ECLI:NL:GHDHA:2025:1077

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
22-003768-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onthouden van benodigde verzorging van huisdier (hond) en verwerping van beroep op afwezigheid van alle schuld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het onthouden van de nodige verzorging aan haar hond op of omstreeks 28 maart 2023 te Delft. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot dezelfde straf, met verbeurdverklaring van de hond.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen. De verdediging stelde dat de verdachte dakloos was en niet in staat was om de zorg voor de hond te waarborgen, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van onmacht, aangezien anderen in de omgeving van de verdachte hadden aangeboden om voor de hond te zorgen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, en heeft de verbeurdverklaring van de hond gelast.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van dierenhouders voor het welzijn van hun dieren en de gevolgen van het niet naleven van de zorgplicht. Het hof heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003768-24
Parketnummer: 09-097905-24
Datum uitspraak: 20 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 25 oktober 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1982,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is omtrent het inbeslaggenomene, te weten een hond, beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 28 maart 2023, te Delft als houder van een of meer dieren, te weten een hond ([hond]) de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door:
- niet voldoende zorg te dragen voor het onderhouden van de vacht waardoor deze vol met vilten en/of klitten zat en/of
- niet voldoende zorg te dragen voor het onderhouden van het gebit waardoor meerdere tanden getrokken moesten worden en er paradontitis is ontstaan en/of
- [ hond] niet naar de dierenarts te brengen waardoor noodzakelijke medische zorg is onthouden zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal tot verbeurdverklaring van het inbeslaggenomene geconcludeerd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks28 maart 2023, te Delft als houder van een
of meerdier
en, te weten een hond
([hond])[hond]de nodige verzorging aan dat
/dezedier
(en)heeft onthouden, door:
- niet voldoende zorg te dragen voor het onderhouden van de vacht waardoor deze vol met vilten en/of klitten zat en
/of
- niet voldoende zorg te dragen voor het onderhouden van het gebit waardoor meerdere tanden getrokken moesten worden en er par
aodontitis is ontstaan en
/of
-
[hond][hond]niet naar de dierenarts te brengen waardoornoodzakelijke medische zorg
isteonthouden.
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte in de tenlastegelegde periode dakloos was en te weinig geld had voor een bezoek aan de dierenarts. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte verweten gedragingen derhalve niet voortkomen uit onwil, maar uit onmacht, waardoor de verdachte een geslaagd beroep op de buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld toekomt. De raadsman heeft hieraan de conclusie verbonden dat de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt dat voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld (AVAS) is vereist dat de verdachte de maximaal te vergen zorg heeft betracht.
Aannemelijk moet zijn geworden dat de verdachte niet anders kon of behoorde te handelen en dat bij de verdachte redelijkerwijze geen mogelijkheid heeft opengestaan het bewezenverklaarde te vermijden.
Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vast dat hiervan geen sprake is geweest reeds omdat anderen in de omgeving van de verdachte hebben aangeboden zorg te dragen voor de hond en de verdachte hiermee bekend was.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Er is overigens ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en bijkomende straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, op de bewezenverklaarde wijze, haar hond de nodige verzorging onthouden. Aldus heeft zij het belang geschonden dat de wet beoogt te beschermen, te weten het welzijn van dieren, in dit geval een hond, die geheel van haar zorg afhankelijk was. Het houden van dieren is niet vrijblijvend. Wie dieren houdt, draagt verantwoordelijkheid voor hun fysieke welzijn.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Daarnaast acht het hof het noodzakelijk de na te melden bijkomende straf op te leggen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Beslag
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven hond, volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, zal het hof, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal de verbeurdverklaring gelasten, nu het bewezen verklaarde met betrekking tot deze hond is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 hond
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga, als voorzitter en mrs. Chr.A. Baardman en M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 mei 2025.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.