ECLI:NL:GHDHA:2025:1291

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
22-001427-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake zware mishandeling met TBS en dwangverpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1957, had op 18 oktober 2022 in Gouda een ambulancechauffeur zwaar lichamelijk letsel toegebracht door kokend heet water over diens gezicht, schouder en rug te gooien. In eerste aanleg werd de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging, maar het hof heeft in hoger beroep de TBS met dwangverpleging opgelegd. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van psychologen en psychiaters van het Pieter Baan Centrum, die vaststelden dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische aandoening, namelijk schizofrenie, waardoor het bewezenverklaarde feit hem niet kan worden toegerekend. Het hof heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen als redenen aangevoerd voor de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De verdachte is niet in staat om zelf zorg te dragen voor zijn behandeling en heeft levenslang behandeling nodig. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001427-23
Parketnummer: 09-267363-22
Datum uitspraak: 9 juli 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1957,
[detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg heeft de rechtbank de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde niet strafbaar verklaard, hem ontslagen van alle rechtsvervolging en de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast, met bevel tot verpleging van overheidswege.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Gouda aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten tweedegraads brandwonden, heeft toegebracht door kokend heet water over zijn gezicht, schouder en/of rug, althans zijn lichaam, te gieten/gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 oktober 2022 te Gouda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen kokend heet water over zijn gezicht, schouder en/of rug, althans zijn lichaam, heeft gegoten en/of gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde niet strafbaar zal worden verklaard, dat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat het hof de terbeschikkingstelling van de verdachte zal gelasten, met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt. In het bijzonder niet met de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte, aangezien er in hoger beroep een Pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 24 maart 2025 is opgemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks18 oktober 2022 te Gouda
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten tweedegraads brandwonden, heeft toegebracht door kokend heet water over zijn gezicht, schouder en
/ofrug
, althans zijn lichaam,te gieten/gooien.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte en motivering van de op te leggen maatregel
De verdachte heeft een ambulancechauffeur zwaar lichamelijk letsel toegebracht, door kokend heet water over zijn gezicht, schouder en rug te gieten/gooien. Dat is een zeer ernstig feit dat onder meer veel pijn en blijvend letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het slachtoffer op indringende wijze naar voren gebracht dat hij nog altijd lijdt onder de lichamelijke en psychische gevolgen van het bewezenverklaarde en dat hij blijvend arbeidsongeschikt is geacht voor het werk dat hij 33 jaar met trots en met hart en ziel heeft gedaan.
Voor de beantwoording van de vraag of het bewezenverklaarde de verdachte in strafrechtelijke zin kan worden toegerekend – anders gezegd: of de verdachte strafbaar is ter zake van het bewezen verklaarde feit – en of een strafrechtelijke reactie en zo ja welke, passend en geboden is, heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van het over de verdachte recentelijk uitgebrachte Pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d. 24 maart 2025, opgemaakt en ondertekend door C.J. Kerssens, psychiater, en M. de Klerk, GZ-psycholoog.
Beschouwingen en advies Pro Justitia rapport
Dit rapport houdt - voor zover hier van belang - in dat
de verdachte, die aan het onderzoek heeft meegewerkt, bekend is met uitgebreide paranoïde-, bizarre- en betrekkingswanen, akoestische hallucinaties, formele denkstoornissen en desorganisatie. Vanuit met name paranoïde wanen dacht de verdachte langere tijd dat hij
werd dwarsgezeten, gepest en achtervolgd. Daarnaast dacht hij dat hij een opdracht had, een roeping, waarbij hij lichamelijke signalen kreeg. Soms hoorde hij ook een stem, die commentaar leverde op wat hij deed. Hij had ook bizarre ideeën, zoals dat hij bestuurd werd, signalen kreeg van planeten en dat men zijn schedel wilde lichten. Al met al maakt dit de verdachte zeer achterdochtig, met psychotische angsten voor hetgeen hem in zijn beleving
overkomt.
De levensloop van de verdachte beschouwend had hij in zijn leven meermaals een dergelijke episode met wanen en hallucinaties.
De verdachte heeft tegen de onderzoekers verteld, gelijk hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, dat hij dacht dat buurtbewoners het op hem hadden gemunt en dat ze hem kwamen halen en weg wilden hebben.
Tijdens zijn detentie na het begaan van het tenlastegelegde werd de verdachte verpleegd in PPC Vught, waar hij direct na plaatsing fors psychotisch en onvoorspelbaar was en gevaarlijk gedrag vertoonde. Hij was mutistisch en maakte onvoorspelbare bewegingen. Zo kon met hulp van gevangenispersoneel een escalatie worden voorkomen, nadat de verdachte vanuit het niets op onderzoekers af kwam. Dwangmedicatie moest worden ingezet. Zelfs na toediening van het potente antipsychoticum Clozapine bleef hij niet psychosevrij.
Tijdens de observatie in het PBC die heeft geleid tot het rapport van 24 maart 2025, gaf de verdachte nog steeds blijk van onnavolgbare gedachtegangen, paranoïde en hallucinaties. Zelfs tijdens huidig onderzoek bleek de psychose, ondanks potente medicatie, nog steeds niet in remissie.
Daarnaast zijn ook cognitieve beperkingen gevonden
die passend zijn bij schizofrenie, zoals een verminderde verwerkingssnelheid en werkgeheugen, verminderde executieve functies, zoals onder andere plannen en organiseren en verminderd ziekte-inzicht. Verdachtes functioneren in de afgelopen jaren is kenmerkend voor iemand die aan schizofrenie lijdt, welke aandoening is gediagnosticeerd bij de verdachte door de psychiater en de psycholoog.
De verdachte is in aanleg geen agressieve man, maar zijn
agressieve gedrag komt voort vanuit een psychotische ontregeling met veel achterdocht en psychotische angsten.
De chronisch psychotische stoornis schizofrenie was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, aldus de psychiater en de psycholoog.
De schizofrenie beïnvloedde het handelen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig.
Samengevat komen de psychiater en de psycholoog op grond van het strafdossier en de gesprekken met de verdachte tot het oordeel dat sprake is van een paranoïde-psychotische vertekening van de realiteit, met forse
oordeels- en kritiekstoornissen. Vanwege de allesoverheersende doorwerking van verdachtes ernstig psychotische ontregeling in zijn handelen, denken en voelen ten tijde van het tenlastegelegde, adviseren onderzoekers om hem het tenlastegelegde, indien bewezen, niet toe te rekenen.
Het klinisch oordeel van de psychiater en de psycholoog over de kans op herhaling is vooral gelegen in het al dan niet adequaat behandeld zijn van de psychose bij de verdachte. De verdachte kan vanuit zijn psychose komen tot impulsief en onvoorspelbaar agressief gedrag. De verdachte heeft, aldus de onderzoekers, vanuit zijn psychose met veel achterdocht de gedachte dat er gevaar van buitenaf dreigt, waartegen hij zich moet verdedigen.
Van belang hierbij is het ontbreken van ziektebesef en ziekte-inzicht bij de verdachte. De verdachte vindt
behandeling noch medicatie nodig en zou het liefst de behandeling staken.
De psychiater en de psycholoog verwachten dat zodra de verdachte niet meer gedwongen wordt zijn medicatie te gebruiken, hij het gebruik van de anti-psychotische medicatie zal staken en terugvalt in een ernstige psychotische ontregeling met veel achterdocht en angsten, waardoor hij het idee kan krijgen zich te moeten
verdedigen. Zelfs tijdens detentie is getwijfeld aan de medicatietrouw van de verdachte, aldus de onderzoekers.
Van belang is voorts dat het, ondanks de inzet van medicamenteuze dwang/drangbehandeling, nog steeds niet gelukt is om de verdachte volledig psychosevrij te krijgen.
Voorts achten de onderzoekers in dit verband van belang dat beschermende factoren nauwelijks aanwezig zijn.
De verdachte, die jarenlang een rondzwervend bestaan in verschillende landen heeft geleid, heeft niets opgebouwd in Nederland. Hij heeft geen woning, geen inkomen, geen
vrienden, geen relatie, geen zorgkader. Hij is niet in staat om zelf zaken te regelen en heeft eigenlijk hand-in-hand begeleiding nodig.
Op basis van het gehanteerde risicotaxatie-instrument
zien de onderzoekers van oordeel dat de klinische items 'gebrek aan inzicht', 'actieve psychose', 'impulsiviteit' en het 'niet reageren op behandeling' van negatieve invloed zijn op het recidiverisico. Op de risico-hanteringsitems scoort de verdachte ten tijde van de klinische observatie, in zorg met dwangmiddelen, matig. Echter, als de verdachte die zorg niet meer krijgt en zijn paranoïde psychoses meer vat krijgen op zijn denken, voelen en handelen, scoort hij hoog op deze factoren.
Als hij onbehandeld in de samenleving komt, wordt de verdachte - aldus de psychiater en de psycholoog - gevaarlijk onder invloed van de psychoses, waarbij hij ervan overtuigd is dat het gevaar van buitenaf op hem afkomt, waar hij zich al dan niet met geweld
tegen moet beschermen.
Met betrekking tot de aanbevelingen van gedragsdeskundige aard en de interventies die het recidivegevaar kunnen beperken en de juridische kaders waarbinnen deze zouden kunnen worden gerealiseerd, houdt het rapport het volgende in.
De verdachte is een ernstig zieke, oudere schizofrene man, die naar het zich laat aanzien levenslang behandeling behoeft. Zelfs nu hij onder drang/dwang geruime tijd wordt behandeld met anti-psychotische medicatie is hij nog steeds niet psychiatrisch gestabiliseerd.
De verdachte blijft psychotische symptomen houden en is ongrijpbaar en oninvoelbaar. Hij heeft geen ziekte-inzicht en is niet in staat zichzelf en zijn leven te organiseren.
De verdachte heeft op de korte, maar ook op de langere termijn een stevig en dwingend zorgkader nodig, om te zorgen dat hij zijn medicatie blijft nemen, waarvoor hij zelf niet gemotiveerd is. Zonder dit kan de verdachte zich niet handhaven en ligt verwaarlozing en terugval in een ernstig psychotisch beeld voor de hand.
Naar het oordeel van de rapporteurs heeft een
zorgmachtiging, zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep bepleit, een te beperkte duur, terwijl deze vooral is gericht op het stabiliseren van het actuele toestandsbeeld, met minder aandacht voor forensisch toezicht en controle op de langere duur.
Binnen een zorgmachtiging is de behandelprognose uiteindelijk te gering, aldus de onderzoekers. Ingeschat wordt dat de duur en intensiteit hiervan onvoldoende is om een duurzame verlaging van het recidiverisico te kunnen waarborgen.
Van belang is dat de anti-psychotische medicatie voorlopig onder drang/dwang wordt gegeven, in combinatie met een goed signaleringsplan, waarbij er een forensisch goed voorbereid team rondom de verdachte is, dat kan ingrijpen zodra de verdachte weer psychotisch dreigt te worden. Als de verdachte psychotisch ontregelt, is er sprake van een hoog gevaar voor ernstig geweld naar zijn omgeving, wat maakt dat forensische expertise en
alertheid voorlopig nodig is. Behandeling binnen een zorgmachtiging kan het voorgaande niet duurzaam bieden naar de mening van onderzoekers.
Binnen een voorwaardelijk kader - het hof begrijpt:
een terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals ook door de raadsman als behandelmogelijkheid is bepleit, is een dergelijk behandeltraject naar het deskundig oordeel van de psychiater en de psycholoog ontoereikend, omdat de verdachte niet in staat wordt geacht zich te kunnen houden aan voorwaarden, als gevolg van het bij hem ontbrekende ziekte-inzicht.
Op grond van deze beschouwingen zijn de psychiater en de psycholoog van oordeel dat er geen andere mogelijkheid bestaat dan de behandeling van de verdachte vorm te geven en te realiseren binnen een terbeschikkingstelling van de verdachte, met bevel tot verpleging van overheidswege.
Oordeel hof
Het hof neemt de beschouwingen en adviezen van de rapporteurs over en maakt deze tot de zijne. Op grond hiervan komt het hof tot het oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte niet kan worden toegerekend. De verdachte is derhalve niet strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voorts is het hof, met inachtneming van het over de verdachte uitgebrachte en hiervoor besproken Pro Justitia rapport en mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat bij de verdachte blijkens de over hem uitgebrachte rapportage, tijdens het begaan van het bewezenverklaarde - een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld - een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie bestond.
Het hof zal voorts bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die dwangverpleging eist.
De maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt door de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, langer duren dan vier jaar.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is het hof van oordeel dat in het Pro Justitia rapport gemotiveerd uiteengezet is dat een zorgmachtiging of een terbeschikkingstelling met voorwaarden als alternatief voor de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, mede gelet op de gevaarzetting in relatie tot de bij de verdachte geconstateerde ernstige problematiek, niet toereikend is en dat aldus met geen andere modaliteit dan met een terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege kan worden gereageerd.
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om het onderzoek bij tussenarrest te heropenen teneinde de reclassering opdracht te geven een maatregel-rapport uit te brengen omtrent de in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te stellen gedragsvoorwaarden, kan dan ook onbesproken blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38e en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart
de verdachte niet strafbaarter zake van het bewezenverklaarde en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden
beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit arrest is gewezen door mr. H.A.G. Nijman, voorzitter, mr. R. Brand en mr. A. de Lange, leden, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 juli 2025.
Mr. A. de Lange is buiten staat dit arrest te ondertekenen.