ECLI:NL:GHDHA:2025:1126

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
22-000959-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes en voor verkrachting. De feiten vonden plaats in Tilburg en 's-Gravenhage, waarbij de slachtoffers, beiden geboren in 2006, de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vier jaren opgelegd, evenals een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en een contactverbod met de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat hij volledig toerekeningsvatbaar was. De ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers werden zwaar meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om een hogere straf op te leggen afgewezen, maar heeft wel de maatregelen ter bescherming van de slachtoffers opgelegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000959-24
Parketnummer: 09-067246-23
Datum uitspraak: 21 mei 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 februari 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1993,
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Ook is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod met beide aangevers alsmede de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. Tot slot is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 26 april 2022 te Tilburg, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten
- het betasten van de vagina en/of het lichaam van die [slachtoffer 1],
- het duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1],
- het duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- duwen en/of brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
2. Hij in of omstreeks de periode van 27 april 2022 tot en met 31 mei 2022 te Tilburg, [slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
- inklimmen in de woning waar die [slachtoffer 1] zich bevond,
- bij de schouders beetpakken van die [slachtoffer 1] en/of(vervolgens) door de knieën laten gaan van die [slachtoffer 1],
- voorbij gaan aan verbale en non-verbale signalen van weerstand bij die [slachtoffer 1], en/of
- zeggen dat die [slachtoffer 1] op de grond moet gaan liggen heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten
- het duwen/brengen en/of(vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 27 april 2022 tot en met 31 mei 2022 te Tilburg, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006, die de leeftijd van twaalfjaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten
- het duwen/brengen en/of(vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
3.
Hij in of omstreeks de periode van 29 september 2022 tot en met 12 oktober 2022 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten
- het betasten van de vagina en/of het lichaam van die [slachtoffer 2],
- het in de vagina van die [slachtoffer 2] brengen van zijn, verdachtes, tong (beffen),
- het duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen en/of brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2];
4. Hij op of omstreeks 13 oktober 2022 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
- met die [slachtoffer 2] rijden naar een afgelegen bouwterrein,
- aan de onderbenen uit de auto trekken van die [slachtoffer 2],
- omdraaien en om haar middel beetpakken van die [slachtoffer 2],
- voorbij gaan aan non-verbale signalen van weestand bij die [slachtoffer 2],
- op de autobank duwen van die [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) naar beneden trekken van de broek van die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] te weten
- op/aan/in de vagina van die [slachtoffer 2] brengen van zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s),
- betasten van de borst van die [slachtoffer 2] en/of
- duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 13 oktober 2022 te ‘s-Gravenhage met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten het
- op/aan/in de vagina van die [slachtoffer 2] brengen van zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s),
- betasten van de borst van die [slachtoffer 2] en/of
- duwen en/of brengen en/of(vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest en dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd in de vorm van een contactverbod met beide aangeefsters. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal worden opgelegd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Ook komt het hof tot andere overwegingen en beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en past het de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten aan.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks26 april 2022 te Tilburg, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten
- het betasten van de vagina
en/of het lichaamvan die [slachtoffer 1],
- het duwen/brengen en
/of (vervolgens)heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1],
- het duwen/brengen en
/of (vervolgens)heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
/of
- duwen en/of brengen en
/of (vervolgens)heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2022 tot en met 31 mei 2022 te Tilburg, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten
- het duwen/brengen en
/of(vervolgens)heen en weer bewegen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
/of
- het duwen
en/
ofbrengen en
/ofheen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1];
3.
hij in
of omstreeksde periode van 29 september 2022 tot en met 12 oktober 2022
te ‘s-Gravenhage, althansin Nederland, met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten
- het betasten van de vagina en
/ofhet lichaam van die [slachtoffer 2],
- het in de vagina van die [slachtoffer 2] brengen van zijn, verdachtes, tong
(beffen),
- het duwen/brengen en
/of (vervolgens)heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] en
/of
- het duwen
en/
ofbrengen en
/of (vervolgens)heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2];
4.
hij op
of omstreeks13 oktober 2022 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 2] door geweld
of een andere feitelijkheiden
/of bedreiging met geweld ofeen andere feitelijkheid,
te weten het
- met die [slachtoffer 2] rijden naar een afgelegen bouwterrein,
- aan de onderbenen uit de auto trekken van die [slachtoffer 2],
- omdraaien en om haar middel beetpakken van die [slachtoffer 2],
- voorbij gaan aan non-verbale signalen van
weerstandbij die [slachtoffer 2],
- op de autobank duwen van die [slachtoffer 2] en/of
-
(vervolgens)naar beneden trekken van de broek van die [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten
- op/aan
/inde vagina van die [slachtoffer 2] brengen van zijn, verdachtes, hand
en/of vinger(s),
- betasten van de borst van die [slachtoffer 2] en
/of
-
duwen en/ofbrengen
en/of heen en weer bewegenvan zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2];
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde levert op:

telkens:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van straf en maatregelen
De straf
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes en verkrachting van een van deze meisjes. De verdachte heeft alleen aan de bevrediging van zijn eigen seksuele gevoelens gedacht en zich niets aangetrokken van de kwetsbare en ongelijkwaardige positie (gelet onder meer op het grote leeftijdsverschil) waarin de slachtoffers zich ten opzichte van hem bevonden. Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers.
Het is algemeen bekend dat door seksueel misbruik van minderjarigen de normale seksuele en persoonlijke ontwikkeling van de slachtoffers ernstig kan worden geschaad en dat zij daarvan nog lang psychische klachten kunnen ondervinden. Hoe ingrijpend de gevolgen voor de slachtoffers zijn geweest en hoe ingrijpend deze tot op de dag van vandaag nog zijn, blijkt uit de slachtofferverklaringen die namens hen ter terechtzitting in hoger beroep zijn voorgelezen door hun advocaten.
De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor het feit dat hij anders had moeten handelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages van 25 en 30 januari 2024. De deskundigen concluderen dat de verdachte zwakbegaafd is, maar dat geen sprake is van een psychische stoornis. Ook kan geen stoornis op het gebied van de beleving van seksualiteit worden vastgesteld. De verdachte wordt volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 9 februari 2024 en 17 september 2024.
Het hof stelt voorop dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof is - alles afwegende – met de rechtbank, maar anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel artikel 38z Wetboek van Strafrecht (Sr)
De aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheid dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, baren het hof zorgen. Het hof is van oordeel dat het ter bescherming van de veiligheid van personen niet verantwoord is de verdachte na detentie zonder enig toezicht terug te laten keren in de maatschappij. In dit kader neemt het hof met name in aanmerking dat in het rapporten van de reclassering naar voren komt dat de verdachte geen inzicht toont in de gevolgen voor de slachtoffers en niet intrinsiek gemotiveerd is voor een behandeling. Het hof zal daarom de — door de reclassering geadviseerde — gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de detentie van de verdachte plaatsvinden.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr is voldaan, nu de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, terwijl de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Maatregel artikel 38v Sr
Het hof acht het daarnaast aangewezen om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten gericht tegen de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v Sr, op te leggen voor de duur van vijf jaren.
Deze maatregel houdt in dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen of zoeken en zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij elke overtreding wordt gestraft met twee weken hechtenis, tot een maximum van zes maanden.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 139.019,40.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 65.021,59, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Materiële schade
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 25.204,37 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente over de materiële schade overweegt het hof het volgende.
Een benadeelde partij kan betaling van de wettelijke rente vorderen over het bedrag dat zij aan schade heeft geleden. In beginsel is de wettelijke rente op grond van artikel 6:83, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek zonder ingebrekestelling verschuldigd vanaf het moment waarop de schade die het gevolg is van de onrechtmatige daad van de verdachte, is ingetreden.
De benadeelde partij heeft in haar vordering de wettelijke rente gevorderd, maar heeft nagelaten te vermelden op welke data de verschillende schadekosten zijn ontstaan.
Ten aanzien van de kosten ten gevolge van de studievertraging en de kosten voor de opvoeding en verzorging van [zoon slachtoffer 1] geldt dat dit kosten zijn die gedurende de periode ná de datum van 31 mei 2022 per maand intreden en/of maandelijks oplopen en dat het totale bedrag pas is bereikt op de einddatum van de periode waarover de schade is geleden. Nu niet duidelijk is geworden wanneer de verschillende kosten zijn ingetreden, zal het hof bepalen dat het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schadevergoeding
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 45.204,37 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Kosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 en 4 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 115.141,00.
In hoger beroep is deze vordering gematigd tot een bedrag van € 15.141,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 en 4 primair bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 15.141,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Kosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 242 en 245 Sr, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de tenuitvoerlegging van de straf.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen of zoeken en zich dient te onthouden van contact met:
- [ [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum slachtoffer 1] 2006;
- [ [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum slachtoffer 2] 2006;
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 45.204,37 (vijfenveertigduizend tweehonderdvier euro en zevenendertig cent) bestaande uit € 25.204,37 (vijfentwintigduizend tweehonderdvier euro en zevenendertig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 45.204,37 (vijfenveertigduizend tweehonderdvier euro en zevenendertig cent) bestaande uit € 25.204,37 (vijfentwintigduizend tweehonderdvier euro en zevenendertig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 255 (tweehonderdvijfenvijftig) dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade toegewezen tot een bedrag van € 25.204,37 op 21 mei 2025.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade toegewezen tot een bedrag van € 20.000,- op 31 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 en 4 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 15.141,00 (vijftienduizend honderdeenenveertig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 3 en 4 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.141,00 (vijftienduizend honderdeenenveertig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 110 (honderdtien) dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 oktober 2022.
Dit arrest is gewezen door mr. V.M. de Winkel, als voorzitter, mr. H.A.G. Nijman en mr. C.H.M. Royakkers, leden, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2025.