ECLI:NL:GHDHA:2025:156

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
22-001214-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen van een scooter die met geld is gekocht dat van misdrijf afkomstig was

Op 7 februari 2025 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende schuldwitwassen. De verdachte, geboren in 1964, had een scooter aangenomen die met geld was gekocht dat afkomstig was van een misdrijf. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur voor het subsidiair tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2022 tot en met 14 april 2022 een scooter voorhanden heeft gehad, die door haar dochter was gekocht met geld dat was verkregen door middel van fraude. De verdachte had geweten dat haar dochter in een slechte financiële situatie verkeerde en had signalen genegeerd over de herkomst van het geld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen, omdat zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter afkomstig was uit een misdrijf.

De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was komen vast te staan dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezenverklaarde feit. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en het vonnis van de eerste aanleg vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001214-23
Parketnummer: 10-199019-22
Datum uitspraak: 7 februari 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 11 april 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
brp-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij is in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 14 april 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets/scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 14 april 2022, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een bromfiets/scooter, althans een voorwerp Sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of Sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in
of omstreeksde periode van 1 april 2022 tot en met 14 april 2022, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van)een
bromfiets/scooter
, althans een voorwerp Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of

Sub b

- heeft verworven,voorhanden heeft gehad
, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij
, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althansredelijkerwijs moest
(en)vermoeden, dat dat voorwerp
- onmiddellijk ofmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, aangezien zij niet wist, noch redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat de scooter uit enig misdrijf afkomstig was.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen komen de volgende, hier relevante, feiten en omstandigheden naar voren.
De verdachte heeft in de periode van 1 april 2022 tot en met 14 april 2022 een scooter voorhanden gehad. Naar zeggen van de verdachte had zij deze van haar dochter, [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]), cadeau gekregen.
Het hof gaat er onder meer op grond van de verklaring van [medeverdachte] en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep vanuit dat [medeverdachte] ten tijde van het strafbare feit verslaafd was aan heroïne en destijds 2 tot 3 gram heroïne per dag gebruikte a € 30,- per gram, een Wajong-uitkering kreeg, in de schuld-sanering zat en niet veel geld had, onder beschermings-bewind stond en geen eigen huis had, hetgeen de verdachte bekend was.
Deze [medeverdachte] is op 31 maart 2022 op bezoek geweest bij de toen 79-jarige aangever [slachtoffer] en heeft daar (onder meer) diens bankpas in handen gekregen. Op 31 maart 2022 en op 1 en 2 april 2022 zijn er met behulp van die bankpas diverse bedragen gepind, waaronder een bedrag van € 3.000,- euro bij de motorzaak “Baecke motoren” te Spijkenisse. [medeverdachte] heeft daar op 1 april 2022 eerdergenoemde scooter gekocht. De verdachte is diezelfde dag op uitnodiging van [medeverdachte] naar de scooterzaak gekomen en de scooter is vervolgens op haar, verdachtes, naam gezet.
De aangever heeft op 3 april 2022 zijn bankrekening laten blokkeren. Op 4 april 2022 heeft hij van een medewerker van de bank gehoord dat er ruim € 6.000,- van zijn bankrekening was afgehaald. Daarop is hij naar de woning van de verdachte gegaan en heeft haar gezegd op zoek te zijn naar verdachtes dochter omdat hij “spullen terug wilde en € 6.000,-” die [medeverdachte] van hem had. De verdachte heeft hem gezegd niet meer aan de deur te komen. De aangever heeft gezegd aangifte bij de politie te zullen doen.
De aangever heeft op 5 april 2022 aangifte gedaan bij de politie van fraude dan wel oplichting. Op 14 april 2022 is de scooter door de politie onder de verdachte in beslag genomen.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte minst genomen met ingang van 4 april 2022, toen de aangever bij haar aan de deur is geweest, redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld waarvan haar dochter de scooter voor haar had gekocht, uit enig misdrijf afkomstig was en de scooter daarmee - in middellijke zin - ook. Op dat moment immers had zij daags daarvoor een nieuwe scooter van [medeverdachte] cadeau gekregen, wetende in welke slechte financiële situatie haar verslaafde dochter verkeerde en is haar door een derde, aangever, meegedeeld dat haar dochter spullen en € 6.000,- van hem zou hebben en dat daarvan aangifte gedaan zou worden bij de politie.
Daarbij komt dat de verdachte wisselend heeft verklaard over waar zij dacht dat het geld van haar dochter voor de scooter vandaan kwam. Aanvankelijk heeft de verdachte verklaard dat haar dochter geld zou hebben gewonnen bij een illegale (Curaçaose) loterij en haar daardoor een scooter kon en wilde geven. De verdachte zou de scooter na deze enkele mededeling van haar dochter hebben aangenomen en geen nadere vragen hebben gesteld over deze loterij en de herkomst van het geld. Op 14 april 2022 daarentegen, toen de scooter door de politie in beslag werd genomen, heeft de verdachte aan de politie meegedeeld, aldus verbalisanten, dat zij “hard had gespaard voor het kopen van deze bromfiets en dat zij haar oude bromfiets ervoor had ingeruild”
.Ter terechtzitting in eerste aanleg zegt verdachte dat niet zij maar haar dochter hard had gespaard “met loten van de loterij” en ter zitting in hoger beroep verklaart de verdachte dat zij, toen de politie op 14 april 2022 langskwam, bedoelde dat zij hard heeft gespaard voor het aanschaffen van het slot, de koffer en de verzekering voor de scooter.
Deze wisselende verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld voor de scooter, dragen bij aan het oordeel van het hof dat de verdachte de signalen over een ‘foute’ herkomst daarvan heeft genegeerd, heeft willen negeren, en ondanks het redelijk vermoeden daarover, heeft ‘weggekeken’ omdat zijzelf goed een nieuwe scooter kon gebruiken.
Het hof concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van de scooter.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

schuldwitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Dit strafbare feit maakt het plegen van een misdrijf lucratief omdat daardoor de opbrengst van dat misdrijf wordt gelegaliseerd en dat houdt een afzetmarkt voor uit misdrijf verkregen voorwerpen in stand.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal, nu ruim 20 jaar geleden, onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit, niet zijnde een soortgelijk strafbare feit. De verdachte is na het ten laste gelegde feit ook niet opnieuw in aanraking gekomen met de politie, wat er op wijst dat de verdachte slechts een incidentele misstap heeft begaan.
Gelet op het vorenstaande is het hof - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich, blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.899,07. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door W.A.G.J.W. Ferenschild, als voorzitter, en mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. M.A.C.L.M. Bonn, leden, in bijzijn van de griffier V.V. de Lange.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2025.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.