ECLI:NL:GHDHA:2025:1076

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
200.345.505/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van geschonken sieraden na Islamitische huwelijksceremonie

In deze zaak gaat het om een vordering tot afgifte van sieraden die tijdens een Islamitische huwelijksceremonie zijn geschonken. De man, appellant in principaal hoger beroep, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin hij werd veroordeeld om binnen zeven dagen de sieraden aan de vrouw af te geven, op straffe van een dwangsom. De vrouw, geïntimeerde in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en vordert de waarde van haar sieraden. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2025 heeft de man betoogd dat hij de sieraden niet kan afgeven omdat hij niet in het bezit is van deze sieraden. Het hof heeft vastgesteld dat het niet kan vaststellen welke sieraden aan wie zijn geschonken en heeft de grieven van de man gegrond verklaard. Het hof heeft de vordering van de man tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. De beslissing van het hof houdt in dat de vorderingen van de vrouw in eerste aanleg zijn afgewezen en dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer hof : 200.345.505/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10813502 CV EXPL 23-31665
Arrest van 13 mei 2025
in de zaak van
[de man],
wonend in [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A. Kaynak, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[de vrouw],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H. Durdu, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna de man en de vrouw.

1.Procesverloop in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 21 augustus 2024, waarmee de man in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2024 (hierna: het bestreden vonnis);
- de in de dagvaarding opgenomen memorie van grieven van de man, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de vrouw, tevens houdende incidenteel hoger beroep, met bijlagen;
- de producties 5 tot en met 8 en 10 en 11 die de vrouw, en de producties 6 tot en met 12 die de man, ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd.
1.2
Op 28 maart 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

2.Feitelijke achtergrond

2.1
Op [datum] 2023 heeft er Islamitische huwelijksceremonie plaatsgevonden. Partijen zijn niet voor de Nederlandse wet getrouwd. Partijen hebben wel samengewoond echter zij hebben hun rechtsbetrekking niet vastgelegd in een schriftelijke samenlevingsovereenkomst.

3.Procedure bij de rechtbank

3.1
Bij het bestreden vonnis is de man veroordeeld om binnen zeven dagen na dagtekening van het bestreden vonnis de onder 2.4 in dat vonnis genoemde sieraden (d.w.z. 14 gouden munten van 7 gram per stuk, 1 ketting, 2 gouden munten van 17,5 gram per stuk en 2 gouden munten van 1,75 gram per stuk) aan de vrouw af te geven, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat de man hieraan niet voldoet, met een maximum van € 8.000,-. Verder is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

4.Vorderingen in hoger beroep

4.1
De man vordert:
in het incident: dat het hof op grond van artikel 351 Rv de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis ten aanzien van de veroordeling en de dwangsom schorst;
in de hoofdzaak: het bestreden vonnis te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, na vermeerdering van eis in hoger beroep:
- de vorderingen van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen;
- de vrouw te veroordelen tot afgifte van de gouden sieraden en muntstukken aan de man, een en ander binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, dan wel de waarde van de gouden sieraden en muntstukken ad € 18.700,- aan de man te betalen, een en ander binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, op last van een dwangsom van € 500,- voor elke dag met een maximum van € 50.000,-.
Kosten rechtens.
4.2
De vrouw verweert zich daartegen en vordert alle grieven en vorderingen van de man integraal af te wijzen. In het incidenteel hoger beroep vordert de vrouw, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met wijziging van eis, de man te veroordelen om aan de vrouw tegen behoorlijk bewijs van kwijting de waarde van haar gouden sieraden te voldoen, te weten € 10.970,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum indiening van de dagvaarding in eerste aanleg en berekend tot aan de dag der algehele voldoening. Zij vordert verder de man te veroordelen in de kosten van dit geding (het hof begrijpt:) hoger beroep.

5.Beoordeling in hoger beroep

Reconventionele vordering van de man voor het eerst in hoger beroep
5.1
De man was gedaagde in eerste aanleg. In eerste aanleg heeft hij niet bij zijn conclusie van antwoord een eis in reconventie ingesteld. Op grond van art 353 Rv kan hij dus nu in appel niet voor het eerst een eis in reconventie instellen.
Vermeerdering van eis in hoger beroep door de vrouw
5.2
Ter zitting heeft de vrouw haar incidenteel hoger beroep ingetrokken, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
Grieven 1 en 2 van de man.
5.3
In geschil is of de man de onder 2.4 van het bestreden vonnis genoemde sieraden in zijn bezit heeft, hetgeen hij in appel bestrijdt. De man stelt dat hij de sieraden niet kan afgeven nu hij niet het bezit heeft van de sieraden. In de toelichting op zijn grieven heeft de man onder meer gesteld: 1) de sieraden en munten zijn aan partijen geschonken, 2) de vrouw heeft na het feest een deel van de sieraden aan haar ouders meegegeven, 3) een paar dagen na het feest zijn partijen naar de Nederlandse kluis gegaan omdat de man een aantal gouden muntstukken in de kluis wilde bewaren, 4) na het verbreken van de relatie heeft de man op 16 juni 2023 de Nederlandse kluis bezocht en heeft toen twee persoonlijk gouden munten uit de kluis gehaald,
5.4
Door de vrouw is verweer gevoerd en wel in die zin dat zij stelt dat de man wel over de in 2.4. van het bestreden vonnis vermelde sieraden beschikt.
5.5
Het hof overweegt als volgt. Het hof kan niet vaststellen welke sieraden en munten exact zijn geschonken en aan wie. Voorts kan het hof niet vaststellen of, en zo ja welke sieraden de vrouw aan haar ouders heeft meegegeven en tot slot kan het hof niet vaststellen welke sieraden en munten partijen in de kluis hebben gelegd. Het hof kan daardoor niet vaststellen of de man sieraden in bezit heeft die aan de vrouw toekomen, zoals de vrouw stelt, en waarvan de vrouw in deze procedure revindicatie vordert. Gezien het voorgaande treffen de grieven van de man doel. Het overige behoeft verder geen bespreking.
Schorsingsverzoek
5.6
De man vordert schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis.
5.7
Nu het verzoek tot schorsing gelijktijdig met de hoofdzaak is behandeld en het hof daarop heden zal beslissen, is er geen belang bij een beslissing op de verzochte schorsing van de werking van het bestreden vonnis. De vordering van de man zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.8
Nu partijen ex-samenwoners zijn, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren. Het hof ziet, mede in de uitkomst van de procedure. geen aanleiding om de man te veroordelen in de kosten van de procedure. De vordering hiertoe zal dan ook worden afgewezen.

6.Beslissing

Het hof:
- verklaart de man niet-ontvankelijk voor zover hij in hoger beroep een eis reconventie heeft ingesteld;
- wijst de vordering van de man tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis af;
- vernietigt het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof is onderworpen, en opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van de vrouw in eerste aanleg af;
- verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar incidenteel appel;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij die eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. G.G.B. Boelens, mr. A.N. Labohm, en mr. B. Breederveld en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.