ECLI:NL:GHDHA:2025:1012

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
22-003143-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op onderzoekswensen met betrekking tot Encrochat en SkyECC in het kader van strafrechtelijk onderzoek

Op 14 mei 2025 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep met betrekking tot onderzoekswensen die zijn gedaan door de raadsman van de verdachte in een strafzaak die draait om de interceptie van gegevens van de platforms Encrochat en SkyECC. De verdachte, geboren in 1952 en momenteel gedetineerd, was niet aanwezig op de zitting, noch was zijn raadsman, mr. B.G. Janssen, aanwezig. De raadsman had eerder onderzoekswensen ingediend om meer informatie te verkrijgen over de rechtmatigheid van de interceptie van gegevens, die volgens hem onrechtmatig zou zijn geweest. Het hof heeft de onderzoekswensen beoordeeld in het licht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat zich verzet tegen toetsing van buitenlandse onderzoeksresultaten door de Nederlandse rechter. Het hof concludeert dat de onderzoekswensen afstuiten op dit vertrouwensbeginsel, omdat de noodzaak voor de verzoeken ontbreekt. Het hof heeft ook overwogen dat de verdediging geen argumenten heeft aangedragen die de noodzaak voor de verzoeken zouden onderbouwen. De zaak is geschorst voor onbepaalde tijd, met een pro forma zitting gepland op 22 mei 2025.

Uitspraak

Parketnummers: 09-767110-20 en 99-000647-44 (VI)
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Proces-verbaal
van de op 2 april 2025 en 14 mei 2025 in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof.

2.april 2025

[…]

14.mei 2025

Tegenwoordig zijn:
mr. D.M. Thierry, voorzitter,
mr. J. Candido en mr. W.S. Korteling, leden, en
mr. M.J.J. van den Broek en mr. M.T. Huynh, griffiers.
Voorts is aanwezig mr. S.M.A.F. Tielens, advocaat-generaal.
De voorzitter hervat het op 2 april 2025 onderbroken onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte, genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, locatie Esserheem,
is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van de verdachte, mr. B.G. Janssen, advocaat te Maastricht, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
De voorzitter deelt als beslissing van het hof op de voornoemde terechtzitting gedane onderzoekswensen het volgende mede:
Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting van 17 september 2024 en van 2 april 2025 een aantal onderzoekswensen gedaan. In essentie zien deze onderzoekswensen telkens op het verkrijgen van meer informatie over (het voortraject van) de strafrechtelijke onderzoeken die (mede) hebben geleid tot het onderhavige onderzoek Taxus. De raadsman heeft aangevoerd dat de onderzoekshandelingen ten aanzien van de interceptie van Encrochat- en SkyECC-gegevens onrechtmatig zijn geweest.
Het hof begrijpt de wensen aldus dat de raadsman met de te verkrijgen informatie wil kunnen toetsen of sprake is geweest van de gestelde onrechtmatigheid.
Gelet op het moment waarop de onderzoekswensen zijn gedaan en de aard ervan zal telkens op de vraag naar de noodzaak daartoe worden beoordeeld.
Het hof stelt voorop dat het (interstatelijk) vertrouwensbeginsel zich in beginsel verzet tegen toetsing van de rechtmatigheid van onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen door de Nederlandse strafrechter (HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629, HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.5.1-6.5.4). De omstandigheid dat ook gegevens van Encrochat- dan wel SkyECC toestellen die zich in Nederland bevonden, werden verzameld en gekopieerd, maakt dit niet anders (rov 5.2.2 Vlierbes, ECLI:NL:HR:2024:192).
Doorbreking van het vertrouwensbeginsel kan slechts aan de orde zijn, indien in het betreffende land onherroepelijk is vastgesteld dat sprake is geweest van onrechtmatig onderzoek. Wel dient de Nederlandse strafrechter bij gebruik van resultaten van in het buitenland verricht onderzoek de “overall fairness” van de strafzaak te waarborgen in het kader van het recht op een eerlijk proces. Concreet betekent dit dat de wijze waarop de onderzoeksresultaten zijn verkregen, slechts relevant is voor zover de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van de resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces daardoor wordt geraakt. Door de raadsman is niet betoogd dat deze situatie aan de orde zou zijn. Het hof gaat er vooralsnog vanuit dat in en vanuit Frankrijk de opsporingsbevoegdheden wat betreft de operaties Encrochat en SkyECC werden uitgeoefend.
Het voorgaande betekent dat alle onderzoekswensen reeds afstuiten op het vertrouwensbeginsel en dienen te worden afgewezen(zie ook ECLI:NL:HR:2023:913, rov 7.7.4), nu de noodzaak daartoe ontbreekt.
Meer specifiek ten aanzien van elk verzoek afzonderlijk overweegt het hof daarnaast als volgt.
De onderzoekswensen onder 1 en 2 zien op Encrochat en houden het volgende in:
1.
A: Het Openbaar Ministerie op te dragen om aan te geven of het technisch hulpmiddel werkzaam was op de (het hof begrijpt: Encrochat) toestellen in Nederland.
B: Het Openbaar Ministerie op te dragen om duidelijk te maken of er sprake was van inzet van de opsporingsbevoegdheid binnen of buiten het JIT
Het hof is van oordeel dat met de reactie van het Openbaar Ministerie bij brief van 20 maart 2025 (blz. 32 en 33) de vraag onder 1A) feitelijk al is beantwoord. Ten
aanzien van vraag 1B) heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 april 2025 een antwoord geformuleerd met verwijzing naar de bladzijden 25 en 26 van deze brief. Aldus bestaat er ook om die reden geen noodzaak meer voor de gedane verzoeken.
2)
De beschikking krijgen over het rechtshulpverzoek of het EOB waarmee Frankrijk in april 2019 Nederland heeft uitgenodigd om justitieel samen te gaan werken
Met de reactie van de advocaat-generaal dat een dergelijk stuk naar haar weten niet bestaat, onder meer vanwege het feit dat binnen een JIT is opgespoord, komt het hof tot afwijzing van dit verzoek, nog daar gelaten dat het vertrouwensbeginsel zich tegen toewijzing van het verzoek verzet zoals hierboven reeds overwogen.
De onderzoekswensen onder 3 tot en met 6 zien op SkyECC en houden het volgende in:
3)
Het Openbaar Ministerie opdracht te geven aan de Fransen te vragen of (de werking van) het ingezette technische hulpmiddel onder het Franse staatsgeheim valt en, zo ja, hoe dat kan bij een door Nederland ontwikkeld technisch hulpmiddel
Het hof is van oordeel dat met de reactie van het Openbaar Ministerie bij brief van 20 maart 2025 (blz. 21, 22 en 36) deze vraag feitelijk al is beantwoord. Aldus bestaat er ook om die reden geen noodzaak tot het geven van de gevraagde opdracht aan het Openbaar Ministerie.
4)
A: Het Openbaar Ministerie op te dragen om aan te geven of het technisch hulpmiddel werkzaam was op de toestellen in (onder andere) Nederland

B: Het Openbaar Ministerie op te dragen om duidelijk te maken of er sprake was van inzet van de opsporingsbevoegdheid binnen of buiten het JIT

Gelet op de beantwoording door het Openbaar Ministerie in de brief van 20 maart 2025 (blz. 36 e.v.) en de overige
verantwoordingsstukken, bestaat er ook om die reden geen noodzaak het Openbaar Ministerie op te dragen aan te geven of het technisch hulpmiddel werkzaam was op de toestellen in Nederland. Dit zelfde geldt voor de vraag onder 4B, mede gelet op de reactie van de advocaat-generaal ter terechtzitting die er op neerkomt dat binnen het JIT werd opgespoord.
5)
De beschikking te krijgen over het rechtshulpverzoek of het EOB waarmee de drie landen (het hof begrijpt: België, Frankrijk en Nederland) voor het eerst spraken over het vormen van een gemeenschappelijk opsporingsteam
Met de reactie van de advocaat-generaal dat een dergelijk stuk naar haar weten niet bestaat (brief van 20 maart 2025, blz. 33 t/m 35 en 38) komt het hof tot afwijzing van dit verzoek, nog daar gelaten dat het vertrouwensbeginsel zich tegen toewijzing van het verzoek verzet, zoals hierboven reeds overwogen.
6)
Alle (onderschepte dan wel gevorderde) locatiegegevens (en overige metadata), zodat bezien kan worden welke gegevens waar verzameld zijn
Het hof is van oordeel dat ook deze onderzoekswens afstuit op het vertrouwensbeginsel aangezien slechts Frankrijk verantwoordelijk was voor de interceptie van de data en dat overigens uit de onderbouwing van het verzoek de noodzaak daartoe niet is gebleken ten aanzien van enige te nemen beslissing in deze strafzaak.
De verdediging heeft naar aanleiding van het e-mailbericht van het Openbaar Ministerie d.d. 25 november 2024 dat er nieuwe berichten bekend zijn geworden, ter terechtzitting als een zevende onderzoekswens verzocht de nieuwe berichten te kunnen inzien. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting aangegeven dat de verdediging de beschikking zal krijgen over een nieuw Excel-bestand met daarin de nieuwe berichten. Gelet op deze stand van zaken zal het hof ten aanzien van dit verzoek geen beslissing
meer nemen en gaat het hof er van uit dat de advocaat-generaal bedoeld bestand aan de verdediging verstrekt.
Het gerechtshof, gehoord de raadsman op 2 april 2025 en de advocaat-generaal, schorst hierop het onderzoek voor onbepaalde tijd. Het hof stelt de termijn van de schorsing op meer dan één maand doch korter dan drie maanden, om de klemmende reden dat het zittingrooster van het hof een behandeling van de zaak op een eerder tijdstip niet toelaat;
beveelt de oproeping van de verdachte en zijn raadsman voor de nadere terechtzitting (zijnde een pro forma terechtzitting op 22 mei 2025 op een nog nader te bepalen tijdstip);
verzoekt de advocaat-generaal zorg te dragen voor het transport van de verdachte;
stelt de stukken daartoe in handen van de advocaat-generaal.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffiers vastgesteld en ondertekend.