ECLI:NL:GHDHA:2025:1418

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
22-000243-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van faillissementsfraude met betrekking tot een boot, waarbij de verklaring van een overleden getuige niet kan worden gebruikt voor bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1962, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis wegens faillissementsfraude. De tenlastelegging betrof het onttrekken van een boot, merk Sunseeker Predator 63, aan de boedel van een failliete medeverdachte. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een voorwaardelijke taakstraf. Het hof oordeelde dat de verklaring van een overleden getuige, die cruciaal was voor het bewijs van de wetenschap van de verdachte over het faillissement, niet kon worden gebruikt. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had begaan. Het hof sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, zowel primair als subsidiair en meer subsidiair, en vernietigde het eerdere vonnis.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000243-21
Parketnummer: 10-996686-16
Datum uitspraak: 23 juli 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
adres: [woonadres], [[woonplaats] ([land]).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 10 april 2012 tot en met 30 juni 2016,
te Oosterbeek en/of Ede en/of Reeuwijk en/of Arnhem en/of Mandelieu-la-Napoule (Frankrijk) en/of San Remo (Italië) en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en), en/of met een of meer andere rechtspersonen, te weten [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of (een) ander(e) rechtsperso(o)n(en),
althans alleen,
in het vooruitzicht van en/of tijdens het faillissement van [medeverdachte 2], wiens faillissement bij vonnis van de rechtbank Arnhem dd. 28 juni 2012 is gevolgd/was uitgesproken, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van [medeverdachte 2],
een goed, te weten een boot, merk Sunseeker Predator 63, bouwjaar 1999 met registratienummer [registratienummer] aan de boedel van [medeverdachte 2], heeft onttrokken, althans een of meer betaling(en) (in natura) betreffende een of meer opeisbare of niet-opeisbare schuld(en) heeft aangenomen van genoemde [medeverdachte 2],
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat het faillissement van die rechtspersoon reeds was aangevraagd en/of ten gevolge van overleg met genoemde [medeverdachte 2];
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 10 april 2012 tot en met
3 oktober 2016,
te Oosterbeek en/of Ede en/of Reeuwijk en/of Arnhem en/of Mandelieu-la-Napoule (Frankrijk) en/of San Remo (Italië) en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië
een goed, te weten een boot, merk Sunseeker Predator 63, bouwjaar 1999 met registratienummer [registratienummer], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die boot wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 10 april 2012 tot en met
3 oktober 2016,
te Oosterbeek en/of Ede en/of Reeuwijk en/of Arnhem en/of Mandelieu-la-Napoule (Frankrijk) en/of San Remo (Italië) en/of (elders) in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië
a. a) van een voorwerpen, te weten een boot, merk Sunseeker Predator 63, bouwjaar 1999 met registratienummer [registratienummer],
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het genoemde voorwerp was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemd voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b) een voorwerp, te weten een boot, merk Sunseeker Predator 63, bouwjaar 1999 met registratienummer [registratienummer],
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van genoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof overweegt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het strafdossier als volgt.
Het hof stelt vast dat de op 19 april 2016 door mevrouw [[medeverdachte 1] ten overstaan van de FIOD afgelegde verklaring doorslaggevend is voor het bewijs van de wetenschap van de verdachte van het faillissement van [medeverdachte 2] of het vooruitzicht daarop, op het moment waarop de verdachte zich de boot heeft toegeëigend. De verdachte heeft ontkend hiervan wetenschap te hebben gehad. Andere voorhanden bewijsmiddelen leveren niet meer dan een indirect vermoeden op van financiële problemen van [medeverdachte 2], zodat het hof concludeert dat dit essentiële bestanddeel alleen kan worden bewezen met gebruikmaking van de genoemde verklaring van de getuige [medeverdachte 1]. De verdediging heeft reeds in eerste aanleg verzocht [medeverdachte 1] als getuige te kunnen horen, welk verzoek destijds is toegewezen door de rechtbank. Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 1], op dat moment ook zelf nog verdachte, zich op haar verschoningsrecht beroepen. In hoger beroep heeft de verdediging opnieuw verzocht om [medeverdachte 1] als getuige te kunnen horen, maar op dat moment bleek mevrouw [medeverdachte 1] inmiddels te zijn overleden. Hieruit volgt dat de verdediging niet in staat is geweest om haar verdedigingsrechten uit te oefenen ten aanzien van het horen van de getuige [medeverdachte 1].
Vervolgens dient het hof zich de vraag te stellen of deze schending van het ondervragingsrecht voldoende is gecompenseerd op andere wijze. De advocaat-generaal heeft hiertoe een aantal stukken in het geding gebracht, afkomstig uit het strafdossier en in het bijzonder uit het dossier van de rechter-commissaris inzake de verdachte [medeverdachte 1]. Het hof acht deze compensatie evenwel in dit geval onvoldoende, zodat de vraag of de verdediging anderszins voldoende is gecompenseerd negatief moet worden beantwoord.
Concluderend is het hof van oordeel dat er in dit verband geen mogelijkheid bestaat om de verklaring van [medeverdachte 1] van 19 april 2016 voor het bewijs te gebruiken, zonder in strijd te komen met het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, zijnde het recht op een eerlijk proces.
Hieruit volgt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 10 april 2012 tot en met
30 juni 2016 een boot heeft onttrokken aan het op
28 juni 2012 uitgesproken faillissement van [medeverdachte 2], terwijl de verdachte wist van dit faillissement. Derhalve is niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorts is het hof van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven, als voorzitter, mr. R. van der Hoeven en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, leden, in bijzijn van de griffier
mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juli 2025.