In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het onthouden van de nodige verzorging aan haar hond op of omstreeks 28 maart 2023 te Delft. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot dezelfde straf, met verbeurdverklaring van de hond.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen. De verdediging stelde dat de verdachte dakloos was en niet in staat was om de zorg voor de hond te waarborgen, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van onmacht, aangezien anderen in de omgeving van de verdachte hadden aangeboden om voor de hond te zorgen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, en heeft de verbeurdverklaring van de hond gelast.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van dierenhouders voor het welzijn van hun dieren en de gevolgen van het niet naleven van de zorgplicht. Het hof heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat.