Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van[huurster] ,
wonend te [woonplaats] ,
[huurster] persoonlijk wordt ook huurster genoemd.
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 7 november 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2023;
- het arrest van dit hof van 5 december 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 januari 2024;
- de memorie van grieven van [appellant] ;
- de memorie van antwoord van de bewindvoerder van [huurster] , tevens incidenteel appel, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
"(…) VERKLARING TOT OVEREENSTEMMING WONING(…)[huurster] zal de woning aan de [adres 1] 28 april 2022 verlaten, zodat [appellant] de woning kan doen renoveren. [huurster] zal tijdelijk hij derden verblijven.Beide partijen zijn tot de overeenstemming gekomen dat [appellant] zo spoedig mogelijk, uiterlijk 30 juli 2022 een gelijkwaardige woning aan de [adres 2] , met een tuin, of een andere door [huurster] geaccepteerde woning, verhuurt aan [huurster] , onder de voorwaarde dat de woning aan de [adres 1] geheel ontruimd en leeg opgeleverd zal worden per 28 april 2022.Partijen hebben afgesproken dat de woning aan de [adres 2] of een ander door [huurster] geaccepteerd adres, aan de volgende voorwaarden zal voldoen. Zelfstandige woonruimte met een slaapkamer aan de begane grond, met tuin voor het maximale bedrag van€ 750,-, exclusief kosten per maand.Partijen hebben afgesproken dat voor verhuiskosten, de tijdelijke bewoning van andere ruimte, en opslagkosten in totaal een vergoeding van € 5.000,- door [appellant] wordt vergoed aan [huurster] .[hof: Deze afspraak is [appellant] nagekomen en speelt in deze procedure verder geen rol.]
Indien dhr. [appellant] zijn afspraken niet nakomt om een andere gelijkwaardige woning vóór 30 Juli 2022 te leveren, is hij verplicht eenmalig een schadevergoeding van€ 5.000,- aan [huurster] te vergoeden naast € 750,- per verstreken week na 30 juli 2022, dat hij in gebreke blijft een gelijksoortige woning aan [huurster] aan te bieden, uit te keren aan [huurster] .Partijen komen voorts overeen om de tussen hen geldende huurovereenkomst, welke van rechtswege is beëindigd per 28 april 2022, niet meer te verlengen (…)”
4.Procedure bij de rechtbank
€ 15.000,-:
€ 3.902,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2022;
1) veroordeelt [appellant] om binnen vier weken na dit vonnis aan huurster een woning ter beschikking te stellen die voldoet aan de vereisten zoals vermeld in de overeenkomst van 28 april 2022;
2) veroordeelt [appellant] om aan huurster een boete te betalen van € 200,- per week, te rekenen vanaf 31 juli 2022, dat hij in gebreke is aan huurster een woning ter beschikking te stellen die voldoet aan de vereisten zoals vermeld in de overeenkomst van 28 april 2022, met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari 2023 en, voor na deze datum vervallen boetes, vanaf de dag van opeisbaarheid van de boete tot de dag dat volledig is betaald;
3) veroordeelt [appellant] om aan huurster te betalen € 887,- als buitengerechtelijke incassokosten;
4) veroordeelt [appellant] in de proceskosten;
5) verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst al het andere af.
€ 5.000,- wordt afgewezen, (v) dat de overeengekomen boete van € 750,- per week ziet op de vertraging in de nakoming van de verbintenis (het beschikbaar stellen van een andere woning) en wel kan worden gevorderd naast nakoming, (vi) dat de overeengekomen boete echter buitensporig hoog is in verhouding tot de schade van huurster, zodat de kantonrechter deze zal matigen tot € 200,- per week.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
7.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2023;
- veroordeelt [appellant] om binnen vier weken na het vonnis van de kantonrechter van 25 augustus 2023 aan huurster een woning ter beschikking te stellen die voldoet aan de vereisten zoals vermeld in de overeenkomst van 28 april 2022;
- veroordeelt [appellant] om aan de bewindvoerder van [huurster] een boete te betalen van € 750,- per week, te rekenen vanaf 31 juli 2022 zolang hij in gebreke is om aan huurster een woning ter beschikking te stellen die voldoet aan de vereisten zoals vermeld in de overeenkomst van 28 april 2022, met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari 2023 en, voor na deze datum vervallen boetes, vanaf de dag van opeisbaarheid van de boete tot de dag dat volledig is betaald;
- verklaart voor recht dat [appellant] aan de bewindvoerder van [huurster] een (eenmalige) schadevergoeding verschuldigd is van € 5.000,- op grond van de overeenkomst van 28 april 2022;
- veroordeelt [appellant] om aan de bewindvoerder van [huurster] te betalen € 887,- als buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg, die aan de kant van de bewindvoerder van [huurster] tot 25 augustus 2023 worden vastgesteld op € 741,43 met de wettelijke rente hierover vanaf de vijftiende dag na 25 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de bewindvoerder van [huurster] in het principaal hoger beroep begroot op € 2.949,- en in het incidenteel hoger beroep begroot op € 607,-;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.