onderbouwing, niet is gebleken.
3)
Verzoek tot verstrekking van de IMEI-data van de Sky-telefoon(s) (4CA2E3) die aan verdachte worden toegeschreven, incl. APN-data
Van de verdediging mag worden verlangd dat zij duidelijk maakt waarom de verzochte IMEI-data, inclusief de APN-data, relevant kunnen zijn voor enig te nemen beslissing in deze strafzaak. Bij gebrek aan onderbouwing, is het hof de noodzaak van verstrekking van die data niet gebleken.
Daarom wordt het verzoek afgewezen.
4)
Verzoek om een onafhankelijke/niet aan het NFI verbonden (contra-)deskundige op het gebied van digitaal forensisch onderzoek te laten rapporteren en te horen over de (materiële) deugdelijkheid (in ieder geval de juistheid en volledigheid) van de Encrochat- en SkyECC-data
Het hof stelt voorop dat de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt mag nemen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn, tenzij er concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan (ECLI:NL:HR:2023:913). Naar het oordeel van het hof bestaan er tot op heden geen concrete aanwijzingen dat de verkrijging en/of verwerking van de Encrochat- en/of SkyECC gegevens onbetrouwbaar zijn. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de data, die ook een rol spelen in de onderhavige strafzaak, door het NFI op betrouwbaarheid zijn beoordeeld. Gelet op de onderbouwing van het verzoek is het hof, met in achtneming van het voorgaande, de noodzaak tot het laten uitvoeren van onderzoek door een contra-deskundige over de deugdelijkheid van de data niet gebleken.
Het hof wijst dit verzoek af.
5)
Verzoek tot verstrekking van de volledige JIT-dossiers/-stukken, incl. SIENA-berichten die zijn verzonden in het kader van de operatie naar Encrochat en SkyECC (door/aan Nederland en in het bijzonder voor zover die door Nederland aan Frankrijk zijn verzonden) vanaf 2016
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:612, overwogen dat bij het optreden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (JIT) het nationale recht van de lidstaat waar de opsporingsbevoegdheid ten behoeve van een gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt uitgeoefend, leidend is, en dat – kort gezegd – het verlenen van (technische) bijstand vanuit de Nederlandse politie bij de uitoefening van een opsporingsbevoegdheid door de autoriteiten van een andere deelnemende lidstaat dat niet anders maakt. Bij het verlenen van dergelijke bijstand is immers geen sprake van het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden op Nederlands grondgebied of van het in Nederland vergaren van stukken, voorwerpen of gegevens.
Uit het vorenstaande volgt ook dat het optreden van het gemeenschappelijk onderzoeksteam telkens wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar het team actief is, waarbij de leider van het gemeenschappelijk onderzoeksteam optreedt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid krachtens het nationale recht van de lidstaat waar het gemeenschappelijk onderzoeksteam actief is. Verder volgt daaruit dat, voor zover ten behoeve van het gemeenschappelijk onderzoeksteam onderzoekshandelingen in een andere lidstaat plaatsvinden, deze handelingen op verzoek kunnen worden verricht met inachtneming van het recht van die andere lidstaat. Dit stelsel komt er dus op neer dat onderzoekshandelingen telkens worden verricht onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de lidstaat waar de onderzoekshandelingen plaatsvinden. (…)
Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, strookt met de rechtsregels die gelden in het betreffende land voor het uitvoeren van dat onderzoek.(…)
Bij de beoordeling van zowel verzoeken tot het voegen van stukken bij de processtukken als verzoeken tot het verkrijgen van inzage in specifiek omschreven stukken, is onder meer van belang in hoeverre die stukken relevant (kunnen) zijn voor de door de rechter te nemen beslissingen. Voor zover dergelijke verzoeken verband houden met de wijze waarop het onderzoek is verlopen dat is uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten, kan de rechter acht slaan op wat onder 6.3-6.16 is overwogen over de toetsing van de rechtmatigheid van de verkrijging van de onderzoeksresultaten en van de betrouwbaarheid van die resultaten, en de beoordelingsruimte die de Nederlandse strafrechter daarbij heeft. Als een verzoek tot het voegen van stukken bij de processtukken dan wel tot het verkrijgen van inzage verband houdt met (de onderbouwing
van) een verweer op een punt waarover de Nederlandse strafrechter geen oordeel toekomt, zal er in de regel geen grond voor toewijzing van dat verzoek bestaan. Daarnaast vloeit uit het vorenstaande voort dat zo’n verzoek moet worden onderbouwd, waarbij die onderbouwing moet zien op het belang van de voeging dan wel de inzage in het licht van de beslissingen die in de strafzaak kunnen en moeten worden genomen (ECLI:NL:HR:2023:913). Het hof gaat er vooralsnog vanuit dat in Frankrijk de opsporingsbevoegdheden wat betreft de operaties Encrochat en SkyECC werden uitgeoefend. Nu ten aanzien van het optreden van het JIT in deze zaak het nationale recht van Frankrijk leidend is, is niet aannemelijk geworden waarom voeging van de zogenaamde JIT-stukken relevant kunnen zijn voor enig te nemen beslissing in de onderhavige strafzaak, aangezien het vertrouwensbeginsel zich ertegen verzet dat de Nederlandse rechter de rechtmatigheid van de verkrijging van de gegevens door Frankrijk toetst. Bij gebrek aan gebleken noodzaak,
wijst het hof het verzoek af.
Datzelfde geldt voor de zogenaamde ‘SIENA-berichten’. Die zien niet zozeer op de verkrijging van Encrochat of SkyECC gegevens, maar meer op de onderlinge uitwisseling daarvan tussen EU-lidstaten in het kader van rechtshulp.
De relevantie van verstrekking daarvan is, mede gelet op de onderbouwing, niet gebleken,
zodat ook dat verzoek bij gebrek aan gebleken noodzaak wordt afgewezen.
6)
Verzoek tot verstrekking van alle processen-verbaal van de verslaglegging/bevindingen met betrekking tot de (Nederlandse) ondersteuning bij de (Franse of Nederlandse) uitoefening van opsporingsbevoegdheden ten aanzien van Encrochat en SkyECC
Het hof herhaalt dat de Nederlandse rechter niet de rechtmatigheid van door buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen mag toetsen in verband met het vertrouwensbeginsel. De wijze waarop de gegevens in kwestie zijn veiliggesteld, is reeds verantwoord in het dossier (in de zogenaamde verantwoordingsstukken).
Het hof acht zich daarmee voldoende voorgelicht over de feitelijke gang van zaken en de noodzaak van de verzochte processen-verbaal, voor zover beschikbaar, is niet gebleken, waarbij het hof mede heeft gelet op de onderbouwing van het verzoek en de algemene bewoordingen van het verzoek zelf.
Het hof wijst dit verzoek dan ook af.
7)
Verzoek tot verstrekking van de stukken bevolen door de Franse RC’s, betrokken bij de operaties Encrochat en SkyECC, inclusief het ‘certificat de sincérité’ in de zin van art. 230-3 Code de Procédure pénale
Het hof herhaalt ook hier dat de Nederlandse rechter niet de rechtmatigheid van door buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen mag toetsen in verband met het vertrouwensbeginsel. Het verzoek is er volgens het hof op gericht om de rechtmatigheid van de Franse onderzoekshandelingen te kunnen toetsen. Daarop stuit het verzoek reeds af. De noodzaak tot verstrekking van de betreffende certificaten is, blijkens de onderbouwing van het verzoek, niet gebleken.
Het verzoek wordt dus afgewezen.
8)
Verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU omtrent de uitleg van de artikelen 7, 8, 10, 11, 12, 47, 48, 51 en 52 van het Handvest van de EU in strafzaken, in het bijzonder tegen de achtergrond van de EU-rechtshulpovereenkomst (JIT) en de Richtlijnen 2014/41 (EOB’s) en 2016/680
Naar het oordeel van het hof bestaat er, mede gezien de onderbouwing van het verzoek en de algemene bewoordingen van het verzoek zelf, geen aanleiding tot het stellen van de verzochte prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.
Het verzoek wordt afgewezen.
9)
Verzoek tot verstrekking van alle ruwe Encrochat-brondata, zowel de historische data, verkregen uit Encrochat-hack (REALM-data) en de toekomstige, live data (JSON-data)
Van de verdediging mag worden verlangd dat zij duidelijk maakt waarom de verzochte ruwe Encrochat-brondata relevant kunnen zijn voor enig te nemen beslissing in deze strafzaak. Bij gebrek aan onderbouwing, is het hof de noodzaak van verstrekking van die data niet gebleken.
Daarom wordt het verzoek afgewezen.
10)
Verzoek tot verstrekking van het Nederlandse dossier
inzake Bismarck met betrekking tot Encrochat (excl. evt. privacygevoelige persoonsdossiers)
Het onderzoek 26Bismarck betreft kennelijk een onderzoek dat is voorafgegaan aan het opsporingsonderzoek 26Lemont (het onderzoek naar NN-gebruikers van Encrochat). De Encrochat-gegevens zijn door Nederland van Frankrijk ten behoeve van 26Lemont verkregen. Bij gebrek aan onderbouwing is het hof de noodzaak en relevantie niet gebleken van de verstrekking van het dossier inzake Bismarck.
Het verzoek wordt afgewezen.
11)
Verzoek tot verstrekking van de ruwe SkyECC data
zoals verkregen uit IP-TAP (PCAP-data) en de ruwe leesbare data vóór omzetting naar Excel-lijsten (JSON-data)
Van de verdediging mag worden verlangd dat zij duidelijk maakt waarom de verzochte PCAP-data en JSON-data relevant kunnen zijn voor enig te nemen beslissing in deze strafzaak. Bij gebrek aan onderbouwing is het hof de noodzaak van verstrekking van die data niet gebleken.
Daarom wordt het verzoek afgewezen.
12)
Verzoek tot verstrekking van de Nederlandse BOB- en
zaaksdossiers Yucca, Werl en Argus
De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom de verzochte dossiers (opgemaakt in andere strafzaken) relevant kunnen zijn voor enig te nemen beslissing in de onderhavige strafzaak. De noodzaak tot verstrekking van die dossiers is dus niet gebleken.
Daarom zal het hof dit verzoek afwijzen.
Getuigenverzoeken bij appelschriftuur
1. Verzoek tot het horen van de rechter-commissaris [RC] van de rechtbank Rotterdam;
2. Verzoek tot het horen van de officier van justitie van het Landelijk Parket, LAP0797;
3. Verzoek tot het horen van de verbalisanten van de Landelijke Eenheid/Team High Tech Crime:
5. R225 - opsteller van het PV 'Kaders gebruik dataset 26Lemont;
- R636 - opsteller van het pv ‘van veiligstellen’;
- R825 - opsteller van het pv ‘Overzicht beschikbare data Encrochat’;
- R1040 - opsteller van het pv van ‘bevindingen Encrochat Portal’;
- R1099 - opsteller van het ‘Lemont-dossier’;
- enige andere betrokkene(n) in het gemeenschappelijk onderzoeksteam met Nederland (met name indien geen van de hiervoor genoemde personen dat zijn).
- Verzoek tot het horen van de Franse betrokkenen:
- [betrokkene 1] - lid van het Cyberteam van de Franse politie (het OCLCTIC);
- [betrokkene 2] - vice-procureur;
- Verzoek tot het horen van de rechter-commissaris van de rechtbank Amsterdam, AMS0014;
- Verzoek tot het horen van de officier van justitie van het Landelijk Parket, LAP0814 en/of [officier van justitie 1] (één van beide volstaat);
- Verzoek tot het horen van verbalisanten van de Landelijke Eenheid/Team High Tech Crime:
- [
verbalisant 1];
- [verbalisant 2];
- R824;
- T1041.
8) Verzoek tot het horen van de leden van het cyberteam van de Franse politie:
- [lid cyberteam 1] (
- [lid cyberteam 2] (
- [lid cyberteam 3] (
- [lid cyberteam 4] (
9) Verzoek tot het horen van de Belgische vertegenwoordiging binnen het JIT:
- [vertegenwoordiger 1] (
- [vertegenwoordiger 2] (
Het hof zal deze getuigenverzoeken tezamen bespreken.
Met het Openbaar Ministerie gaat het hof er namelijk van uit dat deze getuigenverzoeken strekken tot het
verzamelen van informatie over de verkrijging van de Encrochat- en/of SkyECC gegevens door Frankrijk. Daarmee wenst de verdediging na te gaan of de verkrijging van de berichten die een rol spelen in deze strafzaak rechtmatig zijn verkregen. Het hof herhaalt dat de Nederlandse rechter niet de rechtmatigheid van door buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen mag toetsen in verband met het vertrouwensbeginsel.
Het hof zal de getuigenverzoeken, mede gelet op de onderbouwing van die verzoeken,
afwijzen, omdat er geen grond voor bestaat. Door de afwijzing van deze verzoeken is de verdachte niet in enig verdedigingsbelang geschaad.
Aanvullende verzoeken gedaan ter regiezitting van
16 september 2024
1.
Verzoek om een forensische kopie van de Portal-data, die door de dienst SkyECC is gebruikt voor de beheer van de accounts
Van de verdediging mag worden verlangd dat zij duidelijk maakt waarom de verzochte Portal-data relevant kunnen zijn voor enig te nemen beslissing in deze strafzaak. Bij gebrek aan onderbouwing is het hof de noodzaak van verstrekking van die data niet gebleken.
Daarom wordt het verzoek afgewezen.
2.
Verzoek tot het horen van [getuige];
3.
Verzoek tot het horen van:
[medewerker] (Eurojust);
351348 (Europol).
Het hof zal deze getuigenverzoeken tezamen bespreken.
Met het Openbaar Ministerie gaat het hof er namelijk van uit dat deze getuigenverzoeken strekken tot het verzamelen van informatie over de verkrijging van de Encrochat- en/of Sky-ECC gegevens door Frankrijk. Daarmee wenst de verdediging na te gaan of de verkrijging van de berichten die een rol spelen in deze strafzaak rechtmatig is geweest. Het hof herhaalt dat de Nederlandse rechter niet de rechtmatigheid van door buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen mag toetsen in verband met het vertrouwensbeginsel.
Het hof zal de getuigenverzoeken daarom afwijzen, omdat er geen grond voor bestaat. De noodzaak voor het horen van deze getuigen is, mede gezien de onderbouwing van het
4)
Verzoek tot het verstrekken van alle notificaties vanuit Frankrijk in het kader van Encro en Sky op grond van artikel 31 Richtlijn 2014/41
Voor zover bekend zijn de notificaties, waar de verdediging om verzoekt, niet gedaan door Frankrijk. Reeds om die reden kunnen die notificaties dan ook niet worden verstrekt.
Het verzoek wordt daarom afgewezen. Ook overigens is de noodzaak niet gebleken van verstrekking van de notificaties, mede gelet op de onderbouwing van het verzoek.
De onderliggende vraag die de verdediging aan de orde wil stellen is of de notificatieplicht als bedoeld in artikel 31 Richtlijn 2014/41/EU (de EOB-richtlijn) van toepassing is op een situatie waarin (cryptocommunicatie)gegevens binnen het verband van een JIT worden verkregen, zoals dat zich in deze zaak heeft voorgedaan. Bij de huidige stand van zaken gaat het hof ervan uit dat de notificatieplicht niet van toepassing is in een dergelijke situatie. Dat sluit ook aan bij de aard en strekking van een JIT. Een JIT wordt immers beheerst door specifieke voorschriften met betrekking tot bewijsgaring en het delen van bewijs, waarbij de deelnemers van een JIT elkaar op de hoogte houden van hun vorderingen. Dat is een wezenlijk verschil met de uitvaardiging en tenuitvoerlegging van een EOB, een situatie waarin de bedoelde notificatieplicht wel van toepassing is.
5)
Verzoek tot het opmaken van een proces-verbaal over de koppeling van IMEI aan Sky-account 4CA2E3
Naar het oordeel van het hof zijn er geen concrete aanwijzingen naar voren gebracht dat de eerder geverbaliseerde koppeling onbetrouwbaar zou zijn. Om die reden is er geen noodzaak voor het laten opmaken van het verzochte proces-verbaal.
Het verzoek wordt dan ook, mede gelet op het gebrek aan onderbouwing,
afgewezen.
Aanvullend verzoek gedaan ter regiezitting van 2 april 2025
1.
Verzoek tot het horen van officier van justitie [officier van justitie 2] vermeld in een bijlage over de spontane overdracht van informatie inzake SKYECC
Met het Openbaar Ministerie gaat het hof er van uit dat dit getuigenverzoek strekt tot het verzamelen van informatie over de verkrijging van SkyECC gegevens door Frankrijk. Daarmee wenst de verdediging na te gaan of de verkrijging van de berichten die een rol spelen in deze strafzaak rechtmatig zijn verkregen. Het hof herhaalt dat de Nederlandse rechter niet de rechtmatigheid van door buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen mag toetsen in verband met het vertrouwensbeginsel.
Het hof zal dit getuigenverzoek daarom afwijzen, omdat er geen grond voor bestaat. De noodzaak voor het horen van deze getuige is, mede gezien de onderbouwing van het verzoek, niet gebleken.
Het gerechtshof, gehoord hebbende de raadslieden (op 2 april 2025) en de advocaten-generaal,
schorst hierop het onderzoek voor onbepaalde tijd.Het hof stelt de termijn van de schorsing op meer dan één maand doch korter dan drie maanden, om de klemmende reden dat het zittingsrooster van het hof een behandeling van de zaak op een eerder tijdstip niet toelaat;
beveelt de oproeping van de verdachte en zijn raadslieden voor de nadere terechtzitting (zijnde een pro forma terechtzitting op 22 mei 2025 op een nog nader te bepalen tijdstip);
verzoekt de advocaat-generaal zorg te dragen voor het transport van de verdachte;
stelt de stukken daartoe in handen van de advocaat-generaal.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffiers vastgesteld en ondertekend.