ECLI:NL:GHDHA:2025:1385

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
22-000061-25
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling levensgezel en verlenging proeftijd met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 december 2024. De verdachte, geboren in 1971, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. In eerste aanleg was hij vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel van twee jaar, met een contact- en gebiedsverbod. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de andere feiten. Het hof heeft de bewezenverklaring van de mishandeling bevestigd en de straf bepaald op drie maanden gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een behandelverplichting. De proeftijd is met een jaar verlengd, en de verdachte moet zich melden bij de reclassering. Het hof heeft ook de teruggave van een in beslag genomen mes gelast, omdat het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet. De uitspraak benadrukt de ernst van relationeel geweld en de noodzaak van behandeling en toezicht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000061-25
Parketnummers: 09-286366-24 en 22-001231-23 (TUL)
Datum uitspraak: 9 juli 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 december 2024 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1971,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgelegd voor de duur van twee jaren, inhoudende een contact- en een gebiedsverbod. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel bevolen en bepaald dat één week hechtenis zal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden.
Tevens heeft de rechtbank met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging de proeftijd verlengd met één jaar en de teruggave gelast van het onder de verdachte in beslag genomen voorwerp.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak ter zake de feiten 2 en 3. Ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 september 2024 te Leiden zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door
- aan de haren van die [slachtoffer] te trekken, en/of
- een of meerdere keren (met de vuist) tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan; - met zijn knie, althans zijn been op de borst van die [slachtoffer] te drukken/duwen, en/of
- de tepels van die [slachtoffer] vast te pakken en/of te draaien en/of hier (vervolgens) in te knijpen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een verplichting tot het meewerken aan middelencontrole. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat die bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks5 september 2024 te Leiden zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door
- aan de haren van die [slachtoffer] te trekken, en/of
-
een ofmeerdere keren (met de vuist) tegen het gezicht/hoofd
, althans het lichaamvan die [slachtoffer] te slaan; - met zijn knie, althans zijn been op de borst van die [slachtoffer] te drukken/duwen
, en/of
- de tepels van die [slachtoffer] vast te pakken en
/ofte draaien en
/ofhier
(vervolgens)in te knijpen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op bewezenverklaarde wijze zijn partner mishandeld, in haar eigen woning. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en het gevoel van geborgenheid dat zij in haar eigen woning moest kunnen hebben. Mishandeling is niet de manier om eventuele problemen of meningsverschillen binnen een relatie op te lossen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit, tegen hetzelfde slachtoffer. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer een dergelijk feit te plegen.
Gelet op met name het stafblad van de verdachte, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een gevangenisstraf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur – zoals ook door de rechtbank in eerste aanleg was opgelegd - een passende en geboden reactie vormt.
Maatregelen ex artikel 38v Sr
De reclassering heeft in haar rapport van 27 november 2024 geadviseerd om aan de verdachte zowel een gebieds- als een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. De rechtbank heeft deze verboden opgelegd in de vorm van maatregelen ex artikel 38v Sr voor de duur van twee jaren en deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte en het slachtoffer sinds een aantal maanden weer bij elkaar zijn. Het slachtoffer was ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig en heeft middels een brief, die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft voorgelezen, ervan blijk gegeven dat zij, net als de verdachte, wenst dat de maatregelen worden opgeheven. Gelet op deze omstandigheden ziet het hof onvoldoende aanleiding om vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen. Het hof zal dan ook het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid opheffen.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 maart 2024 onder rolnummer 22-001231-23 is de verdachte veroordeeld tot één maand gevangenisstraf, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de proeftijd met een periode van een jaar te verlengen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging komt mitsdien in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, aanleiding om een andere beslissing te nemen.
Het hof heeft daarbij met name gelet op het rapport van GGZ Reclassering Fivoor van 27 november 2024. De reclassering ziet meerdere criminogene factoren die het recidiverisico in algemene zin doen bepalen. Er is sprake van een langdurige problematische relatie waarbinnen eerder sprake is geweest van relationeel geweld. De relatie is meermaals verbroken en weer hersteld waardoor het risico op herhaling aanwezig blijft. De reclassering ziet aanwijzingen voor problemen op het gebied van zelfbeheersing binnen de relatie. De reclassering acht het daarom van belang dat de verdachte ambulante behandeling ondergaat die gericht is op agressiebeheersing en de aanpak van grensoverschrijdend gedrag. Verder blijkt dat de verdachte ten tijde van het plegen van het delict onder invloed van alcohol was en dat hij bij eerder relationeel geweld onder invloed was van alcohol en cocaïne. De reclassering acht het daarom van belang dat de verdachte meewerkt aan middelencontrole om het middelengebruik te beheersen. Voorts adviseert de reclassering een meldplicht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij zich in de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kan vinden en dat hij graag hulp zou willen ontvangen.
Het hof ziet in het voormelde aanleiding om de proeftijd met één jaar te verlengen, alsnog bijzondere voorwaarden te stellen en alsnog de opdracht te geven aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van die voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, op grond van artikel 6:6:19, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het in beslag genomen mes. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave, waarbij het hof mede in aanmerking heeft genomen dat het een keukenmes betreft waarvan het ongecontroleerde bezit niet in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 300 en 304 Sr, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Mes.
Heft op het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheidvan de bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 december 2024 opgelegde maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr.
Verlengt de proeftijd vermeld in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 maart 2024, rolnummer 22-001231-23, met een termijn van één jaar.
Stelt bij de in genoemd arrest (22-001231-23) opgelegde proeftijd alsnog de volgende bijzondere voorwaarden:
- De verdachte meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Perzikweg 1-7 te Leiden. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- De verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- De verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van
toezicht op de naleving van voormelde bijzondere
voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te
begeleiden.
Dit arrest is gewezen door mr. K. Versteeg, als voorzitter, en mr. J.P.L.M. Remmerswaal en mr. B.W. Mulder, leden, in bijzijn van de griffier mr. L.R.I.G. Ondracek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 juli 2025.