Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het hoger beroep
Verder heeft [appellant] ter zitting van het hof voldoende aannemelijk kunnen maken dat hij te goeder trouw is geweest bij de overdracht van zijn onderneming tegen een koopsom van € 5.300,- inclusief btw. Weliswaar sluit de omvang van die koopsom niet aan bij de in de aangifte inkomstenbelasting 2023 opgenomen waarde van de voorraden en de daarin vermelde hoogte van de vorderingen op derden, maar daarvoor heeft [appellant] een plausibele verklaring gegeven. Hij heeft inzichtelijk gemaakt dat op een groot gedeelte van de wijnvoorraad een retentierecht rustte dat ook is ingeroepen. Verder heeft hij aannemelijk gemaakt dat de omvang van de vorderingen opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting 2023 geen reëel beeld biedt van de waarde van de onderneming, aangezien een deel van de vorderingen is geïnd en gebruikt voor betaling van vaste lasten en een ander deel niet inbaar is omdat de schuldenaren failliet zijn gegaan als gevolg van de coronacrisis. Er zijn volgens [appellant] geen vorderingen van hem op derden overgegaan bij de overdracht van de onderneming. Dat dat wel het geval zou zijn blijkt ook niet uit de overgelegde stukken.
Ten slotte heeft [appellant] inzichtelijk gemaakt dat aan de overgedragen auto geen in de koopsom te verdisconteren waarde kan worden toegekend.
vernietigd.
3.De beslissing
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 april 2025;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] uit;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter uitvoering van de schuldsaneringsregeling.