3.1De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis van 21 december 2022 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Daartegen is niet gegriefd. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. [appellant 2] en [appellante 3] zijn ieder houder van de helft van de aandelen in [appellante 1] . [appellant 2] is ook zelfstandig bevoegd bestuurder van [appellante 1] .
[bestuurder geïntimeerde] is aandeelhouder en bestuurder van [geïntimeerde] .
[appellante 1] en [geïntimeerde] houden zich beide bezig met de exploitatie/verhuur van onroerend goed. Zij waren zakenpartners.
[appellante 1] , [geïntimeerde] en een derde vennootschap, [betrokken vennootschap 1] hielden tot 2010 ieder een derde van de aandelen in [betrokken vennootschap 2] en in [betrokken vennootschap 3] . [betrokken vennootschap 2] heeft in 2010 van [spoorwegexploiteur 1] een portefeuille verworven met een groot aantal losse stukken grond om en langs het spoor. De portefeuille had vanwege onderhoudsverplichtingen een negatieve waarde, zodat [spoorwegexploiteur 1] naast de portefeuille ook een vergoeding van enkele miljoenen betaalde.
Daags voor de levering van de portefeuille van [spoorwegexploiteur 1] heeft [geïntimeerde] haar aandelen in [betrokken vennootschap 2] en [betrokken vennootschap 3] verkocht aan [appellante 1] en [betrokken vennootschap 1] . [bestuurder geïntimeerde] bleef wel – vanwege zijn bijzondere contacten met de [spoorwegexploiteur 1] -organisatie – middels een overeenkomst van opdracht/managementovereenkomst werkzaamheden verrichten voor [betrokken vennootschap 3] . De koopovereenkomst voorzag in een verplichting van [geïntimeerde] en [bestuurder geïntimeerde] om gedurende een zekere tijd bij alle voorgenomen transacties met o.a. [spoorwegexploiteur 1] , eerst [appellante 1] en [betrokken vennootschap 1] in de gelegenheid te stellen om die transactie te doen.
[geïntimeerde] en [appellante 1] hebben een overeenkomst van geldlening (hierna: de leningsovereenkomst) gesloten, die in een notariële akte van 13 oktober 2011 is vastgelegd. In de overeenkomst is onder meer bepaald dat [geïntimeerde] een bedrag van € 350.000,- te leen heeft gegeven aan [appellante 1] , tegen een rente te berekenen naar één-maands-Euribor vermeerderd met een opslag van 3,15% per jaar. Verder is bepaald dat bij niet tijdige (rente)betaling een boeterente verschuldigd is. De lening dient te worden terugbetaald op uiterlijk 13 oktober 2012, tenzij [geïntimeerde] instemt met een verzoek tot verlenging van maximaal 3 maanden. De akte is mede ondertekend door [appellant 2] en [appellante 3] in het kader van een persoonlijke borgstelling.
[appellante 1] is tekortgeschoten in de nakoming van overeengekomen rentebetalingen en ook bij de terugbetaling van de hoofdsom. In dat kader hebben partijen veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.
Bij e-mail van 5 juni 2012 berichtte [appellant 2] aan [bestuurder geïntimeerde] :
“(... ), ik weet het echt niet meer, alles duurt te lang veeel te lang. had eerder inkomsten verwacht van [spoorwegexploiteur 2] , overeenkomst met hen bijna 1 jaar geleden getekend en daar is tot nu toe niet veel uit voort gekomen.,(...) heb zelf al drie jaar geen inkomsten.
ik ben niet in staat om af te lossen, dit is geen keuze maar harde werkelijkheid..
Ik had niet verwacht dat het zover zou komen dat er ook tot nu toe niets zou lopen en er geen duidelijkheid is wanneer wel. Ben er elke dag mee bezig om nieuwe dingen te ondernemen en oude dingen vlot te trekken."
i. In een brief van 20 september 2012 schreef [geïntimeerde] aan [appellante 1] :
'"Bij deze wil ik je attent maken op het feit dat conform de akte van geldlening d.d. 13 oktober 2011 het geleende of niet- afgeloste deel daarvan met de eventueel daarover nog verschuldigde rente uiterlijk 13 oktober 2012 dient te worden terugbetaald.
Op dit moment bedraagt bovenvermelde schuld € 350.000.- exclusief eventueel vervallen rentetermijnen.
Hierbij verzoek ik je vriendelijk openstaand bedrag ad € 350.000,- uiterlijk 13 oktober 2012 te storten op rekeningnummer(... ). Indien aflossing niet uiterlijk 13 oktober 2012 geschiedt zal ik gebruik maken van de aan mij verstrekte zekerheidstelling en volmacht voortvloeiend uit de akte van geldlening d.d. 13 oktober 2011."
Bij e-mail van 28 september 2012 berichtte [appellante 3] aan [bestuurder geïntimeerde] :
“Bij deze willen wij je uitnodigen voor een gesprek bij ons op kantoor inzake de geldlening. Er waren destijds bepaalde vooruitzichten die tot op heden nog niet verwezenlijkt zijn.
(...)"
Nadat [bestuurder geïntimeerde] liet weten niet op de uitnodiging in te gaan omdat de voorwaarden voor de lening klip en klaar waren en dat voor hem daarom een onwerkbare situatie was ontstaan, zodat hij zijn werkzaamheden voor [betrokken vennootschap 3] per direct zou beëindigen, berichtte [appellante 3] dezelfde dag:
“(… ), ik schrik heel erg van je reactie (...) en begrijp het niet het is geen onwil maar niet kunnen. Dit omdat alles wat trager loopt dit is bij jou bekend. Het kan toch niet jou[w]
bedoeling zijn om ons kapot te maken.( ...)”
[bestuurder geïntimeerde] reageerde nog dezelfde dag:
“Dit heeft niets met mij te maken of jullie kapot maken ! Als het er om gaat heb je de laatste lening al onder valse voorwenselen gekregen want zowel [betrokkene 1] als ook de accountant bevestigen dat jullie het geïnvesteerde geld in [betrokken vennootschap 3] bv allang terug hebben. Ik ben voor jullie verplichtingen aangegaan en die ga ik nakomen, nogmaals ik heb de notaris destijds expl[i]
ciet laten
opnoemen dat het na een jaar terug moest komen ik heb vandaag nog geverifieerd of dat ook zo is doorgegeven en deze heeft dat bevestigd. Ondanks deze strikte voorwaarde ben je hiermee akkoord gegaan en nu moet het dus terug.(…)”
In een e-mail van 3 oktober 2012 berichtte [bestuurder geïntimeerde] aan [appellant 2] en [appellante 3] , voor zover van belang:
"Inmiddels heb je een aangetekende brief ontvangen over wat er met het openstaande saldo zal gaan gebeuren, indien jullie de schuld niet op de afgesproken datum aflossen en de bank niet bereid is om de lening termijn te herzien. dan wel een nieuwe lening voor het gelijke bedrag wil aangaan.
Wat ik nodig heb voor vrijdag is het volgende, welke zekerheden kun je verstrekken t.b.v. het nog openstaande saldo van K400.
(... )
Ook heb ik [appellant 2]gevraagd om met een bedrag te komen wat wel kan worden afgelost zodat ik dan i.i.g. iets heb, K50 is dan het minimale bedrag.
Als de bank al akkoord gaat zal ik voor het openstaande saldo dus harde zekerheden moeten hebben (…).”
[appellant 2] reageerde per e-mail van 4 oktober 2012 uur naar [bestuurder geïntimeerde] :
“Wij zijn de lening aangegaan om de periode, tot de verwachte zaken ( [spoorwegexploiteur 2] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] etc. ) doorgang vinden, te overbruggen.
Deze zaken duren langer, zoals je weet, dan verwacht en gehoopt maar we zijn er bijna !
De lopende zaken gener[er]
en nog geen genoeg opbrengsten, de opbouw hiervan kost veel tijd en geld, e.e.a. anders dan door mijn verwacht.
Al mijn tijd en geld heb ik in deze ondernem(…)ing gestopt.
Om toch aan onze verplichtingen te kunnen voldoen hebben we al onze woningen in verkoop staan en de boel gesaneerd, ook dit kost op dit moment veel tijd om e.e.a. te realiseren. De bank "roomt" op dit moment de opbrengsten af, zodat de overwaarde in de laatste woningen zit, waardoor e.e.a. nog langer duurt.
Ik verzoek je, om met de bank, de leningtermijn te willen herzien daar ik op dit moment geen mogelijkheid heb om de lening af te lossen.
Dit is geen onwil maar onmacht, je kan mij goed genoeg dat dit ook echt zo is.(…)”
Nog dezelfde dag reageerde [bestuurder geïntimeerde] naar [appellant 2] :
“Ik heb je mail gelezen maar kan er heel weinig mee, wat me steekt is dat je opnieuw zegt dat al je geld in deze onderneming zit, maar dat is pertinent onwaar.
Dit wordt zowel door [betrokkene 1] als ook door de boekhouder bevestigd aan wie ik het op jou verzoek heb nagevraagd. Jouw geld zit niet in [betrokken vennootschap 3]
of aan [betrokken vennootschap 3] gelieerde bv's, maar in [betrokkene 4] , [betrokkene 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 7] , etc ik hoef ze verder niet allemaal op te noemen.
Ik kan er niet mee leven dat je behoudens de toon zoals je die in onze gesprekken en mails gebruikt altijd maar gericht zijn op het feit dat je geld in [betrokken vennootschap 3] zit wat dus niet zo is. Inmiddels vind(…) ik het veel weg hebben van emotionele chantage en daar ga ik niet in mee.
Ik wil gewoon van jullie harde zekerheden pas dan kan ik iets beteken[en].
Dus hypothecaire Inschrijvingen op panden, verpanding van aandelen of enig ander onderpand.
Het spijt mij heel erg dat ik slachtoffer wordt gemaakt van jullie problemen. Problemen die dus totaal niet voortkomen uit [betrokken vennootschap 3] maar uit beslissingen die je privé hebt gemaakt en binnen andere bij jullie in bezit zijnde vennootschappen. (…)”
Op 5 oktober 2012 mailde [appellant 2] aan [bestuurder geïntimeerde] :
“Uiteraard wil ik mee werken aan het stellen van zekerheden;
De aandelen in [betrokken vennootschap 3] c.s. die ik en [appellante 3]hebben kunnen we aan je verpanden.Voor hypothecaire zekerheden heb je tegenwoordig de toestemming van de bank. nodig.
Voor enig ander onderpand graag overleg, daar dit van alles kan zijn, waarvan we samen wat en de mogelijkheden kunnen bespreken.”
Op 10 oktober 2012 schreef [appellant 2] aan [bestuurder geïntimeerde] :
”Jij weet ook dat dat de middelen uit de lopende zaken met de [spoorwegexploiteur 1] of [betrokkene 3] moeten komen.
Ik heb niets meer om te verkopen wat geld oplevert om de lening terug te betalen anders dan de zaken van [betrokken vennootschap 3] welke nu nog onvoldoende middelen genereren en dit langer duurt dan verwacht”.
[bestuurder geïntimeerde] reageerde in zijn e-mailbericht van 10 oktober 2012:
“(. .. ) Jouw verhaal blijkt ook op geen enkele manier uit de cijfers. (...)
De bank werkt nergens aan mee. Ik moet eur 161.000 terug storten aan de bank. Maandag heb ik een afspraak bij de notaris en vrijdag bij de deurwaarder. Ik heb geen zin meer in overleg met je. Je kunt voor maandag zekerheden aanleveren die voor mij acceptabel zijn en voor vrijdag of uiterlijk vrijdag iig het bedrag wat ik moet terug storten aan de bank. Ik ben er klaar mee."
Op 12 oktober 2012 schreef [appellant 2] aan [bestuurder geïntimeerde] , voor zover van belang:
'·Als ik de mogelijkheid had om de lening te betalen dan was dat allang gebeur[d]
, dat weet je."
Bij e-mail van 1 november 2012 berichtte [bestuurder geïntimeerde] aan [appellant 2] :
“ik heb van [betrokkene 8] opdracht gegeven om de lening te verlengen tot en met 31 maart 2013 met daarin opgenomen de door hem voorgestelde zekerheden. Ik kan je nu al zeggen dat ik de lening na deze datum met geen dag meer zal verlengen. (...)”
Verder zitten we met de kosten en de rente. Overeengekomen is dat er maandelijks 1 % boete rente zal worden berekend waarbij een halve maand als hele zal worden berekend. Dit beteken[t]
dat ik je een nota ga sturen voor de maand oktober en volgend tot de maand maart 2013 voor de afgesproken financieringskosten van Eur 1313.96 en daar bij dus de reeds overeengekomen l % boete rente ad Eur· 4000.- p/m.
De nota voor de maand oktober en november is reeds naar je verstuur[d]
. Ik hoop dat je hiermee geholpen bent en het mag duidelijk zijn dat ik mijn geld liever vandaag als morgen terug heb.”
[appellant 2] reageerde op 4 november 2012 als volgt:
"lk kan je NU niet betalen. dat kan ik als portefeuille II komt, wanneer dit is weten we allebei niet, maar volgens ons beide verwachtingen op korte termijn.
De gevraagde "boete” rente kan ik niet per maand betalen, dit geld heb ik gewoonweg niet. lk heb op het moment geen inkomsten.
De voorgestelde akte kan ik niet tekenen, dat is euthanasie.
Ik kan niet iets aangaan waarvan ik van tevoren weet dat ik het niet na kan komen, en we direct tegenover elkaar komen te staan. iets wat we beide niet moeten willen.
(...)
Gaarne een aangepaste akte waaraan ik redelijke wijs kan voldoen en kan nakomen.''
Bij notariële akte van 21 december 2012 (hierna: de pandakte) heeft [appellante 1] als zekerheid voor de voldoening van “de schuld (...) uit hoofde van de notariële akte van geldlening groot vier honderd duizend euro (...) met zekerheidstelling (...) verleden (...) op dertien oktober tweeduizend elf” ten behoeve van [geïntimeerde] een eerste pandrecht op haar aandelen in [betrokken vennootschap 2] gevestigd. De pandakte vermeldt verder, voor zover van belang:
"Voldoening Verzekerde Verplichtingen
Artikel 5.
1.
De Pandgever verplicht zich voor één en dertig januari tweeduizend veertien de Verzekerde Verplichtingen te voldoen. Indien hij vóór of op die datum alles geheel of gedeeltelijk aflost is hij over het afgeloste bedrag alleen de nog lopende of uitgestelde rente naast de hoofdsom verschuldigd doch nimmer boeterente over de voortijdige aflossing.
2.
De Pandgever zal zich inspannen om voor één april tweeduizend dertien een gedeelte( ...) (EUR 160.000,00) van de Verzekerde Verplichting te voldoen.”
[appellante 1] heeft ook na deze zekerheidsstelling niet afgelost op de lening van [geïntimeerde] .
Op 10 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam aan [geïntimeerde] verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op de aandelen van [appellant 2] en [appellante 3] in aan hen gelieerde vennootschappen.
Bij brief van 10 maart 2014 sommeerde [geïntimeerde] [appellante 1] tot betaling, uiterlijk op 24 maart 2014, van de openstaande vordering van € 415.661,15 per 31 januari 2014, vermeerderd met (boete) rente. [geïntimeerde] heeft daarbij aangezegd bij gebreke van tijdige betaling over te gaan tot executieverkoop van de aan haar verpande aandelen.
In een e-mail van 10 oktober 2014 berichtte [appellant 2] aan [bestuurder geïntimeerde] :
"Morge, het ziet er naar uit dat ze toch nog binnen 3 - 4 weken gaan afnemen.(...)
a. [bestuurder geïntimeerde] reageerde dezelfde dag als volgt:
“Oke afwachten maar, heb er over nagedacht en wil je een eenmalig voorstel doen omdat ik er vanaf wil!
Maar als je me voor eind van de maand f 210.000 betaal[t]
zal ik je voor het restant finale kwijting geven."
Op 20 oktober 2014 reageerde [appellant 2] :
“( ...) Ik heb geen € 210.000.-, hoe graag ik. het ook wil voor finale kwijting. ik ben zoals je weet afhankelijk van [spoorwegexploiteur 1] en [spoorwegexploiteur 2] , [spoorwegexploiteur 2] geeft aan dat alle lichten op groen staan ! verwachting binnen 10 tot 14 dagen.
Zoals eerder met je besproken kan ik je dan min. € 50.000,- betalen. dit daags na levering [spoorwegexploiteur 2] ."
Op 31 december 2014 hebben [geïntimeerde] en [appellante 1] bij notariële akte een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de vaststellingsovereenkomst), waarin, voor zover van belang, het volgende is bepaald:
"Artikel 1
Volledige terugbetaling geldlening; kwijting en decharge
I. I [geïntimeerde] en [appellante 1] stellen vast dat op zes november tweeduizend veertien de schuld van [appellante 1] aan [geïntimeerde] in totaal (inclusief openstaande rente) vierhonderd dertigduizend zevenhonderd drieënnegentig euro en vierendertig cent (€ 430.793,34) bedroeg.