ECLI:NL:GHDHA:2025:1195

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
200.340.102/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en de waarde van cryptovaluta in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep inzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw had in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de wijze van verdeling van de gemeenschap was vastgesteld. De vrouw verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en de verdeling opnieuw vast te stellen. De man had in incidenteel appel verzocht om de verzoeken van de vrouw af te wijzen en bepaalde bepalingen in de bestreden beschikking te vernietigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden op de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift tot echtscheiding op 3 januari 2023. De vrouw en man waren met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en zijn in 2017 feitelijk uit elkaar gegaan. Het hof heeft geoordeeld dat de cryptovaluta van de vrouw geen waarde vertegenwoordigde op de peildatum en dat er geen sprake was van opzettelijk verzwijgen van goederen door de vrouw. De vrouw heeft haar aandeel in de cryptovaluta niet verzwegen, en het hof heeft de bestreden beschikking in zoverre vernietigd.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het houden van katten niet kan worden aangemerkt als een fokkerij, maar als een hobby. De waarde van de fokkerij is daarom niet vastgesteld op € 15.000,-. Het hof heeft de verdeling van de activa van de eenmanszaak van de vrouw herzien en bepaald dat de vrouw de activa moet verkopen en de opbrengst moet delen met de man. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.340.102/01
zaaknummers rechtbank : C/10/650533 en C/10/655140
rekestnummers rechtbank: FA RK 23-58 en FA RK 23-2310
beschikking van de meervoudige kamer van 25 juni 2025
inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. B. Fresco te Rotterdam
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.P. Mandema te Maasdijk.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2023, uitgesproken onder voormelde zaak- en rekestnummers (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 20 maart 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De man heeft op 1 juli 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft op 16 augustus 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 15 mei 2024 een journaalbericht van 14 mei 2024 met bijlage;
- op 14 april 2025 een e-mail met bijlagen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn met elkaar gehuwd in [plaats] op [datum] in algehele gemeenschap van goederen.
3.3
Partijen zijn in 2017 feitelijk uit elkaar gegaan.
3.4
Op 3 januari 2023 is het inleidend verzoekschrift tot echtscheiding ingediend.
3.5
De echtscheidingsbeschikking (zijnde de bestreden beschikking) is op 16 februari 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de wijze van verdeling van de gemeenschap zoals weergegeven onder de rechtsoverwegingen 3.3.13 tot en met 3.3.22 gelast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behalve ten aanzien van de echtscheiding. De proceskosten zijn gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt en het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking voor zover in appel aan het oordeel van het hof onderworpen, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, waar nodig met aanvulling van gronden en waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen als omschreven onder randnummer 26 en productie 18 van haar beroepschrift, althans de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen op een wijze die het hof juist acht, kosten rechtens.
4.3
De man verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verzoeken van de vrouw af te wijzen;
II. de volgende bepaling in de bestreden beschikking te vernietigen:
“dat ten aanzien van de bankrekening, fokkerij en de BMW geen sprake is van verzwijgen, zoek maken of verborgen houden.”
en, opnieuw rechtdoende:
te bepalen dat het aandeel van de vrouw in de gemeenschappelijke goederen, meer specifiek
(i) de fokkerij, (ii) de BMW en (iii) de Rabobank rekening, aan de man worden verbeurd c.q.
de waarde van het te verrekenen vermogen geheel aan de man dient te worden vergoed, zulks op straffe van de sanctie die de wet stelt in artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
III. de volgende bepaling in de bestreden beschikking te vernietigen:
“Indien de vrouw daarin niet tijdig slaagt, wordt de woning tegen genoemde waarde aan de man toebedeeld, eveneens onder de verplichting binnen drie maanden na die datum de vrouw te doen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening. Indien ook de man daarin niet tijdig slaagt, moet de woning worden verkocht.”
en, opnieuw rechtdoende:
te bepalen dat de woning tegen een waarde van € 357.500,- aan de man wordt toegedeeld, onder de verplichting binnen een termijnverlenging van drie maanden de vrouw te doen laten
ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening;
IV. de volgende bepaling in de bestreden beschikking te vernietigen:
“Ook zijn partijen het erover eens dat het saldo per de peildatum € 25.270,45 bedroeg en de vrouw de helft van dit bedrag aan de man zal voldoen. Niet is gebleken van andere activa in de eenmanszaak. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de eenmanszaak goodwill omvat. Het betreft hier een kleine bed & breakfast met een beperkte omzet en winst. De rechtbank zal dus beslissen dat de activa van de eenmanszaak (de bankrekening) wordt toegedeeld aan de vrouw (oftewel: het saldo), waarbij de vrouw gehouden is de helft van dat bedrag aan de man te voldoen.”
en, opnieuw rechtdoende:
te bepalen dat de activa van de onderneming aan de vrouw worden toebedeeld, waarbij ingeval rekening wordt gehouden met goodwill de vrouw een bedrag van € 74.091,11 (met groeiverwachting), dan wel € 67.935,61 (zonder groeiverwachting) verschuldigd is aan de man en ingeval geen rekening wordt gehouden met goodwill de vrouw een bedrag van € 17.114,11 verschuldigd is aan de man;
V. te bepalen dat de gezamenlijke (inboedel)goederen dienen te worden verdeeld conform de
inboedellijst als productie 32.
4.4
De vrouw verzoekt het hof om bij beschikking, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alle verzoeken van de man af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Algemeen
5.1
Door de indiening van het inleidend verzoekschrift tot echtscheiding op 3 januari 2023 is de huwelijksgemeenschap per die datum ontbonden. Voor de omvang en de samenstelling van de huwelijksgemeenschap is deze datum bepalend.
Artikel 3:194 BW
5.2
De vrouw is van mening dat zij zich had mogen verweren tegen het verzoek van de man op grond van artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat hij na de mondelinge behandeling heeft ingediend. In grief 1 concludeert de vrouw dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten haar daartoe in de gelegenheid te stellen. Naar het oordeel van het hof faalt deze grief vanwege de herstelfunctie van het appel. In dit hoger beroep kan de vrouw zich in ieder geval alsnog uitdrukkelijk verweren op dit punt, hetgeen zij ook heeft gedaan.
Rabobankrekening, fokkerij en BMW
5.3
De man stelt zich op het standpunt dat hij de vrouw meerdere keren in de gelegenheid heeft gesteld om duidelijkheid te verschaffen welke bezittingen zij heeft, maar dat de vrouw opzettelijk de fokkerij, de Rabobankrekening en de BMW heeft verzwegen. De man verzoekt het hof in incidenteel appel om te bepalen dat het aandeel van de vrouw in deze verzwegen gemeenschappelijke goederen aan de man wordt verbeurd.
5.4
De vrouw stelt dat zij zelf op de zitting bij de rechtbank de fokkerij, BMW en crypto heeft genoemd. De fokkerij heeft de vrouw in de jaarrekening verantwoord. De auto heeft de vrouw na de peildatum verkocht en zij wist niet dat zij de waarde ervan in de verdeling diende te betrekken. De crypto bestond niet meer op de peildatum.
5.5
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van opzettelijk verzwijgen, zoek maken of verborgen houden door de vrouw van tot de gemeenschap behorende goederen, zodat zij haar aandeel daarin krachtens artikel 3:194 lid 2 BW aan de man zou verbeuren. Het bestaan van de Rabobankrekening van de vrouw was bij beide partijen bekend. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een fokkerij gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw. Het hof kwalificeert het houden van de paar katten als een hobby en niet als het uitoefenen van een onderneming, ondanks dat de katten in de jaarrekening zijn vermeld. Met betrekking tot de BMW is gebleken dat de vrouw niet bevoegd was om deze zonder toestemming van de man te verkopen, maar dat van verzwijgen van de auto geen sprake was. De man was immers op de hoogte van het feit dat de auto er was op de peildatum en had hier vragen over kunnen stellen. De opbrengst van de auto dient in de verdeling te worden betrokken. De grief van de man in incidenteel appel treft dan ook geen doel.
Crypto
5.6
In haar grieven 2 en 3 stelt de vrouw dat de crypto geen rekening was maar een trading die zij aanvankelijk niet heeft vermeld omdat zij haar inleg door fraude heeft zien verdampen en deze niet meer bestond ten tijde van de ontbinding van de gemeenschap. De vrouw heeft de crypto dan ook niet verzwegen en de rechtbank had dan ook niet mogen bepalen dat de vrouw haar aandeel in de crypto heeft verbeurd.
5.7
De man stelt dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de crypto geen waarde meer vertegenwoordigt. Dit zou eenvoudig kunnen via een bankafschrijving en een overzicht van haar “wallet”. Deze blijft bestaan ongeacht of het ingelegde geld is verdwenen of niet. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de vrouw haar aandeel in de crypto heeft verbeurd.
5.8
Het hof is van oordeel dat, mede bezien de toelichting van de vrouw ter zitting en de door haar in hoger beroep overgelegde stukken, niet gebleken is dat de crypto enige waarde vertegenwoordigde op de peildatum. Er was dan ook geen sprake van een in de verdeling te betrekken vermogenswaarde. Daar komt bij dat uit de verklaringen van de man ter zitting en uit de door de vrouw overgelegde bijlage 27 blijkt dat hij op de hoogte was van de crypto investering door de vrouw. Hij heeft verklaard deze investering juist niet te hebben gedaan omdat naar zijn mening sprake was van een pyramidespel en een en ander niet deugde. Nu gebleken is dat de man op de hoogte was van de crypto en dat deze op de peildatum geen waarde vertegenwoordigde, is de vrouw niet gehouden om € 1.300,- aan de man te voldoen. Grieven 2 en 3 van de vrouw slagen dan ook en het hof zal de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
Polissen van kapitaal- en overlijdensrisicoverzekeringen
5.9
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar grief 4 met betrekking tot de polissen ingetrokken, zodat deze niet meer aan het hof voorligt.
Volkstuinhuis
5.1
In grief 5 betwist de vrouw dat vast staat dat het volkstuinhuis is verkocht voor € 25.000,-zoals de rechtbank heeft overwogen. Volgens de vrouw is sprake van een schijnhandeling. Zo is er geen taxatie en hebben andere huizen op dit complex een veel hogere vraagprijs. Daarnaast, zo betoogt zij in grief 6, heeft de vrouw de lening van € 15.000,- wel degelijk betwist. De enkele schuldigverklaring van de man aan een onbekende persoon die werkzaamheden aan het object zou hebben verricht, is daartoe onvoldoende.
5.11
De man stelt dat de gemeente [plaats] het volkstuincomplex per 2033 gaat opheffen en dat het gedoogbeleid om er het hele jaar te kunnen verblijven, is ingetrokken. Dit maakt het volkstuincomplex [naam] onpopulair. Na negen maanden te koop te hebben gestaan, is het eindelijk verkocht voor € 25.000,-. De vrouw heeft de lening niet betwist, maar enkel geuit “twijfels te hebben over de lening”. De man heeft de lening onderbouwd met stukken en de vrouw is voor de helft ervan draagplichtig. De man biedt aan de lening verder te onderbouwen aan de hand van het horen van een getuige, te weten de schuldeiser, [schuldeiser]
5.12
Het hof is van oordeel dat de man ook in hoger beroep voldoende heeft aangetoond dat hij het volkstuinhuis heeft verkocht voor € 25.000,- en dat er een lening is van € 15.000,-. De vrouw heeft de verkoopprijs en de lening weliswaar betwist, maar heeft nagelaten deze betwisting te onderbouwen, terwijl de man de verkoop en de lening wel met stukken heeft onderbouwd, zodat haar grieven 5 en 6 falen en het hof de bestreden beschikking in zoverre zal bekrachtigen.
Mercedes
5.13
De vrouw stelt in grief 7 dat de Mercedes € 12.000,- waard is en niet € 7.600,- waar de rechtbank van is uitgegaan. Ten overvloede stelt de vrouw dat zij niets weet van een lening die zij zou hebben meegetekend. Zij vermoedt dat de man haar handtekening en/of gegevens heeft misbruikt.
5.14
De man stelt dat de auto schade heeft en getaxeerd is op een bedrag van € 7.600,-. Dat de vrouw de man ten onrechte beschuldigt van het misbruiken van haar handtekening is schrijnend. Partijen zijn samen een lening bij ABN AMRO aangegaan.
5.15
Het hof is van oordeel dat de man de waarde van de Mercedes voldoende heeft onderbouwd. De vrouw heeft ook geen andere taxatie in het geding gebracht die haar stelling ondersteunt. Het hof concludeert dan ook dat grief 7 van de vrouw faalt en het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
Fokkerij
5.16
In grief 8 stelt de vrouw verbaasd te zijn dat haar kleinschalige activiteiten om katten te fokken als “Fokkerij-bedrijf” worden geafficheerd. De vrouw heeft een kater en drie poezen die zij voor € 1.600,- heeft aangekocht. Hoe deze bijverdienste een waarde van € 15.000,- zou opleveren, is de vrouw volstrekt onhelder. De vrouw zal de jaarrekening 2023 nog in het geding brengen en hanteert voorlopig een waarde van € 1.600,-.
5.17
De man stelt dat het de advocaat van de vrouw is geweest die heeft gesteld dat sprake was van een fokkerij qua honden en katten. De vrouw zet de katten op Marktplaats te koop voor minimaal € 1.200,- en heeft zelf tegen de man gezegd de katten voor minimaal € 1.500,- per stuk te verkopen. De vrouw heeft de pups op haar website ( [website] ) inmiddels verwijderd. Bij gebrek aan wetenschap is de man van mening dat de rechtbank in redelijkheid heeft geoordeeld dat de waarde van de fokkerij € 15.000,- bedraagt.
5.18
Het hof overweegt als volgt. Zoals onder rechtsoverweging 5.5 overwogen, is naar het oordeel van het hof geen sprake van een fokkerij gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw. Het hebben van een kater en vier poezen waarvan er twee gesteriliseerd zijn, valt niet als zodanig te kwalificeren. De vrouw heeft verklaard de katten destijds voor € 400,- te hebben gekocht. De waarde van € 1.600,- heeft zij niet weersproken, zodat het hof van deze waarde zal uitgaan. Deze grief 8 van de vrouw treft dus doel en het hof zal de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en overeenkomstig het voorgaande bepalen.
De woning aan [adres]
5.19
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen voor wat betreft de woning te [adres] , zodat deze geen bespreking meer behoeft.
Eenmanszaak [eenmanszaak]
5.2
De man stelt in incidenteel appel dat er, in tegenstelling tot wat de rechtbank heeft overwogen, geen overeenstemming tussen partijen was over het saldo van de zakelijke bankrekening bij de Rabobank (eindigend op 426) van € 25.270,45. Het saldo bedroeg op de peildatum € 28.620,21. Ook is sprake van een viertal goederen, te weten een schuifpoort, caravan, 365cam beveiliging en een schaftwagen met een boekwaarde van in totaal € 5.994,-. Volgens de man kan de goodwill van de onderneming worden vastgesteld op € 113.954,- op basis van de Discounted Cash Flow methode. De vrouw heeft een goede naam opgebouwd met haar bed and breakfast.
5.21
De vrouw stelt dat de verdere exploitatie van de bed and breakfast is beëindigd, omdat het de vrouw niet is vergund deze te exploiteren op de locatie. Haar inkomen is inmiddels nihil.
5.22
Het hof overweegt als volgt. Onder een onderneming verstaat het hof de combinatie van kapitaal en arbeid gericht op het maken van winst. In het onderhavige geval was sprake van een eenmanszaak. Dit is geen goed en kan niet worden verdeeld. Een kenmerk van een eenmanszaak is dat er geen afgescheiden vermogen is. De activa vallen in de wettelijke gemeenschap van goederen en dienen te worden verdeeld en de passiva zijn verhaalbaar op de huwelijksgoederengemeenschap. Het hof beschikt over onvoldoende informatie over welke andere activa dan de bankrekening en de na de peildatum door de vrouw verkochte activa, te weten de schaftwagen en de sauna, tot het ondernemingsvermogen behoorde en de waarde daarvan op de peildatum. Weliswaar heeft de vrouw jaarstukken van haar eenmanszaak overgelegd, maar zonder nadere toelichting kan het hof niet beoordelen of deze stukken reëel zijn en kloppen. Gebleken is bovendien dat de vrouw de B&B heeft moeten staken, zodat er geen goodwill is. De onderneming is geliquideerd en de man woont in het huis. Wat betreft de zakelijke bankrekening van de vrouw heeft de man naar het oordeel van het hof in appel voldoende onderbouwd dat het saldo per de peildatum hoger is dan de rechtbank heeft vastgesteld en dat dit een bedrag van € 28.620,21 behelst. Voorts heeft de vrouw naar het oordeel van het hof voldoende met stukken onderbouwd (productie 33) dat na de peildatum activa van de eenmanszaak zijn verkocht voor een bedrag van € 1.200,-. Het hof is van oordeel dat er van kan worden uitgegaan dat de waarde van deze activa per peildatum op voornoemd verkoopbedrag kan worden gesteld en dat dit bedrag nog in de verdeling moet worden betrokken. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en overeenkomstig het voorgaande bepalen.
Conclusie
5.23
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, beslist het hof als volgt.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de wijze van verdeling in de bestreden beschikking voor zover daarbij in onderdeel 3.3.18 is bepaald dat de vrouw haar aandeel in de cryptorekening heeft verbeurd en daarom gehouden is om aan de man € 1.300,- te voldoen;
vernietigt de wijze van verdeling in de bestreden beschikking voor zover daarbij in onderdeel 3.3.21 is bepaald dat de waarde van de fokkerij € 15.000,- bedraagt en de vrouw de helft van dit bedrag aan de man moet voldoen;
vernietigt de wijze van verdeling van de bestreden beschikking voor zover daarbij in onderdeel 3.3.22 is bepaald dat de activa van de eenmanszaak (de bankrekening) wordt toegedeeld aan de vrouw (oftewel: het saldo), waarbij de vrouw gehouden is de helft van dat bedrag aan de man te voldoen;
gelast, in afwijking van hetgeen daarover is bepaald in de bestreden beschikking en voor zover aan het hof is voorgelegd, de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt:
aan de vrouw wordt toebedeeld de “fokkerij” (de 5 katten) onder de verplichting aan de man een bedrag van € 800,- te voldoen;
de vrouw zal haar (zakelijke) bankrekening bij de Rabobank met nummer eindigend op 426 voortzetten onder de verplichting de helft van het saldo per de peildatum van € 28.620,21 aan de man te voldoen;
aan de vrouw wordt toebedeeld de verkoopopbrengst van de activa van haar eenmanszaak, te weten de sauna en de schaftwagen, onder de verplichting aan de man een bedrag van € 600,- te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor het overige voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, A. Zonneveld en F.A.M. Schoenmaker, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en is op 25 juni 2025 door mr. A.A.F. Donders uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.